GODS HEERLIJKHEID IN HET VLEES |
|||||||||
De verkondiging op de Eerste Zondag in de Advent |
|||||||||
Tekst:
Jesaja 40:5,6 |
preek
in de Evang.-Lutherse Gemeente Dordrecht op 2 december 2007 |
||||||||
Jesaja 40 : 5 De heerlijkheid van
de HEER zal zich openbaren, en al het levende [alle vlees] tezamen zal
dit zien,
- : 6 ‘Al het levende [alle vlees] is gras' Christus die de stad Jeruzalem binnenkomt, en de heerlijkheid van de HEER die zich openbaart - daar moet een samenhang zijn. Anders had de Kerk die twee Schriftlezingen niet bij elkaar gezet op de eerste zondag in de Advent. Wat de moeite waard is om op te merken: de toeschouwers. Ze heten bij Jesaja: ‘al het levende', of letterlijk en beter vertaald: ‘alle vlees'. ‘Alle vlees is gras', zo luidt het één vers verder. Alle vlees zal Gods heerlijkheid zien. Dat duidt zondermeer op een heel breed gezelschap: alle volkeren horen er bij! Bij Jezus' intocht in Jeruzalem zijn het de scharen die Hem zien maar zijn zij gelijk te stellen aan alle volkeren die Jesaja bedoelt? Jawel! Want het was bijna Paasfeest, en daarom krioelde Jeruzalem van de Joden uit allerlei volkeren. Zij stonden daar als het ware als vertegenwoordigers van heel de wereld, dus ook van ons. Zo mag u dat zien, u en ik doen ook helemaal mee. ‘Spreek naar het hart van Jeruzalem,' dat was de opdracht aan
Jesaja. Ook Jezus heeft troostwoorden van Godswege aan Jeruzalem.
Wij moeten bij dit gezegde niet denken aan een algemene waarheid. Zo van: het menselijk leven is vergankelijk, net als filosofen zeggen. Maar hier is meer aan de hand dan een algemene waarheid. Natuurlijk zijn wij mensen broos en zwak. Vooral de ouderen onder ons voelen hun krachten vervallen. Jesája zegt er iets bij: ‘Waarlijk gras is het volk'. Dit is niet zomaar de mens. Het is geen filosofische bui, waarin Jesaja zegt : ach, alle bestaan is gras. Hij spreekt over de geschiedenis van God en zijn volk. Het volk is gras en het is verdord, ‘want de wind van de HEER heeft er over geblazen'. Jesaja denkt aan de wind uit de woestijn. Dat is een hete, verzengende
wind, die talloze scherpe zandkorreltjes meevoert. Alle groene gewassen
worden genadeloos geteisterd. Het vocht wordt er als het ware uitgebrand.
Koren dat op de akker zo'n zandstorm heeft meegemaakt, heet brandkoren.
Schrieperig schraal koren, dat ruw in de groei is gestoord. Het is in deze tijd geen populaire gedachte: dat God zijn volk straft. Die verzoening hebben wij niet bewerkt door onze boete, of mogelijk gemaakt door nederig lijden. Het is de Heer zelf, die besluit dat het genoeg is. Hij hoort het zuchten van zijn volk, en besluit, weer opnieuw zijn volk met zich te verzoenen. De Heer kan het niet laten. Hij blijft verbondsgod, Hij verbreekt het verbond niet. Hier is de juiste tegenstelling: alle vlees is gras, gras is het volk, maar het Woord van onze God blijft staan, de wereldtijd lang. Dat is het Woord van Gods Verbond. De Heer vernieuwt zijn verbond zolang de wereld bestaat; heel de
wereldtijd door, zegt het Hebreeuws letterlijk. Dat is hetzelfde als
wanneer Gods eeuwigheid onze tijd indringt en doordringt. De Babylonische heidenen wéten niet wat ware menselijkheid
is: liefde, trouw en barmhartigheid. Zij gedragen zich alsof ze niet
kapot kunnen.
Wij zijn daarbij aanwezig, want: wij kunnen geen christen zijn buiten het Joodse volk om. Het grote belang van de geloofsvisie op God en mens is: Joden zijn reëel in hun visie op de mens. De mens is schepsel, kwetsbaar en vergankelijk. ‘Alle vlees is gras,' zo beamen zij het woord van de profeet Jesaja. Dit is zó belangrijk voor de relatie tot de Allerhoogste... Wij hoeven ons niet op te werken tot goddelijkheid, maar in onze vergankelijkheid mogen wij de HEERE-God verwachten. Hoe krijgen wij een goede kijk op ons schepsel-zijn en op onze bevrijding?
Dat krijgen we vanuit het Woord van God. Bevrijding is geen ontkenning
en opheffing van ons geschapen-zijn. Als zwakke mensen, vatbaar voor
het kwaad en onderworpen aan allerlei ellende, mogen we toch vrije
mensen zijn. Die troost geeft ons Gods Woord, en dat Woord blijft,
de wereldtijd lang. Nu in deze adventstijd horen we: de heerlijkheid
van de Heer zal worden geopenbaard. Ik heb van één van mijn hoogleraren Oude Testament
geleerd, dat het zien van de heerlijkheid van de Heer
zéér reëel genomen moet worden. De profeet Jesaja
gelóófde ook dat hij en zijn volk wérkelijk een
stralende onthulling van de majesteit van de Allerhoogste zouden te
zien krijgen. Hoe precies, dat weten we niet. Gods heerlijkheid, de Christus Jezus, Hij is de Heer over alle tijden en machten. Hoor het Mattheüsevangelie om te weten, hoe opmerkelijk het is dat de eerste christenen deze lage, onpretentieuze mens Jezus hebben beleden als de openbaring van de heerlijkeid Gods! Hoor hoe hij rijdt op een ezel dat is een dier waarachter je een vraagteken kan zetten: het is een beest dat uitgesproken koppig en dom is, maar ook goedig en nuttig. Het heeft niks verhevens, en juist op zo'n rijdier zit hij, die de openbaring van Gods heerlijkheid is...! Gemeente, wij aanbidden een God die zich niet heeft geschaamd een God te zijn van ons kwetsbare mensen. Zelf heeft Hij ons bestaan gedeeld, in de Christus Jezus, die zijn heerlijkheid is. Het feest van zijn komst in vlees en bloed bereiden wij nu voor, dat is Advent vieren. De stad van God, de heilige stad Jeruzalem mocht deze levensvorst
ontvangen. Dáár, in die stad, zou aan de dag komen dat
hij gras is, én openbaring van Gods heerlijkheid... Daarom
is Jeruzalem het hart van deze aarde. Want het heil moest érgens
beginnen, heel concreet-aards! |