ARMEN EN RIJKEN

Lukas 16:19-31

De verkondiging op de 1ste zondag na Trinitatis

     

Er is in onze samenleving een probleem dat onoplosbaar lijkt te zijn: de tegenstelling tussen armoede en rijkdom. Het wordt nog grotere zorg, wanneer deze tegenstelling zich als het ware verbreedt tot de verhouding armen en rijken. In dat geval staan ménsen tegenover elkaar. Het verhaal van Jezus hedenochtend gaat daarover.
U wist al dat Jezus dit vertelt om te voorkomen dat de tegenstelling definitief wordt. Vroeger heb ik u uitgelegd, dat het een verhaal is met een schrikeffect: de hoorders moeten uit schrik zich voornemen, het nooit zover te laten komen. Nooit zóver, dat er zich een onherstelbare breuk voordoet tussen twee mensen. Als illustratie gebruikt Jezus harde beelden:

 

De arme Lazarus na zijn dood in een soort gelukzaligheid, de rijke vrek na zijn dood in een plaats van vurige pijniging. Laat niemand zich afvragen hoe het precies zit met die twee plaatsen. Die zijn een onderdeel van het toenmalige wereldbeeld, dat wil zeggen, hoe de mensen zich een voorstelling maakten van de hemel, de aarde en het dodenrijk onder de aarde.
Ook Jezus heeft dit wereldbeeld. Hij maakt gebruik van die voorstelling om een waarschuwend verhaal te vertellen. Lazarus mag rusten in Abrahams schoot, de rijke vrek daarentegen komt terecht in de plaats van vurige pijniging. Tussen beide plaatsen in het hiernamaals is een onoverbrugbare kloof... de rijke vrek kan niets meer goedmaken, de arme Lazarus kan geen handreiking meer doen.

Dit neemt Jezus hoog op. Het raakt de kern van zijn boodschap, die gaat over liefde, vergeving en verzoening. Uit het verhaal is op te maken, dat hij zich niet wilde neerleggen bij een tegenstelling en een scheiding tussen twee volksgenoten.
Hierop moeten wij eens doorgaan – ik verzeker u dat dit ook ons godsidee raakt.
Heeft God de armoede en de rijkdom gewild? Is het onder zijn leiding dat sommige mensen altijd in de armoede zitten, en anderen rijk worden en blijven?

 

Lazarus
in Abrahams schoot

uit: Lexicon der Symbole,
Eugen Diederichs Verlag
 

De meeste kerkgangers roepen nu onmiddellijk: nee, natuurlijk niet.
Zou u werkelijk begrijpen, wat de consequenties van dat standpunt zijn... ik weet nog zo net niet of u het zou herhalen.
Het godsbeeld dat u huldigt is hier in het geding.
Zeer veel mensen, ook zij die het geloof hebben afgezworen, denken over God als over de grote beslisser en regelaar. Wie consequent is, moet dan ook aannemen dat alles wat gebeurt door God is gewild.
Een natuurramp bijvoorbeeld... te herleiden op Hem...
Armoede en rijkdom? Die zijn dan ook zijn wil...
Begrijpelijk dat u fronst en bedenkingen hebt bij deze stellingen die niet mis zijn!
Zegt u: nee, ik kan niet aanvaarden dat deze verschrikkelijke dingen van God afkomstig zijn? Mijn vraag is dan: wat komt wel van Hem en wat niet? Soms alleen wat ons aanstaat, is dát van Hem afkomstig?
Zo wordt Gods wil gevangen in onze eigen smaak.

Beter is het, armoede en rijkdom bij de menselijke verantwoordelijkheid te laten behoren. Ook bij rampen en hongersnoden – daar moeten we God niet bij halen. Vaak zijn wij mensen uiteindelijk de schuldigen van wat we heel neutraal ‘natuurverschijnselen' noemen.
Armoede en rijkdom worden nogal eens gezien als gevolg van het vrije spel der krachten, mondiale bewegingen, macro-economische tendensen... Dit is dan eigenlijk ook iets van de natuur.
Is God de grote regelaar? Dan is Hij een natuurgod.
Kunnen wij uit de natuur God kennen?

Een hardnekkig misverstand is het door elkaar halen van natuur en schepping.
‘Nee,' hoor je randkerkelijken wel eens zeggen, ‘Nee, ik ga niet naar de kerk. ‘s Zondags trek ik er op uit en dan geniet ik van Gods schepping ...'
O... de schepping hè? Maar ze bedoelen de natuur.
Ik ken een man, die kwam voor het eerst in de Alpen. Hij was diep onder de indruk van die prachtige bergen en sprak: ‘Nu weet ik dat er een God is !'
Een heel ander verhaal vertelt de wereldreiziger die in Azië op één bepaalde plek vreselijke droogten heeft meegemaakt, en verderop mensen zag verdrinken in een tomeloze watersnood.
Laten we ophouden met God te vinden in de natuur.

De natuur is dat wat je voor ogen hebt, daar heb je geen bijbel of kerk voor nodig. De schepping moet je door het geloof leren zien. Dat kost tijd en geestelijke inspanning. Het gaat om de komst van Gods koningsregering, en daaraan is wat wij natuur noemen, ondergeschikt. Een geloofsopgave is dat, dat wel... .
Onze Heere-God, die wij hebben leren kennen door het onderwijs van Mozes en de profeten, en zo ook van Jezus en zijn apostelen en evangelisten – onze Heere-God is geen God van de natuur.
Hij legt een weg af samen met zijn volk, samen met mensen. Die weg heeft het karakter van geschiedenis – en daarom kunnen wij beter de Heere-God noemen: de God van de geschiedenis.

Onze Heere-God heeft zich een volk uitverkoren en geroepen. Dat is een historische daad, een besluit in de geschiedenis!
Realiseren wij ons, dat in de vertelling van Jezus de rijke vrek en de arme Lazarus leden van het volk Israël zijn? Daarom is die verwijdering tussen hen zo erg. Hier wordt Gods geschiedenis met zijn volk gedwarsboomd.
Die geschiedenis is heilsgeschiedenis, en die is de belangrijkste, zoals we uit het Oude Testament opmaken.
Lutheranen doen niet veel met het Oude Testament, en dat is te begrijpen wanneer je de achtergronden van het lutheranisme kent. Maar we moeten vooral de strekking van het Oude Testament vasthouden, en die is: God heeft een volk uitverkoren om dat een voorbeeld te laten zijn in de wereld. Aan dat volk zou de wereld moeten kunnen zien, wat waarachtige godsdienst is. Tevens een voorbeeld van respectvol gedrag en onderling dienstbetoon.
Daarom mocht er geen tegenstelling en onverzoenlijkheid zijn tussen rijken en armen.

Jezus heeft op geen enkele manier de armen opgezet tegen de armen. Wel had Hij grote moeite met begeerte naar geld en goed. Maar, wie rijk was en daar niet prat op ging werd door Hem niet afgebroken. Het Evangelie-verhaal zegt van Jezus dat Hij was 'bij de rijken in zijn dood' en dat is naar aanleiding van zijn begrafenis in een prachtig graf, een spelonk zoals de rijken tot hun beschikking hadden. Ook had Hij een kostbaar onderkleed, geweven uit één stuk.

Hoe je met geld om moet gaan, daarover had Jezus een uitgesproken mening. Denk aan de tekst: 'Maakt u vrienden met behulp van de onrechtvaardige Mammon,
opdat, wanneer deze u ontvalt, men u opneme in de eeuwige tenten. Lucas 16:9'.
'De onrechtvaardige Mammon'! Ja inderdaad, daar horen we een ongunstige beoordeling van het geld.
'Onrechtvaardig?!'
Het geld lijkt neutraal te zijn, dus niet goed en niet kwaad. Zo is het niet, bedoelt Jezus, want geld is een vorm van macht, een zichtbare vorm. En de machten buiten God om zijn geworden tot afgoden die de mensen in de ban houden.
Wie met veel geld komt aanzetten, krijgt die afgodische macht bijna vanzelf. De mensen staan klaar voor zo iemand.
Het geld beïnvloedt hen die het krijgen. Het is toch niet zomaar, dat de miljardair Berlusconi die premier in Italië is, door het parlement boven de wet is gezet? Het land Italië met zijn dubieuze overheidsfinanciën kán niet meer buiten deze oppermachtige industrieel en mediamagnaat. Deze man kan door geen rechter meer worden aangepakt.
Allemaal vanwege het grote geld waar alles om draait.

Geld staat op gespannen voet met verzoening... .
'Wie het breed heeft laat het breed hangen' luidt het gezegde. De praktijk is doorgaans, dat deze levensstijl afstand schept tussen de bezitter en de arme. We zien het aan het verhaal van de rijke vrek en de arme Lazarus. De positieve strekking van het verhaal is dan ook, dat rijken en armen met elkaar verzoend moeten zijn.
Dat kan natuurlijk nooit, dat de scheiding tussen rijken en armen wordt opgeheven, zo schamperen sommigen.
Als u dat vindt, dan zult u daarvoor vast wel goede redenen hebben: uw kennis en maatschappelijke ervaring. Maar in de gemeente van Christus telt ook iets anders mee. Wij staan onder het Woord van God.

Abraham besluit de discussie met de rijke vrek als volgt: uw broers die u wilt laten waarschuwen, hebben Mozes en de profeten. Zij moeten daarnaar luisteren.

Hoe gaat het dan verder? Er wordt in maatschappelijk georiënteerde prediking dikwijls geroepen: rijken en armen moeten délen.
Maar! In de heilige Schriften staat meer over de armen dan enkel dat de rijken met hen moeten delen.
Dat weten we zó ook wel, daarvoor hoeven we niet naar de kerk. Wij komen voor het Evangelie — en dat zit in die naam Lazarus. Lazarus: God helpt.
God helpt – betekent dit, dat we het armoede-probleem maar aan God moeten overlaten? Natuurlijk niet, het is een belófte, dat God de helper der armen is, en, beloften worden vervuld niet buiten ons om.
Wij worden ingeschakeld. De Heere-God maakt altijd gebruik van mensen. Wij zijn instrumenten in Gods hand.
Dat kan alleen maar in een weg van verzoening. Dat is meer dan een moralistisch-sociale deelplicht.
De plicht tot delen kan armen en rijken nog meer tegen elkaar opzetten: dat is geen verzoening.

In de gemeente van Christus bereiken wij een Evangelische diepgang. Wij verkondigen verzoening tussen bezitters en bezitlozen. Wie slechts de verdéling van de rijkdom nastreeft moet zich beperken tot politieke actie. Dat is ook wel nodig, sommigen van ons kunnen daarin goed werk doen.
Zijn we in de gemeente van de Heer, dan bezinnen wij ons op de schriftuurlijke basis waarop wij ons diaconale werk doen. De overtuiging dat de uiteindelijke verzoening tussen rijken en armen in God verborgen ligt en eenmaal onthuld zal worden.

De Christus Jezus heeft zich altijd luisterend en ontvankelijk opgesteld jegens God. Hij verwachtte Gods Rijk. Hij predikte dat, tot en met zijn eigen dood.
Dat Rijk staat haaks op de natuur. Daarom zijn er beloften die met de prediking van dat Rijk meekomen.
Verkondigen wij dan ook Gods beloften voor armen en rijken. Door onze daden, door onze lofprijzing.
Gezang 21

TERUG NAAR DE INHOUDSOPGAVE