‘Het woord - dat zult gij laten
staan !' aldus een massieve uitspraak van Luther. Maar wat is dat Woord
van God?
Is het Woord van God de bijbel?
Het Woord van God de bijbel... Het lijkt serieus en een gelovige belijdenis.
Is dát wat Luther heeft bedoeld met zijn uitspraak: het Woord
dat zult gij laten staan - ?
Wij moeten dit volhouden tegen richtingen en sekten en nieuw opgerichte
groepen, maar ook tegen een complete godsdienst waarin een boek centraal
staat.
Met alle respect voor de belijders van de Islam:
De bijbel is de koran niet. Christenen zouden niet moeten geloven
in een boek. De bijbel is niet rechtstreeks gedicteerd...
Let op de manier waarop Luther omging met de bijbel, met de onderscheiden
boeken waaruit de bijbel bestaat. Denk aan zijn kritische lezen van
de Jakobus-brief. Nooit verviel hij als bijbelgeleerde in slaafse
onderhorigheid aan de letter. Maar zijn er bijbelletters die getuigen
van Christus en van zijn verzoenende arbeid, dan moeten wij die laten
staan.
Letters, woorden, er zijn er nog zoveel meer... Hoe gaan Nederlandse
lutheranen daar mee om?
Jaarlijks vragen wel een paar mensen aan mij: hoe denken de lutheranen
over euthanasie, en het vluchtelingenprobleem en de allochtonen, en
homoseksuelen die in de kerk een huwelijksviering willen, en ... ga
zo maar door...
Wat moet ik zeggen? Nederlandse lutheranen denken heel verschillend,
er is niet zoiets als partijdiscipline.
En de Bijbel dan?
Wij willen goede leerlingen van Luther zijn, en zijn daarom geen slaven
van de letter. Luther heeft gewaarschuwd voor een al te vlot naar
ons toehalen van allerlei bijbelteksten. Aardig is wat hij zegt in
een preek over Noach en zijn ark. Wanneer de Heere-God zegt: ‘Ga,
en bouw een ark,' dan gaat u toch niet een ark bouwen?
Nee natuurlijk niet, want deze opdracht is gericht aan Noach. Welnu,
zo moet u bij alle bijbelteksten uzelf zorgvuldig afvragen: is deze
tekst voor mij bedoeld?
Tot zover Luther. Het is een wijze en leerzame regel,
en we passen die vanochtend toe bij het luisteren naar de Evangelielezing
van deze zondag.
De inhoud is niet mis. Vooral de woorden over de vertroosting van
Lazarus en de pijniging van de rijke man vallen vooral op.
Zijn die woorden bedoeld voor u en voor mij?
Vele Nederlanders – en vooral zij die hier geboren en getogen
zijn – kennen de uitdrukking ‘hel en verdoemenis.' Zij
denken vooral aan preken bij begrafenissen. Dan wordt de gestorvene
niet alleen in de grond te ruste gelegd... Hij/zij wordt de grond
in getrapt.
De goede smaak is ver te zoeken, wanneer gesuggereerd wordt dat de
overledene reeds in de hel ligt te branden.
Er zijn er die zeggen dat Jezus hier onmogelijk achter gestaan zou
hebben. Maar dit brengt geen echte doordenking op gang. In de evangelieboeken
staat dat Jezus wel degelijk gesproken heeft over een plaats van pijniging;
een plaats van straf na dit leven, een plaats waar de pijnigende vlam
niet uitdooft en de worm niet sterft.
Vanochtend horen wij over de schoot van Abraham als plaats van vertroosting
en rust, en horen we over het dodenrijk, de plaats van de pijniging.
Wat moeten we daar toch mee, laten we dat eerlijk vragen. Hoe grote
rol speelt dit alles in ons geloven?
Mensen die hier eigenlijk wel wat bang voor zijn, wil ik geruststellen.
De schoot van Abraham, de plaats van pijniging, de hemel en de hel
— dit zijn geen begrippen die thuishoren in het hart van Joods
geloven en van christelijk geloven.
Deze begrippen zijn ontstáán, gegroeid in de loop der
tijd, net zoals de godsdienst in Israël en in andere oude oosterse
landen zich geleidelijk aan ontwikkeld hebben.
De oosterlingen kwamen geleidelijk tot de overtuiging, dat de plaats
waar de overledenen terecht kwamen, niet overal hetzelfde was. Dat
hiernamaals werd dodenrijk genoemd. Het was te onderscheiden in verschillende
afdelingen.
‘De schoot van Abraham' was die afdeling, waar Gods geliefde
rechtvaardigen moesten wachten. Zij hadden het daar rustig en goed,
maar moesten er wel wachten op de jongste dag. Dan zouden zij de definitieve
gelukzaligheid deelachtig worden.
Andere gestorvenen waren minder goed af. Sommigen kwamen terecht in
een mistroostige afdeling waar ook zij moesten wachten. Maar daar
hadden zij altijd pijn en bittere spijt. Want zij hadden op aarde
ongerechtigheid bedreven en moesten nu wachten op het definitieve
gericht.
Volgens Jezus' beschrijving konden degenen in de schoot van Abraham,
en degenen in de plaats der pijniging, elkaar zien en horen. Ze lagen
dus voor de toenmalige verbeelding niet eens zo ver uit elkaar.
Uit dit hele vertoog kunnen we één ding wel concluderen:
het zijn begrippen die thuishoren in een oude oosterse cultuur. Het
zou absurd zijn als ons geloof in Jezus Christus met zich mee bracht
dat we ook al die antieke oosterse ideeën moeten aanvaarden...
De kwestie of Jezus zelf over de plaats van pijniging heeft gesproken,
of dat dit door de schrijvers van de Evangeliën is neergezet,
is niet op te lossen.
We hebben deze woorden nu eenmaal; ze gaan terug tot halverwege de
eerste eeuw...
Lutheranen gaan met respect om met het geschreven woord. Maar...
wij bewijzen geen eer aan papier met letters er op. Anders gezegd:
wij geloven niet in een boek.
Het gaat ons hier om het Evangelie en niet om vreeswekkende informatie
over een plaats van pijniging en straf.
Iemand zal zeggen: ‘Ja ho eens even, u laat weg wat onplezierig
is en haalt enkel het fijne en het blijde naar voren.'
Dat dit niet zo is, moge blijken uit het handhaven van het schriftgedeelte
van deze zondag. Al staat het liturgisch voorgeschreven voor deze
Eerste zondag na Trinitatis, wij zijn er niet strikt aan gebonden.
Toch handhaven we het. Dit evangeliegedeelte hoort er bij.
Is dit dan de blijde boodschap... ?
Wat praten we over blijheid... ? ‘Evangelie' betekent niet
‘blijde boodschap' – dat is een slechte vertaling. ‘Goede
boodschap' betekent het, en daar horen ook minder blijde en aangename
dingen bij.
Gaat u maar na: als de prediking in de kerk alleen maar blij, prettig
en mooi is, dan verzandt de prediking uiteindelijk in nietszeggendheid.
Is de evangelielezing van vandaag een vertelling waarin de plaats
van pijniging voorkomt – ? Wel, dan nemen we dat serieus.
Hemel en hel, of preciezer volgens de vertelling: de schoot van Abraham
en het dodenrijk met de pijniging. Ze serieus nemen wil niet zeggen
dat wij ze zien als algemene informatie over plaatsen waar wij mogelijk
terecht komen. Ze hebben hun plaats en rol in dit Evangelie. Zo spreken
we er over.
De vraag is hier: hoeveel gezag hebben zulke bijbelteksten?
Met die vraag naar het Schriftgezag zijn we wezenlijk bezig met het
Lukasevangelie van deze zondag. Want daarin gaat het over het gezag
van het overgeleverde Schriftwoord.
De slotwoorden van Jezus luiden: de mensen hebben Mozes en de profeten,
laten ze naar hén luisteren. Luisteren naar de woorden die
door hen gezegd en geschreven zijn. Het belang daarvan is de verantwoordelijkheid
voor allen die werkelijk hulpeloos en arm zijn. Vraagt er nu iemand:
maar wat hebben hemel en hel daar dan mee te maken? Het antwoord is,
dat Jezus de mensen er op wijst, welke grote gevolgen hun leven heeft.
De beelden hemel en hel gebruikt Jezus niet om zijn toehoorders eens
flink de stuipen op het lijf te jagen. We mogen ze ook zeker niet
als algemene waarheden opvatten, waarheden die als zodanig los verkrijgbaar
zijn, los van dit verhaal.
Daarentegen moeten we ze laten staan in dit verhaal.
Twee mensen, waarschijnlijk dorpsgenoten, misschien dicht bij elkaar
opgegroeid. De ene heeft het helemaal gemaakt in zijn leven, de ander
is tot de bedelstaf vervallen en ook nog ernstig ziek geworden. Hoe
gaan die beide mensen met elkaar om?
Er kan, zo wil Jezus waarschuwen, er kan tussen die beiden een kloof
ontstaan, een kloof zó wijd, zó diep, dat er geen óverkomen
meer aan is. Om deze waarschuwing kracht bij te zetten, gebruikt Jezus
beeldende voorstellingen, de beelden hemel en hel.
Het is beslist niet zo, dat Jezus algemeen geldende informatie geeft
over plaatsen waar wij na dit leven zouden kunnen terecht komen.
Daar komt nog bij, dat u moet luisteren naar dit verhaal als naar
een profetie van een oud-testamentische profeet. De joodse profeten
hebben nooit gepretendeerd, de toekomst in voorspellingen vast te
leggen. Wat zij bedoelden met hun dreigende taal was: laat het zover
niet komen, bekeert u tijdig.
Jezus vertelt een verhaal dat helemaal opgebouwd is uit tijdgebonden
onderdelen; onderdelen die aan de toenmalige cultuur gebonden waren
en door de godsdienst van die tijd bepaald werden.
Eigenlijk zijn deze onderdelen bijzaken. Bijzaken heb je ook in de
godsdienst. Het komt er nu op aan, hoofdzaken van bijzaken te onderscheiden.
Wat is belangrijk: dat de arme Lazarus recht gedaan wordt, of dat
u en ik verzekerd zijn van een mooi plekje in de hemel? Jezus houdt
ons met beide benen op de grond: zijn vertelling eindigt met de vijf
broers van de rijke vrek, de vijf broers die hier en nu de gerechtigheid
zouden moeten doen.
Luister goed naar Jezus' woorden: slechts zelden spreekt hij over
een leven in de hemel of in de hel, maar zoveel te meer over het leven
hier en nu, het leven op deze aarde, ook in de wereldeeuw die komt.
Het vervolg van ons leven, na ons sterven, dat vervolg bij God of
niet bij God, blijft geheimenisvol, onopgehelderd. Is het daarom,
dat Luther van mening was, dat na onze dood wij naar lichaam én
ziel slapen in het graf?
Wij moeten maar ophouden, tot over onze dood heen gespitst zijn, waar
wij graag naar toe zouden willen gaan. Belangrijker is, dat wij onze
gaven en capaciteiten en verantwoordelijkheden in dit leven getrouw
ten nutte maken; ten nutte van hen die werkelijk arm en hulpeloos
zijn. Ieder van u heeft wel eigen mogelijkheden om iets te doen.
Zo zal de naam van de arme, de naam Lazarus, in vervulling gaan. ‘God
helpt', betekent die naam, maar die hulp zal niet buiten ons om gaan.
Echte bemoediging en troost ontvangen de armen van deze wereld van
andere mensen, en ervaren zo Gods hulp. Het is de hulp waarin Christus
deze andere mensen is voorgegaan, de hulp waarin het levende Woord
gezag heeft,
Zingen wij het lied bij de Epistel van deze zondag:
Gezang 108
TERUG
NAAR DE INHOUDSOPGAVE