Gemeente,
wij hebben al eens eerder geluisterd naar de verkondiging uit de gelijkenis
van het koninklijk bruiloftsmaal. We luisterden toen in het bijzonder
naar het slot: over de man zonder feestkleed. We hebben toen conclusies
getrokken uit de uitleg van dit slot van de gelijkenis.
Eerst dat die man zonder feestkleed niet iemand is die door God verworpen
is. Niet iemand die niet uitverkoren is. Want met uitverkoren bedoelt
de evangelist: select, de eerste keus. Waar het deze man aan schort,
is een gedrag en een uiterlijk die passen bij de vreugde van het feest.
Meer mogen wij niet uit het slot van deze gelijkenis halen.
Jezus wil als het ware een stukje verbijstering verwoorden, verbeelden:
nu zijn er voldoende feestgangers, en dan nóg zie je iemand die door
zijn gedrag aan het feest afbreuk doet.
U moet ook niet vragen gaan stellen in de orde van: hoe kwam het dan,
dat die man zonder feestelijke kleren daar zat? Of dat u zegt: 'Misschien
kon hij er wel niks aan doen... .' Zou Jezus dat ook niet gedacht hebben?
Wie weet, maar in dit staartje van de gelijkenis gaat het hem om het
feit dat zo'n man daar zomaar zit. Hoe kan die man daar met goed fatsoen
zitten....!
Vergeet niet dat hier oosterse verhaaltrant aan de orde is, oosterse
verhaaltrant met heel wat overdrijving. Jezus heeft dit opzettelijk
zo gepresenteerd, want hij wilde de praktijk illustreren. De praktijk,
dat mensen het zelfs voor feest, ja zelfs wanneer ze er zijn,
het dan nog laten afweten...
Helaas, zo gaat het, wanneer de Heer
nodigt tot de maaltijd van zijn Rijksregering.
iemand
zonder feestkleed...
|
|
Jezus waarschuwt ons en vraagt door dit gelijkenisslot: hebben jullie
geen gevoel voor vreugde?
Die vreugde moogt u niet versmaden. Ook niet als u vindt, dat u helemaal
geen reden hebt om blij te zijn. Dan nog krijgt u te maken met blijdschap
en feest: dat hóórt bij het evangelie, dat hóórt bij de Kerk!
Wordt die blijdschap u dan opgedrongen?
Zó negatief mag u het niet zien. Die blijdschap wordt verkondigd, dáár
gaat het om, dat ze verkondigd wordt. De Heere-God
laat u het heil verkondigen. Vervolgens roept Hij meteen op om blij te
zijn en vreugde te bedrijven.
Deze oproep tot vreugde is al zeer oud. Hoor waartoe de Torah oproept;
dat wil zeggen, de vijf boeken van Mozes, het belangrijkste deel van de
joodse bijbel. 'Vier uw vierdagen!' wordt nadrukkelijk aan het volk Israël
opgedragen. De Israelieten in het heilige land moesten de drie hoogfeesten
(Pasen, Pinksteren, Loofhuttenfeest) – deze drie hoogfeesten liefst zo
vaak mogelijk in de tempel vieren, in Jeruzalem.
Het evangelie laat ook duidelijk horen, waaróm er reden tot blijdschap
is. Want het is verkondiging van heil dat als zekerheid buiten mij mag
gelden. Als het afhangt van hoe ú de evangelieverkondiging ervaart, dan
staat alles op losse schroeven. Daarentegen hebben de apostelen en evangelisten
ons iets te zeggen dat objectief gepresenteerd wordt. Het is dát objectieve
dat vreugdevol is, en grote blijdschap inhoudt.
Grote blijdschap! Dat zeiden de engelen al in de velden van Bethlehem,
toen zij de geboorte van Jezus Christus aankondigden: "Zie, ik verkondig
u grote blijdschap!"
Dat objectieve horen we ook bij Paulus in zijn brief aan de christenen
te Rome: "Wij weten, dat Christus, eenmaal opgewekt uit de doden, niet
meer sterft, de dood heerst niet meer over Hem." Zo wordt het ons aangezegd:
niet de dood regeert, maar Christus! Hierop is de blijdschap gefundeerd
waartoe evangelisten en apostelen ons oproepen. Jezus zelf wilde niet,
dat in zijn nabijheid de discipelen verdrietig waren. We horen het Jezus
zelf zeggen: "Kunnen ook de bruiloftskinderen treuren, zolang de Bruidegom
bij hen is? Maar de dagen zullen komen, wanneer de Bruidegom van hen zal
weggenomen zijn, en dan zullen zij vasten."
Waar Jezus was, mocht er vreugde zijn, want Hij was in persoon de ontspannen,
vreugdevolle en humorvolle koningsmens, levend vanuit het toekomende Rijk
Gods, zo vol van de aanwezigheid van Gods Koningsregering, dat Hij volgens
één van de Evangeliën zeggen kon: het Koningschap Gods is temidden van
u.
Nog een woord van Jezus over lachen en spelen; hoor het Evangelie naar
de beschrijving van Lukas: De Heer
zeide: Bij wie zal Ik dan de mensen van dit geslacht vergelijken, en wien
zijn zij gelijk? Zij zijn gelijk aan de kinderen, die op de markt zitten,
en elkander toeroepen, en zeggen: Wij hebben u op de fluit gespeeld, en
gij hebt niet gedanst; wij hebben u klaagliederen gezongen, en gij hebt
niet geweend. Want Johannes de Doper is gekomen, noch brood etende, noch
wijn drinkende; en gij zegt: Hij heeft den duivel. De Zoon des mensen
is gekomen, etende en drinkende, en gij zegt: Ziet daar, een mens, een
vraatzuchtige en wijnzuiper, een vriend van tollenaren en zondaren. Maar
de wijsheid is gerechtvaardigd geworden van al haar kinderen. (Luk 7:31)
Die laatste woorden bedoelen: de ware wijsheid is gelegen in een leven
dat niet wordt gereguleerd door de dodelijke ernst van dit vergankelijke
leven, nee, de maatstaf is juist vreugde, ontspanning en spel, want die
allen zijn de voorboden van het Rijk Gods dat komt.
Het zijn de kinderen die Jezus ons ten voorbeeld houdt, kinderen in het
bijzonder die kunnen opgaan in hun spel. Want voor kinderen is het leven
nog een spel, tenminste als ze niet bij allerlei grote-mensen problemen
worden betrokken.
Waar is het spel van de grote mensen? Gelukkig kunnen we dicht bij huis
blijven: hier, in dit Godshuis en huis van de Gemeente. Het spel dat een
klassieke Eredienst toch ook is, met haar vormen en kleuren, haar bewegingen,
haar bijzondere taalgebruik. Vandaag is het liturgische spel compleet,
door het vieren van het H. Avondmaal. Het is geen maaltijd omwille van
ons lichaam dat honger heeft. Wij vieren dit Avondmaal enkel omdat de
Christus het ons opgedragen heeft.
Ook hier hebben we een feestmaaltijd waar niet onze stemming de doorslag
geeft of we al dan niet mee zullen doen. Onze stemming is hier het uitgangspunt
niet..., maar weet u wát dat is? U hoort het uit het slot van de gelijkenis
van hedenochtend: het uitgangspunt is Gods oproep om blij te zijn en te
staan in de vrijheid en de vreugde van het geloof. Zo verstaan wij – in
negatief opzicht – de ontsteltenis van de gastheer wanneer hij een bruiloftganger
zonder feestkleed ziet. Want deze gast kan het blijkbaar niet schelen
hoe hij daar zit. Een gewoon stel kleren heeft hij aan, waaruit niet blijkt
dat hij vol van vreugde op het feest aanwezig is.
Blijmoedigheid hoort bij onze Lutherse Kerk. Het is al bekend van Luther.
Juist van hem, en daarmee bedoel ik dit: u moet namelijk niet zeggen,
dat blijmoedigheid afhangt van het karakter. Bij Luther is dat helemaal
niet zo! Hij was een zwaarmoedig mens, had te lijden van aanvechtingen
en mismoedigheid. Toch is juist hij het die altijd heeft gezegd: ik geloof
en daarom ben ik blij! In tijden van twijfel en verdriet en wat heeft
Luther het moeilijk gehad met al dat nieuwe en onverwachte dat het Evangelische
geloof hem bracht, en wat een verdriet heeft hij gehad vanwege de dood
van zijn dochtertje en ook vanwege de haat en nijd van zijn tegenstanders
toch heeft hij in tijden van twijfel en verdriet nooit de blijdschap van
het geloof verloren. Sterker nog, hij kon door het zingen van een geloofslied
de duivel op de vlucht jagen. Een woord van Luther luidt: "De duivel houdt
niet van de vreugde des geloofs!" Luther kon blijmoedig en opgewekt zijn
in al zijn verdriet, vanwege vaste overtuiging dat de Heere-God
regeert en de macht in handen heeft.
Wij hebben in deze dagen het humorvolle en het spel van het komende Rijk
Gods hard nodig. Die genodigden in Jezus' gelijkenis waren veel te ernstig.
Want ze namen hun zaken en hun eigen bedoeninkjes zó verschrikkelijk serieus
en juist die ernst maakt hen ongeschikt om spontaan in te gaan op de uitnodiging.
De ernst en het gebrek aan humor zijn misschien symptomen van een onzekere
tijd waarin wij leven, economisch, sociaal, kerkelijk. Des te meer mogen
wij geïnspireerd worden door deze gelijkenis: Hier is Gods humor, de vanzelfsprekendheden
worden omgegooid, en er is plaats voor ongedwongen vreugde, helemaal nieuw
en ongedacht - ongekend... .
Dit is een zinnebeeld van de komende vreugdevolle eindtijd waarin alleen
Gods regering en Gods maatstaven tellen. Die maatstaven zijn nu al richtinggevend
voor ons christen-zijn. Aan het dragen van verantwoordelijkheid hoeft
u zich niet te vertillen! Krampachtigheid en streverij, prestatiezucht
en wedijver, mogen niet voorkomen. Immers, het uitgangspunt is Gods vreugde!
Vreugde omdat de vervulling niet in onze macht ligt, maar enkel in Gods
belofte. We zien en horen aan de Christus Jezus dat Hij volstrekt heeft
kunnen leven vanuit de vreugde van Gods komende Rijk. "Weest niet bezorgd.."
sprak hij. En wij maar druk zijn met onze zaken en ons huwelijk en wat
niet al. Maar dan komt Jezus in ons leven; hij is de goddelijke spelbreker:
hij doorbreekt alles wat wij belangrijk vinden. Zijn leven heeft de kwaliteit
van een kinderspel, een vrolijk gebeuren dat zich van tijdsduur of plaatsbeperking
niks aantrekt, maar gewoon écht is, gááf.
Wij geloven dat deze Christus lééft! Een dergelijk vreugde-scheppend en
bevrijdend leven kán immers door de dood niet worden ten onder gehouden.
En wat meer is, deze levende Heere
Christus is nog steeds bij ons, op de wijze van de Heilige Geest. Wij
gedenken en vieren dat in een spel dat wij Heilig Avondmaal noemen. Juist
dit spel is een instrument van Gods Geest, een voertuig via hetwelk de
levende Christus tot ons komt. De blijdschap die wij als Kerk mogen genieten,
is dat Christus tot ons komt. Hem in zijn verbondenheid met ons bezingen
we in ons lied: Gez. 428
TERUG
NAAR DE INHOUDSOPGAVE
|