DE INSPIRATIE UIT DE LITURGIE DER KERK

 

Overweging in de Cantatedienst op zondag 23 september 2001

Cantate 'Allein zu dir, Herr Jesu Christ' Johann Sebastian Bach

Wij zijn hier gekomen om mooie muziek te horen. Ook de koor- en orkestleden hebben bewust de voorbereiding daarvoor doorgezet. Realiseert u zich, dat één van de laatste repetities gehouden werd een dag na de aanslagen in New York en Washington. Het repeteren zal er niet gemakkelijker op geworden zijn... Of moet je het juist omdraaien en zeggen: door het blijven zingen en muziek maken gaat de verwerking van zo'n afgrijselijke ramp beter...?

Wij zijn niet binnen de muren van dit kerkgebouw om het wereldgebeuren buiten te houden. Het zingen en spelen van een cantate kan helpen om het wereldgebeuren op goede manier te verwerken.
Het kerklied is door de eeuwen heen een heilzame balsem om zielenwonden te verzachten. Bijvoorbeeld de klassieke uitvaartliturgie. Tot de dag van vandaag maken deze oude teksten en melodieën een grote indruk op de rouwende nabestaanden.
Vanavond is hier een koraalcantate uit 1724. Dat is een cantate gebaseerd op een kerklied, ofwel een koraal. Daaraan kunt u zien dat Bach het kerklied belangrijk vond.
'Allein zu dir, Herr Jesu Christ' is de eerste regel van dit kerklied van de zestiende eeuwse dichter Konrad Huber. U zult aan het begin van de cantate de eerste strofe van dit lied horen, en aan het slot van de cantate de laatste strofe.
In het openingskoor zingen de sopranen de koraalmelodie, de cantus firmus. Er komt daarin voor de zin: 'der mich aus Nöten helfen kann.' Dat woord 'nood' komt tot muzikaal leven door opvallende dissonanten. Daarna komt komt het zinnetje: 'Ich ruf dich an,' en dat wordt door alten en tenoren telkens weer herhaald. Zo wordt het roepen benadrukt.
Dit is één van de redenen waarom wij kerkliederen zingen. Zo kunnen wij roepen tot God, roepen tot Christus.

Het bijzondere vanavond is, dat dit roepen wordt ingekaderd in een Dienst vol prachtige muziek.
Ondanks dat voor velen van ons het verwerkingsproces van de aanslagen in New York en Washington nog gaande is - , wij ontkennen niet de blijheid van het christelijk geloof.
In de Torah (de eerste boeken van de Hebreeuwse bijbel) wordt her en der opgeroepen om blij te zijn en de feestdagen in acht te nemen. 'Vier uw vierdagen,' wordt Israël opgedragen, en er wordt geen rekening mee gehouden of er mensen in verdrietige omstandigheden verkeren. De eigen gevoelens zijn ondergeschikt aan het feestelijke gedenken. Ook vanavond mag deze Liturgieviering vol vreugde zijn!
We zijn hier in een katholieke omgeving, en daar heeft de lutherse Bach zich ook altijd op zijn plaats gevoeld.
Onderdeel van de katholiek-liturgische overtuiging is, dat de Liturgie een vreugdevolle zaak mag zijn, want: de Liturgie van de Kerk laat zich niet enkel op mensenwerk herleiden. Katholieke christenen, zowel de rooms-katholieke als de lutherse en anglicaanse en de russische- en andere oosters-orthodoxe christenen, zij allen geloven dat de gebeden en de liederen in de Kerk tot stand gekomen zijn dóór de Heilige Geest. Zo zijn ze van generatie op generatie tot ons gekomen.
Juist nu de kwetsbaarheid van onze moderne samenleving weer eens gebleken is, moeten wij ons in de Liturgie laten richten op de wereldeeuw die komt, de komst van Góds Rijk. In de Liturgie balanceren wij en willen wij in evenwicht zijn op de grens van deze wereldeeuw en de wereldeeuw die komt. Aan dat evenwicht staan ten dienste allerlei kerkelijke vormen, symbolen en voorwerpen. Niet in het minst de kerkmuziek!

Schoonheid en mooie dingen horen thuis in Kerk en Eredienst. Zij helpen ons, om eerst met beide benen op de grond te staan, maar ook om uit te zien naar de wereldeeuw die komt, de nieuwe hemel en de nieuwe aarde.
He
t is zo belangrijk, Gemeente, dat wij ons gevoel voor schoonheid, reinheid en puurheid bewaren. Dat kan in tijden van ontreddering ons door de crisis heen helpen.
Stel u voor, dat de inwoners van New York zouden zeggen: deze ramp is zo erg, nu hebben we geen vertrouwen meer dat het leven nog de moeite waard is... .
Dat zeggen mensen alleen wanneer zij géén besef van schoonheid en waarde hebben. Als er iets is waarvan zij kunnen genieten, iets wat hen opheft uit de misère van het bestaan, dán kunnen zij daaraan veerkracht ontlenen, energie én troost uit putten. Daarvoor hoef je eens zo gelovig-christelijk voor te zijn...
Wij hopen van harte dat de nabestaanden en meelevenden in New York en Washington kunnen zeggen: "Als er in dit leven nog zulke mooie dingen zijn, dan is ook mijn leven waard om geleefd te worden."

Voor wie het leven aankan, zal er altijd een afwisseling zijn van levensvragen die onoplosbaar zijn en van momenten van vreugde en levensvervulling. U hoort dat duidelijk in deze cantate.
Aan het eind van het tweede deel klinkt de zinsnede: 'Mich wiederum erfreuen'. Opnieuw blij zijn! Een arioso vol vreugde, dat is een aria-achtig stukje waarin de cello ons aan het dansen wil brengen. 'Opnieuw zich weer verheugen...', en dat terwijl de tekstdichter eerst had gezegd: 'In niets van dit leven kan ik enige troost vinden.'
Alle schoonheid en genot, al waar mensen naar streven, het zei hem allemaal niets. Hij keek aan tegen een lange serie van mislukkingen en misstappen, zijn zonden. Luister naar de alt, wanneer zij zingt: 'Hoe bange wankelden mijn schreden', en hoe cello en contrabas dit wankelen ten gehore brengen met steeds weer achtste noten. Maar die wankelingen worden gecorrigeerd! De tekstdichter vindt steun en vertrouwen in Christus.
Wat bréngt je dat dan? Dat brengt u en mij tot écht mens-zijn, en dat vinden we alleen in Christus.
Het is de kern van het christelijk geloof, dat God mens geworden is. Aan Christus kunnen wij dan zien wat dat is: mens-zijn.
Daarom kan tegen het einde van deze cantate een duet van tenor en bas kinken, met daarbij twee liefelijke hobo's. 'Gott, der du Liebe heißt' luidt de tekst.
Hier is de achtergrond van het roepen, de titel van deze cantate: 'Ich ruf zu dir, Herr Jesu Christus'. Die achtergrond is de liefde van God, die in Christus tot ons is gekomen.
Zo leren wij mens te worden, te worden wat wij van Godswege mogen zijn. Daarbij horen schoonheid en genot, alles waarin wij ons maar kunnen verlustigen. Geen doel in zichzelf, maar: zij helpen ons, vorm te geven aan een menswaardig leven.
Daar hoort ook het zingen en begeleiden van - en luisteren naar deze cantate bij... en dat alles gaat nu beginnen!

W. Baan

TERUG NAAR DE INHOUDSOPGAVE