De Kerk: tien maagden

 

De verkondiging op Eeuwigheidszondag

Tekst: Mattheus 25 : 1-13

preek in de Evang.-Lutherse Gemeente Dordrecht op 20 nov 2005


Gemeente van onze Heer Christus, in de verkondiging van afgelopen zondag lag veel nadruk op de Kerk. U hebt kunnen horen, hoe de eerste christengemeenten gesteld waren: onvermogend en in laag aanzien, soms vervolgd of in de gevangenis.
De Kerk, aangevochten van buiten af en van binnen uit. Toch is zij Gods oogappel, geliefd in zijn ogen. De wereldvolkeren zullen worden geoordeeld overeenkomstig de menslievendheid die zij aan de Kerk hebben bewezen. De Kerk – Jezus' minste broeders...
Een opsteker voor de Kerk, troost, bemoediging...

De indruk zou kunnen worden gewekt, dat het met de toekomst van de Gemeente van Christus wel goed zit. De boze buitenwereld wordt geoordeeld, de Kerk is Gods lieveling.
Nee, als correctie daarop vandaag een gelijkenis uit het Mattheüs-evangelie. De Kerk is in slaap gevallen, en de helft is niet op tijd gereed wanneer de Heer komt.
De wachtende Kerk wordt in de gelijkenis uitgebeeld met ‘tien maagden.' Tenminste, als we de klassieke vertalingen gebruiken. Moderne vertalingen geven:
‘tien meisjes.' Op het eerste gehoor een verbetering.
Maar in de uitleg kunnen we door die vertaling ‘meisjes' een eenzijdig beeld krijgen.
De bedoeling van de gelijkenis kan dan wel tot zijn recht, namelijk dat de Kerk waakzaam moet zijn, want niemand weet dag en uur van de komst van de Heer. Maar waarin de uitleg minder goed uitpakt, dat is de vergelijking van de Kerk met die meisjes.
Op een gegeven moment kunnen kerkgangers de vraag stellen: waarom wordt de Kerk met meisjes vergeleken?
Wat moet ik dan antwoorden? Dat het bij de beeldhelft van de gelijkenis hoort, en dus minder belangrijk is? Of, dat de Kerk een vrouwelijke gestalte is, en blijkbaar voor de helft niet al te slim is?
Ik hoorde van een collega (niet luthers, hoor!) die een rijmwoordje gebruikte: ‘Domme meiden zijn van alle tijden...'
Een paar vrouwen waren verontwaardigd over deze versmalling van de gelijkenis. ‘Domme meiden zijn van alle tijden,' dat is een veralgemenisering. Alsof het normaal is dat er onder meiden een percentage domme ganzen zijn. Voor zoiets te horen moeten we niet in de kerk zijn, dat is de prediking onwaardig.

Moeten we het dan vriendelijker aanpakken, met die vertaling ‘meisjes' ... ? Wat denkt u van een ander rijmwoord, dat vroeger op posters aan de muur van schoollokalen en arbeidsbureau's stond: ‘Een slimme meid is op haar toekomst voorbereid...'
Wat vindt u daarvan? Heel wat sympathieker, toch?
Alleen heb ik het zelfde bezwaar dat ik ook had tegen dat vorige rijmwoord: het is een algemeenheid.
Het doet de Kerk tekort.
We zijn er nog niet uit, of we met die nieuwe vertaling ‘meisjes' een beter begrip krijgen van de gelijkenis in het evangelie van deze zondag.
Er is nog een andere reden waarom hedendaagse vertalingen liever niet het woord ‘maagd' gebruiken.
Moderne bijbellezers hebben een eenzijdig idee bij dat woord ‘maagd.' Ze vatten dat op als een sexueel geladen begrip. Ditzelfde doen zij wanneer zij horen over de maagd Maria. Vandaar de uitdrukking: maagdelijke geboorte.
Het Griekse woord kunnen we veel ruimer nemen.
Een huwbaar meisje, dat is de basisbetekenis. Daarbij komt de notie van de reinheid en ongereptheid met het oog op de komende bruiloft. Zo'n meisje neemt zichzelf in acht, en geeft zich niet af met vreemde mannen. Vandaar dat het een schandaal was dat Maria zwanger raakte. Het huwelijk met Jozef moest nog bekrachtigd worden door de bruiloft.

In de gelijkenis op deze zondag is de Kerk eigenlijk in dubbel beeld aanwezig. De diepere laag is die van de bruid: in de bijbelsymboliek de Kerk die de bruid van Christus is. Over haar wordt helemaal niks verteld in deze gelijkenis... Hoeft ook niet, want hier is het perfect: de volmaakte, laatste, definitieve bruiloft, wanneer de Kerk verenigd zal zijn met haar Heer .

Het gaat Jezus om een waarschuwing, en die kan hij niet geven door de Kerk te beschrijven als een reine bruid die met haar bruidegom verenigd wordt. Hij kiest een ander beeld voor de Kerk.
Dát is dan die andere laag, die duidelijk besproken wordt, en dat is de Kerk die uitziet naar de komst van haar Heer. Dat is het beeld van die tien meisjes, die daarom best wel maagden mogen worden genoemd. Want wat zij nu gaan vieren, zullen zij hopelijk ook zelf mogen beleven.

Maar zij zullen rein moeten blijven, oplettend, opdat zij niet beschaamd hoeven te zijn. Want aan het einde van deze gelijkenis hoor je wat de schaamte van een maagd is: oneervol weggestuurd, te horen krijgen: ‘Jij hoort niet bij de bruidegom en de bruid.'
Wat is er gebeurd, dan.... ?! Met die vijf van de tien... ?
Eerst in de nacht zonder licht gezeten, in het duister.
Toen het tijd was om de bruidegom tegemoet te gaan, konden ze het niet, want ze hadden geen brandende lampen... Het is niet meer dan een beeld, maar één ding is duidelijk: zij waren niet in staat om bij de bruidegom en de bruid te horen, niet in staat om deel te nemen aan het bruiloftsfeest.
Later kwamen ze alsnog met olie in de lampen, maar het was al te laat.
Al dan niet olie in de lamp, dat was de maatstaf niet.
Maar dicht bij bruidegom en bruid, direct paraat zijn, zich in alles richten op hen, dat telt. Zo moet het, want wij weten niet dag of uur wanneer het bruiloftsfeest begint.
afb: G. Smulders
origineel op www.katholieknederland.nl

Dichtbij zijn, paraat zijn, alles in orde hebben, dat past bij een maagd die zichzelf rein en ongerept bewaart.
Het komt overeen met wat wij in Israëls profetische boeken lezen: de profeten spreken over het volk van God als een vrouw die voortdurend in de verleiding komt om weg te lopen, andere goden achterna.
Harde taal gebruiken zij. Het volk van God is een vrouw die overspel pleegt, een hoer is, haar eer te grabbel gooit. In dit scala van beelden hoort ook dat van de maagd, het huwbare meisje. Haar is een goede verbintenis in het vooruitzicht gesteld, de beide families zijn het eens. Maar zij voelt er niet voor. Hoor de uitdrukking: zij voelt er niet voor. Zij vindt haar maatstaven in haar eigen gevoelens. Zij volgt haar erotische smaak.
Wee de Kerk die allerlei godsdienstige gevoelens koestert, maar de God van Abraham, Izaak en Jakob niet meer liefheeft. De God van verbond, Hij is ook een huwelijkspartner die aan de Kerk vooraf gegeven is. ‘Hij heeft ons eerst liefgehad...' schrijft de apostel Johannes.
In onze beleving duurt het zo lang voordat de bruiloft tussen de Heere-God en zijn Kerk gevierd wordt. Wij worden het wachten moe en soms slapen wij in.
Hier is het een beeld van het verbond dat God sluit met zijn kerk en dat voorafgaat aan onze beleving van met Hem gehuwd te zijn.
Wij moeten in dat verbond blijven geloven, anders kunnen wij niet volharden. De dag of het uur dat de Heere-God zijn bruiloft vieren zal met zijn bruid, de Kerk – die dag of dat uur kennen wij niet.
Laten wij daarom rein en ongerept zijn, als maagden.
Dat niet in de eerste plaats in sexuele zin, al kan dat wel eens nodig zijn. Maar allereerst reinheid jegens deze huidige wereldeeuw. Zo zegt het de apostel Jakobus in zijn brief, dat bij ware godsdienst hoort, zich onbezoedeld van de wereld te bewaren.

In de Epistel van deze zondag zegt de apostel Petrus, dat wij in de verwachting van Gods openbaring wij ons moeten beijveren, onbevlekt en onberispelijk te blijken voor Hem in vrede.
Hoe gaat dat dan, hoe doen wij dat?
Recepten en handleidingen vinden we niet in de heilige Schrift en ook de Kerk moet terughoudend zijn met adviezen, aansporingen en opdrachten.
Toch is er een rode draad door alle bijbelboeken, een glasheldere eis: blijf bij uw Bevrijder ! Loop geen valse goden achterna, geen verraderlijke machten.
Weest rein van alle machtsbegeerte en zelfverheffing.

Dit is het maagdelijke leven, de waakzaamheid én de verwachting van de komende Heer. Hij die het zwakke en verachte zal oprichten en eren, Hij, de Heer boven alle tijden en machten.
Zingen wij daarvan, een lied van verwachting en voleinding: gezang 300

TERUG NAAR DE INHOUDSOPGAVE