'EER ABRAHAM WAS, BEN IK'

 

De verkondiging op zondag Judica

Joh. 8:58

preek in de Evang.-Lutherse Gemeente Dordrecht op 17 maart 2002

Gemeente, het Johannes-evangelie heeft wel de meeste populariteit onder de lezers van de vier Evangeliën. Je kunt het sfeerverschil tussen de drie, Mattheüs, Markus, Lukas aan de ene kant, en het Johannes-evangelie aan de andere kant. Gevoeliger en warmer, zo beoordelen de liefhebbers het Johannes-evangelie.

Maar is dat Johannes-evangelie echt wel zo inniger, mystieker, warmer? Weet u wat ik denk: de lezers halen er uit wat hun aanspreekt. Iedereen moet dat zelf weten, natuurlijk. Toch vind ik dat er ook eens eerlijk gezegd moet worden, dat het Johannes-evangelie niet overal even innig-menselijk is.
Op twee momenten wil ik wijzen, en dan gaan we vanochtend door op het tweede.
Het eerste is, dat Jezus vaak niet écht luistert naar zijn gesprekspartners. Na wat inleidende woordschermutselingen steekt hij een redevoering af die schier eindeloos is. Maar wat opmerkelijker is: dat hele verhaal gaat soms voorbij aan de bedoelingen van de gesprekspartner.
Dan heb je ook de inhoud van Jezus lange redevoeringen. We gaan hiérop door, en wel over de erg leerstellige boodschap. Velen lezen daar over heen, maar die is er zéker. Vandaag hebben we die merkwaardige slotwoorden van de Christus gehoord:

'Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: eer Abraham geboren werd, Ik ben'.

Zo klinkt het in letterlijke vertaling. Een wonderlijke uitspraak van Christus. Alleen al het naast elkaar zetten van verleden tijd en tegenwoordige tijd:

Eer Abraham geboren werd, ik ben.

Achter die uitdrukking 'ik ben' zit de zelfaanduiding van de Heere-God van Israël, zoals die dikwijls in de heilige Schriften van dat volk voorkomt. Ik ben - dat is de Naam van de Heere-God van Israël.
We zouden hierbij onmiddellijk moeten denken aan de Heilige Naam: 'Ik ben die ik ben' uit het Torah-boek Exodus. In het profetische boek Jesaja zegt de Heer letterlijk: 'Ik ben, vóór mij is er geen God gemaakt, na mij zal er geen zijn'.

Vanochtend zegt in het Evangelie van deze zondag ook de Christus Jezus: 'Ik ben.'
Christus Jezus gebruikt volgens het Johannes-Evangelie deze uitdrukking als zelfaanduiding.
Dit is een fundament van de leer, dat de Christus gelijk aan de Heere-God zelf is.
Om die reden heeft de kerk Christus genoemd: de eeuwige Zoon van God.
Dit heeft al veel verzet in - en naast de Kerk opgeroepen. Vele mensen accepteren dit niet. Het staat wél in dat mooie gevoelige Johannes-Evangelie.
Wat moeten wij doen met die merkwaardige woorden van Christus: 'Eer Abraham was, ben Ik'-? Mij dunkt, Gemeente, wat dit moment betreft: we moeten het plaatsen in deze tijd van het kerkjaar, deze tijd van voorbereiding en zelfonderzoek. Wie zijn wij? Zeggen u en ik misschien ook: 'Ik ben!'
'
t Klinkt nogal zelfingenomen... Toch... zit het niet vlak onder de oppervlakte van ons uiterlijk gedrag?
Maar wie kan zeggen dat hij/zij helemaal zichzelf is?
Niemand van ons kan toch zeggen: 'Ik ben die ik ben, niemand doet mij wat. Ik ben niet van mijn stuk te krijgen, ik ben altijd mezelf!'
Er kan zoveel gebeuren... . Zoveel? Welnee, voor sommige mensen is er maar heel weinig tegenslag nodig om hen van de kaart te brengen.

De adelaar, symbool van de evangelist Johannes.
Gravure van Duerer

Sóms kan het echt heel erg zijn, door ongeneeslijke ziekte of onherroepelijk verlies. Er zijn dan mensen, misschien u of ik wel, die zijn dan nergens meer. Dan kunnen we zéker niet zeggen: ik ben.

Minstens zo erg is een rare redenering die heel veel voorkomt.
Stel u voor, u staat in het leven met uitgesproken wensen, wat of u zou willen doen of bereiken. U wilt vrij zijn, u wilt een eigen koers varen. Wat u daarvoor nodig hebt? Ja, dat weet u wel, geld en andere middelen van bestaan, en ook mensen die voor u klaar staan om aan uw wensen te voldoen.

Nee, nee, zo bent u natuurlijk niet, maar... zo ziet u toch velen om u heen op die manier zich gedragen? Iets bereiken in de wereld heet dat. Veel geld en macht verzamelen en wanneer dat lukt, dan ben je iemand, dan kun je zeggen: 'Ik ben die ik ben...!'

Dit is een dramatisch misverstand, dat je zo tot een succesvol eindpunt kunt komen. Zo werkt het niet, het is daarentegen de meest zekere gang om over de kop te gaan. De meeste mensen blijven steken in de fase van het bij elkaar harken, het schrapen en vermeerderen.

Er is ook andere kant, en daar zien we mensen die niet bij elkaar schrapen, en toch hard werken. Mensen met grote inzet voor hun bedrijf en daaraan hun identiteit ontlenen.
Laat me u een voorbeeld geven uit mijn studententijd, iets dat ik van dichtbij heb meegemaakt.
Ik woonde op een kamer bij een echtpaar dat een klein buurtsupermarktje dreef. Vooral mijn hospes, huisbaas, deed dit werk met grote overgave, hij lééfde voor dat zaakje.
Maar toen was in de nabijheid een groot winkelcentrum klaar, en hij verloor meer dan de helft van zijn klanten. Ik zie hem nog zitten, aan de keukentafel, er helemaal kapot van...
Wat moest hij gaan doen? Liggende gelden had hij niet en was net vijftig... Toen zei ik, niet fijngevoelig, wel goed bedoelend: 'U kan altijd nog verder in dat grote winkelcentrum, als chef bij de afdeling levensmiddelen of zoiets...' Had ik niet moeten zeggen, maar hij pakte het goed op.
Hij antwoordde: 'Ik ben zelf een ondernemer, ik bén een kleine zelfstandige, dat ben ik.'
Zo is zijn bestaan, hij kan zichzelf ánders niet voorstellen. Maar wat heeft hij daar nu aan? Hij zal het niet redden met die identiteit.

Alleen de Christus Jezus heeft in het Johannes-evangelie kunnen zeggen: 'Ik ben.'
We kunnen er uit opmaken, dat hij niet met zijn werk of met zijn geld begon, maar met wie hij zélf is. Het is niet zo dat pas iemand bent als je veel geld en goed verzameld hebt.
Uit het woord van de Christus Jezus kun je afleiden, dat het er om gaat wie wij zijn. Christus zegt: 'Eer Abraham was, ben Ik.' Hier is het uitgangspunt: wie ben ik' ?

Wie bent u, wie ben ik... is het niet te hoog gegrepen om van mensen te eisen dat ze te allen tijde zichzelf zijn? Erkennen we dat we soms zo een gevangene zijn van ons werk, van wat voor verplichtingen ook, dat we moeten toegeven: ik kan mezelf niet zijn...
Laten we dan openstaan voor het tekstwoord van deze zondag. Christus zegt: 'Ik ben.'
Hij kan, zoals het Evangelie van deze dag getuigt, Hij kan aan zijn volksgenoten vragen: 'Wie overtuigt Mij van zonde?' Dit betekent, dat het Johannes-evangelie de Christus verkondigt als de mens zonder kwaad, de waarachtige mens. Het is, opnieuw volgens het Johannes-evangelie, niet iets dat Christus van zichzelf heeft, maar dat hij herleidt op de Allerhoogste Zelf.

Deze verkondiging wil het geloof scheppen en wekken, het geloof dat enkel in de Christus Jezus het mens-zijn zeker is. De keerzijde is, dat wij erkennen, dat ons heil niet ligt in ons bestaan, in onze zelfinbeelding dat wij onszelf kunnen zijn. Aan deze zelfinbeelding heeft Jezus immers veel geleden, dat hoor je door alle lijdensepisoden heen spelen. Elk conflict dat hij heeft gehad, is terug te brengen daarop, dat mensen vinden dat zij zichzelf met hun eigen geloof wel kunnen redden. Ze kennen God de Vader al, daar hebben ze geen Jezus voor nodig. Maar wat zegt de Christus in het Evangelie van vandaag?
'Indien God uw Vader was, zoudt u Mij liefhebben.' Dit is een uitspraak in het Johannes-evangelie die de Christus Jezus centraal zet.
Christusverkondiging!

Maar d
eze Christusverkondiging is geen oproep om Hem te verafgoden. Het is een belofte. De belofte namelijk dat Hij, de waarachtige mens, garant staat voor onze toekomst.

Het is dan ook niet mogelijk om te denken van jezelf, dat je met het hebben van een geloofsovertuiging wel goed zit. Te denken dat u of ik iemand zijn doordat we van onszelf denken, het ware geloof te hebben... Zegt Christus niet zelf: 'Aan de vruchten kent men de boom' - ? Dus niet om wat wij hebben - zoals een geloof - zijn wij iemand, maar hoe om hoe wij leven voor Gods aangezicht.
Zien we het zo, dan hoeven we ook niet te wanhopen om ons falen. Gelukkig hoeft
niemand van ons te zeggen: 'Ik ben die ik ben, ik ben volmaakt mezelf.' Wel mogen wij geloven dat wij met onszelf verzoend zijn. Dan kunnen we uiteindelijk zeggen: ik ben in het reine met mezelf, omdat God mij verzoend heeft met wie ik ben, wat ik kan.

De Heere-God heeft dat bewerkstelligd door tot de mensen te komen in Christus... Zo heeft Hij ons verzoend met zichzelf én met onszelf.

Hier begint het echte mens-zijn. Maar daarin gaat Jezus ons voor. Hij is de waarachtige en volmaakte mens, degene zoals de Heere-God de mens bedoeld heeft.


'Ik ben'... de joods-duitse theoloog Martin Buber gaf een vertaling die nog beter weergeeft waar het nu eigenlijk om gaat. Hij vertaalde de Hebreeuwse woordcombinatie die wij kennen als 'Ik ben die Ik ben' (de Heilige Naam) - die vertaalde hij met 'Ich bin da.' Ik ben er bij betrokken; Ik ben er voor u.
Dit het echte zijn van u en van mij. Niet een bestaan op zichzelf, maar een bestaan ten dienste van elkaar.
Niemand mag zeggen: Ik bén, ik ben mezelf en daarmee uit.
Echt zijn is een dienend zijn.
Luther zegt: Ik ben een vrij mens en van niemand een onderdaan, maar ook: ik ben een knecht en ieders dienaar.
Dit is een notendop het evangelie, want het is het leven van de Christus Jezus. Hij heeft kunnen zeggen: 'Ik ben' - Ik ben er voor u.'
Zo is Hij God-met-ons, de Immanuël.

Van Gods openbaring in Christus aan ons zingen wij gezang 86 : 1-3, 8-10

TERUG NAAR DE INHOUDSOPGAVE