Ik
zei u al: dit verhaal gaat in hoofdzaak over levende mensen op aarde,
en hoe zij met elkaar omgaan. Wat
voor Evangelie-verkondiging horen wij dan wel uit dit lange verhaal van
hedenochtend?
Die
verkondiging zit al in de naam van die bedelaar. Hij heet Lazarus, een
vergrieksing van de Joodse naam Eliezer of Eleazar. Deze naam betekent:
God helpt. Van hieruit kunnen we het hele verhaal begrijpen.
Eén
voorbeeld: de rijke vrek krijgt in het verhaal geen naam. Veelbetekenend.
Geen naam hebben wil zeggen: niet bestaan. De rijke vrek heeft eigenlijk
geen bestaansrecht. Hij denkt zelf wél dat hij er is, maar het
mag geen naam hebben. Op die manier rijk te zijn is geen leven. Beter
dan je af te vragen hoe het leven na de dood is, zouden we moeten vragen:
hoe is mijn leven vóór de dood.
Het
leven van de arme bedelaar wordt door zijn naam gewettigd: Lazarus, God
helpt.
Lazarus
komt na zijn sterven in de schoot van Abraham, aldus het verhaal. De schoot
van Abraham is een oude Joodse uitdrukking: aanduiding van een plaats
van gelukzaligheid. Daar moeten de door God geliefden na het sterven wachten.
Zij verwachten daar de opstanding ten jongste dage. Jezus sluit zich aan
bij deze Joodse voorstelling van het hiernamaals. Maar nogmaals, dáárover
gaat het verhaal niet. Wat telt is, dat deze bedelaar geen verloren leven
heeft geleid. De engelen dragen hem bij zijn sterven. Daaruit blijkt eens
te meer de waarheid van zijn naam: Lazarus, God helpt.
Zoveel
meer over Lazarus weten wij niet. Het kan ons bevreemden dat deze man
zomaar de gelukzaligheid wordt ingedragen. Wij hebben geleerd dat je eerst
moet zijn gerechtvaardigd door het geloof. Dat is goed Luthers, nietwaar?
Maar niets hiervan in dit verhaal. Vergeefs zoeken we naar geloof, of
wat voor kwaliteit ook.
Er
zijn kerkmensen die alles in evenwicht willen brengen en die zeggen: 'Ja,
maar dat zat wel goed hoor, met het geloof van Lazarus. Natúúrlijk
was dat een gelovige man...'
Maar
als het daarop vastzat, dan had Jezus in zijn verhaal wel zoiets gezegd
als: 'Zijn geloof heeft hem behouden.'
Daarentegen
zwijgt Jezus over het geloof van Lazarus. We horen enkel, dat hij lag
in het voorportaal. Hij hoopte iets te krijgen van wat van de eettafel
van de vrek afviel - het afval dus. Hij had zweren die etterden; op de
geur daarvan kwamen de straathonden af.
Deze
zaken weten we; niet of hij rechtvaardig was, gelovig, een goed karakter
had of weet ik wat. Zijn naam is de belangrijkste informatie. Lazarus,
God helpt. Het hele Evangelie zit in die naam.
De
arme bedelaar was volstrekt aangewezen op God. Niets restte hem meer.
Zelfs het besef dat hij van God afhankelijk was, kon hem niet helpen.
Het staat dan ook niet in het verhaal, dat hij vol vertrouwen was of zoiets.
Waardevolle les: niet ons vertrouwen in God helpt, God zélf helpt.
In het Evangelieverhaal hedenochtend is het wezenlijke dat God helpt.
Het is de arme voor wie deze hulp bedoeld is.
Vervolgens
wordt van ons gevraagd, dat wij dat beamen. Wij rijken moeten erkennen
dat de Heer allereerst een helper van de armen is. Dit raakt ons allen.
Wij
kunnen nog zo begaafd zijn, nog zo'n succes hebben, geluk hebben -- we
kunnen misschien erg veel zelf -- toch hebben wij een mensenleven lang
tijd nodig om te leren wat precies de doorslag geeft: God helpt.
We
zullen dat dikwijls niet beseffen: och, we gaan gewoon onze gang. Tot
op zekere hoogte is dat niet erg; want wie voortdurend roept: 'God, helpt
mij', die is echt niet geloviger dan mensen die daaruit stilzwijgend,
vanzelfsprekend leven. Maar vanochtend moet plaats zijn voor verwondering:
het Evangelie klinkt!! Het Evangelie moet met woorden klinken, én
met namen. Nu dus de naam van de arme bedelaar: Lazarus, God helpt.
Wij
die het in meerderheid goed hebben mogen die naam Lazarus ter harte nemen.
Jezus spreekt in het algemeen niet zo positief over de rijken. Hij vindt
dat ze zich moeten bekeren. Gemakkelijker gaat een kameel door het oog
van de naald dan dat een rijke deel krijgt aan Gods koningsregering. De
luisteraars zuchten en vragen: "Hoe moet dat dan?" Jezus antwoordt: "Hetgeen
bij mensen onmogelijk is, is bij God wel mogelijk". Ja, want God helpt.
Dat is het wezenlijke. Het is dan ook mogelijk dat een rijke zich bekeert.
Een bekering niet alleen tot het ware geloof, of hoe het maar heet. Een
bekering, een omkeer tot hen die lager zijn, die achter zijn, tot de armen.
Zulk een bekering volbrengen ze niet uit zichzelf. Dat is Gods werk in
hen. Ook voor hen is Gods hulp, zij het heel anders dan voor de armen.
Als
rijken zich bekeren tot de armen, dan bekeren zij zich ook tot God. Christus
heeft gezegd dat allen die de hongerige, de verjaagde, de gevangene, de
naakte en de zieke hebben verzorgd, dat diegenen Christus zelf barmhartigheid
hebben bewezen. Zo krijgt Gods hulp gestalte. Rijken en armen krijgen
daarin hun eigen plaats.
O ok
rijken die rijk blijven, zijn aangewezen op Gods hulp. Zij hoeven dan
geen slaaf van hun werk en bezit te zijn.
Nooit
vergeet ik het gesprek met een zakenman in Dordrecht die het vele werk
boven het hoofd dreigde te groeien. Nu begrijp ik lang niet alles van
een bedrijf, ik ben afkomstig uit het onderwijs, dus voorzichtig aftastend
vroeg ik hem: "U bent toch eigen baas, kunt u dan niet minder werk aannemen?"
De
man antwoordde: "Als ik dat doe, denken de klanten: "O, het gaat bij hem
niet goed meer", - dan lopen ze naar de concurrent". Kijk, dat is een
rijke die een gevangene is van zijn eigen zaak.
Allemaal
zouden wij moeten leren het leven niet in eigen hand te houden. De Heere-God
legt een totaal andere maatstaf aan, om daarmee het leven te beoordelen:
onze bemoeienis met de armen. Lazarus is de arme bij uitstek: God helpt.
Er
zijn armen en armen. Het komt ook aan op ons onderscheidingsvermogen.
U kent ze wel, mensen die altijd geld tekort komen omdat ze in wezen onwillig
zijn om zelf verantwoordelijkheid te dragen voor hun leven. Of de moderne
bedelaars, lieden die langs de straat lopen en neerkijken op u en ik die
hard werken, maar wel op ons geld uit zijn.
Dit
zijn geen mensen die de naam dragen 'God helpt'. Zij zouden zichzelf eens
moeten helpen, of hulp zoeken, die is er heus wel.
De
Lazarussen zijn er wel, maar niet altijd in het openbaar. Of u moet mondialer
denken, dat wil zeggen, meer op internationaal vlak. Er zijn in de wereld
bevolkingsgroepen die met recht de naam Lazarus zouden kunnen dragen,
want hun rest alleen de hulp van God.
Hun
overheden laten hen in de steek, de journalisten komen er nooit, het internationale
bedrijfsleven zal er niet investeren. Wat
moet je daarmee aan?
Hier
klinkt opnieuw het verhaal van rijke vrek en de arme Lazarus. De kloof
tussen beide had nooit mogen blijven tot na de dood. Die Lazarus hád
geholpen kunnen worden, zodat een extra dimensie aan zijn naam zou zijn
toegevoegd: de rijke in dienst van de helpende God! Dat was mooi geweest!!
De
vervulling van het programma waarvan de naam Lazarus getuigt, die vervulling
is de inschakeling van de rijke!
God
helpt... een hulp waarbij de rijke niet gemist kan worden.
Wij
hebben hier Gods hulp op onze beurt nodig. Keer op keer blijkt, dat wij
ondanks al onze rijkdommen de armoede niet kunnen opheffen. Er is meer
nodig - een bekering van het hart, zodat armen en rijken elkaar echt vinden.
Dat
begint met de overtuiging, dat de hulpelozen een helper hebben, en dat
deze de HEERE-God is.
Zijn
wij rijken genegen, betrokken te zijn bij de verwerkelijking van die belofte?
Dan is het Evangelie dat in de naam Lazarus vervat ligt, dan is dat Evangelie
ook voor ons! Gezang 21: 1,2,3,5.
W.
Baan
TERUG NAAR DE INHOUDSOPGAVE
|