Niet het
licht dat in de natuur straalt, zoals van de zon, maar het licht dat
de Heere-God zelf is.
Het is verschenen in de wereld, want Christus is geboren. Wij vieren
dat in deze weken, de weken van Epifaniën. Het zegt ook zo veel,
dat br. Mar midden in dit liturgisch tijdvak gestorven is. De Epifaniëntijd
wordt het trouwste in acht genomen door de Russisch- en de Grieks-Orthodoxe
Kerk, twee zusterkerken waarvan br. Mar veel wist en die hem zeer dierbaar
waren. Deze christenen vieren in deze dagen, dat het Licht der wereld
in Christus verschenen is.
Is
liturgische beleving iets voor de fijnproever? Het is meer, het is álles...
Alles is die zin, dat hierin de werkelijkheid van het Evangelie wordt
ten toon gespreid, beleefd, gevierd. Br. Mar heeft het echt zo beleefd:
op zondagochtend 10.30 u. gaan de kerkdeuren dicht, en dan liet hij
ook de wereld achter zich. Critici zonder liturgisch besef roepen dan
al snel: o foei, dat is een vlucht, dat is een onverantwoord je terugtrekken
uit de wereld.
Is dat zo? Maar wat is in de wereld toch wezenlijk, onvergankelijk,
wat heeft er toekomst...?
Je kan tóch wel bewust en met besef van verantwoordelijkheid
staan in deze wereld – en br. Mar heeft zich zo opgesteld –
en tevens belijden in de Liturgie wat er écht toe doet.
Christus is de ware Godsopenbaring, dat vieren we.
Br.
Mar zei me in het voorlaatste gesprek: ‘Niet ik moet in mijn Uitvaart
centraal staan, maar Christus.
Voorgangers in de Uitvaart presenteren veel te vaak een levensbeschrijving
van de overledene, of een karakterschets. Dat moet zo niet, dat is niet
kerkelijk...'
Ik voeg daar nu aan toe: wat wezenlijk is, wat echt waarde heeft, dat
is in hoeverre wij verbonden zijn met Christus. Paulus de apostel zegt:
‘Niet ik leef, maar Christus leeft in mij.'
Dus: al wat deze apostel Paulus zelf was, zijn eigenschappen, zijn persoonlijkheid,
dat is niet wezenlijk.
Alleen dat hij in Christus is, en Christus in hem, dát telt.
Wij vieren dit in het H. Avondmaal, het mysterie van het geloof. Het
geheimenis dat Christus voor ons gekomen is en in zijn leven en sterven
met zijn Gemeente verbonden heeft willen zijn.
Dit geheimenis vieren, dat is de kern van het mystieke leven van de
Kerk. Pas daarna is mogelijk, in deze wereld te staan en al zijn schijn,
dwaasheid en bederf te kunnen dragen. Zie naar Christus: hij heeft geen
koene greep naar de macht gedaan om zo de wereld te verbeteren. Hij
pretendeerde niet, het boze uit de wereld weg te doen. Maar hij leefde
vanuit de eenheid met zijn hemelse Vader. Zo was hij een gaaf en rein
mens, bij wie het goed toeven was. Bij hem wilde onze br. Mar horen,
en daarom straalde ook hij vrede en liefde uit.
Uw
man, vader, grootvader, – ons aller gemeentelid en vriend is gestorven.
We zullen hem vreselijk missen. Al was hij een rustig en bescheiden
mens, hij droeg veel bij aan het gezicht van deze Gemeente, aan de eigen
plaats en rol die ze speelt in deze stad.
Bang voor de dood was hij niet. Geboren worden en sterven, het hoort
bij de natuur, en de natuur is niet het wezen van het mens-zijn. Br.
Mar was tot aan het einde van de Tweede Wereld-oorlog gedwongen te werk
gesteld in Duitsland, en door het Russische leger bevrijd. Maar daarbij
had hij zo veel stervenden en doden gezien, hij verschrok niet meer
van.
De natuur is wreed, juist voor mensen gaat dat op, want daar heerst
ook het recht van de sterkste.
Nee, maar br. Mar zocht naar wat wezenlijk waarde heeft, eeuwigheidswaarde.
Hij vond het in het geloof en hij leerde het te vieren, in de Liturgie.
Bóven ons leven en sterven staat de levende Heer,
Christus. Met Hem verbonden zijn door het geloof betekent, dat wij deel
hebben aan zijn opstandingsleven. Wij vieren dat in het Heilig Avondmaal,
en br. Mar is daarbij. Ja, want de levende Heer
staat bóven ons leven en sterven.
Al
wie in het geloof gestorven is, zou eigenlijk nog eenmaal in onze kring
van communicanten mogen staan – en br. Mar is er !
Hij had een erge hekel aan avondmaalsdiensten waar het somber was. Waar
niet meer dan een herdenking van de dood van Jezus aan de orde was.
De dood van Christus staat, net als zijn leven, in het licht van de
Opstanding! Daarom is het Heilig Avondmaal een opstandingsmaaltijd.
Dat is het mysterie van het geloof, het geloof der Kerk.
Het is een mysterie, het is geen kost voor het verstand. Wij mogen het
vieren, en dat moet met vanzelfsprekende regelmaat. Een discipline die
br. Mar zondermeer opbracht – en wat vond hij het jammer dat hij
in de Advent, met Kerst en Epifaniën niet in de Eredienst kon zijn...
Thuis heeft hij troost gevonden in de muziek, en juist ook in het mediteren
over iconen. De iconen die hem zicht gaven op de goddelijke werkelijkheid,
hem bepaalden bij de heiligheid van de Heer.
Zo begint geloven: met verwondering, eerbied, devotie, om de Allerhoogste
in zijn heiligheid, die zich toch niet geschaamd heeft, mens te worden.
Een mens die geboren is én gestorven is, net als onze br. Mar,
Zingen
wij over de heiligheid van de Heere-God
in zijn menswording: gezang 461