DE VERKONDIGING IN DE UITVAART
 
lees ook een persoonlijk
In Memoriam van een vriend

IN MEMORIAM
Mârie Jan van Vliet
Rotterdam, 29 juli 1924     -     Dordrecht, 21 januari 2004

Jesaja 60 : 1,2, 19-22
Johannes 12 : 23-26

Waarde familie, leden van de lutherse gemeente, vrienden en bekenden, wij gedenken vanmiddag met verdriet én dankbaarheid Mârie Jan van Vliet. Deze liturgieviering is als het ware br. Mar's Dienst.
Wanneer hij het zou kunnen laten merken, dan zouden we zien dat hij het naar z'n zin had.
Je zou zeggen: ‘Dit is wel heel persoonlijk...' Maar toch is deze viering strak en objectief. De beste betiteling is: kerkelijk, en zo heeft br. Mar het gewild.
Ook dat wij het H. Avondmaal vieren, dat was zijn wens. Hij is er bij, weliswaar in de hoedanigheid van een overledene, maar, dat is de Kerk geen beletsel.
Levenden en gestorvenen, in de Kerk zijn zij allen het eigendom van de Heer der Kerk.
Dat onderscheid is voor de Allerhoogste geen punt.
Christus zegt: ‘De Heer is een God van levenden en niet van doden.' Deze woorden worden ons allen aangezegd, juist ons die nog vóór de dood staan.
Uit die woorden klinkt het Evangelie der opstanding.
Dat is het a-priori, dat gaat vooraf aan alles wat wij zijn en doen. Het is het licht waarvan de profeet Jesaja getuigt.

Niet het licht dat in de natuur straalt, zoals van de zon, maar het licht dat de Heere-God zelf is. Het is verschenen in de wereld, want Christus is geboren. Wij vieren dat in deze weken, de weken van Epifaniën. Het zegt ook zo veel, dat br. Mar midden in dit liturgisch tijdvak gestorven is. De Epifaniëntijd wordt het trouwste in acht genomen door de Russisch- en de Grieks-Orthodoxe Kerk, twee zusterkerken waarvan br. Mar veel wist en die hem zeer dierbaar waren. Deze christenen vieren in deze dagen, dat het Licht der wereld in Christus verschenen is.

Is liturgische beleving iets voor de fijnproever? Het is meer, het is álles... Alles is die zin, dat hierin de werkelijkheid van het Evangelie wordt ten toon gespreid, beleefd, gevierd. Br. Mar heeft het echt zo beleefd: op zondagochtend 10.30 u. gaan de kerkdeuren dicht, en dan liet hij ook de wereld achter zich. Critici zonder liturgisch besef roepen dan al snel: o foei, dat is een vlucht, dat is een onverantwoord je terugtrekken uit de wereld.
Is dat zo? Maar wat is in de wereld toch wezenlijk, onvergankelijk, wat heeft er toekomst...?
Je kan tóch wel bewust en met besef van verantwoordelijkheid staan in deze wereld – en br. Mar heeft zich zo opgesteld – en tevens belijden in de Liturgie wat er écht toe doet.
Christus is de ware Godsopenbaring, dat vieren we.

Br. Mar zei me in het voorlaatste gesprek: ‘Niet ik moet in mijn Uitvaart centraal staan, maar Christus.
Voorgangers in de Uitvaart presenteren veel te vaak een levensbeschrijving van de overledene, of een karakterschets. Dat moet zo niet, dat is niet kerkelijk...'
Ik voeg daar nu aan toe: wat wezenlijk is, wat echt waarde heeft, dat is in hoeverre wij verbonden zijn met Christus. Paulus de apostel zegt: ‘Niet ik leef, maar Christus leeft in mij.'
Dus: al wat deze apostel Paulus zelf was, zijn eigenschappen, zijn persoonlijkheid, dat is niet wezenlijk.
Alleen dat hij in Christus is, en Christus in hem, dát telt. Wij vieren dit in het H. Avondmaal, het mysterie van het geloof. Het geheimenis dat Christus voor ons gekomen is en in zijn leven en sterven met zijn Gemeente verbonden heeft willen zijn.
Dit geheimenis vieren, dat is de kern van het mystieke leven van de Kerk. Pas daarna is mogelijk, in deze wereld te staan en al zijn schijn, dwaasheid en bederf te kunnen dragen. Zie naar Christus: hij heeft geen koene greep naar de macht gedaan om zo de wereld te verbeteren. Hij pretendeerde niet, het boze uit de wereld weg te doen. Maar hij leefde vanuit de eenheid met zijn hemelse Vader. Zo was hij een gaaf en rein mens, bij wie het goed toeven was. Bij hem wilde onze br. Mar horen, en daarom straalde ook hij vrede en liefde uit.

Uw man, vader, grootvader, – ons aller gemeentelid en vriend is gestorven. We zullen hem vreselijk missen. Al was hij een rustig en bescheiden mens, hij droeg veel bij aan het gezicht van deze Gemeente, aan de eigen plaats en rol die ze speelt in deze stad.
Bang voor de dood was hij niet. Geboren worden en sterven, het hoort bij de natuur, en de natuur is niet het wezen van het mens-zijn. Br. Mar was tot aan het einde van de Tweede Wereld-oorlog gedwongen te werk gesteld in Duitsland, en door het Russische leger bevrijd. Maar daarbij had hij zo veel stervenden en doden gezien, hij verschrok niet meer van.
De natuur is wreed, juist voor mensen gaat dat op, want daar heerst ook het recht van de sterkste.
Nee, maar br. Mar zocht naar wat wezenlijk waarde heeft, eeuwigheidswaarde. Hij vond het in het geloof en hij leerde het te vieren, in de Liturgie.
Bóven ons leven en sterven staat de levende Heer, Christus. Met Hem verbonden zijn door het geloof betekent, dat wij deel hebben aan zijn opstandingsleven. Wij vieren dat in het Heilig Avondmaal, en br. Mar is daarbij. Ja, want de levende Heer staat bóven ons leven en sterven.
Al wie in het geloof gestorven is, zou eigenlijk nog eenmaal in onze kring van communicanten mogen staan – en br. Mar is er !

Hij had een erge hekel aan avondmaalsdiensten waar het somber was. Waar niet meer dan een herdenking van de dood van Jezus aan de orde was.
De dood van Christus staat, net als zijn leven, in het licht van de Opstanding! Daarom is het Heilig Avondmaal een opstandingsmaaltijd. Dat is het mysterie van het geloof, het geloof der Kerk.
Het is een mysterie, het is geen kost voor het verstand. Wij mogen het vieren, en dat moet met vanzelfsprekende regelmaat. Een discipline die br. Mar zondermeer opbracht – en wat vond hij het jammer dat hij in de Advent, met Kerst en Epifaniën niet in de Eredienst kon zijn...
Thuis heeft hij troost gevonden in de muziek, en juist ook in het mediteren over iconen. De iconen die hem zicht gaven op de goddelijke werkelijkheid, hem bepaalden bij de heiligheid van de Heer.
Zo begint geloven: met verwondering, eerbied, devotie, om de Allerhoogste in zijn heiligheid, die zich toch niet geschaamd heeft, mens te worden. Een mens die geboren is én gestorven is, net als onze br. Mar,

Zingen wij over de heiligheid van de Heere-God in zijn menswording: gezang 461