WAAROM DE GEEST ONTVANGEN ?

  Pinksteren 2004
 
'Neem uw heilige Geest niet van mij ...


Psalm 51 : 13

‘Neem uw heilige Geest niet van mij...'
Verwachtte u zo'n tekst op het Hoogfeest van Pinksteren? Op het feest van de uitstorting van de Geest een tekst over het wegnemen van de Geest?
Toch kunnen we vanuit deze tekst nog nauwkeuriger luisteren naar het Pinksterevangelie.

  Psalm 51 is onder de bijbelkenners heel bekend. Het is één van meest indringende boetepsalmen van David. Koning David was thuis gebleven toen zijn leger op het slagveld was. Hij maakte van de gelegenheid gebruik om met de vrouw van één van zijn generaals te slapen. Uit vrees dat het uit zou komen liet hij daarna die generaal op een zeer gevaarlijke plaats voor aan het front zetten. Die man sneuvelde en de koning dacht er makkelijk van af te komen.
Hij kreeg bezoek van Godswege... De profeet Nathan kwam hem bestraffen. Uit schaamte en berouw dichtte David toen een Psalm die wij nu kennen als psalm 51.
Daarin beleed hij zijn zonde en bad om vergeving en reiniging. De woorden die voor dit moment belangrijk zijn, luiden:
(12) Schep in mij een rein hart, o God,
       en vernieuw in mij een vaste geest.
(13) Verwerp mij niet van uw aangezicht,
       en neem uw heilige Geest niet van mij.
(14) geef mij opnieuw de blijdschap over uw heil,
       en laat een gewillige geest mij schragen.
(15) dan zal ik overtreders uw wegen leren,
       opdat zondaars zich tot U bekeren.

 

Eén tekst is bijzonder, die is terecht gekomen in de kritiek van strenge Gereformeerde Bonders op onze lutherse Belijdenis.
Volgens een predikant uit die hoek zegt onze Augburgse Confessie, de Belijdenis van Augsburg uit 1525, dat gelovige mensen de heilige Geest ook weer kunnen verliezen. Wat moeten we daar toch mee, met die kritiek...? Klopt dat eigenlijk wel?
Nee, want, de ‘heilige Geest verliezen' is door die Gereformeerde Bonds-predikant uit het verband gerukt.
Daarover heb ik het nog wel, maar niet nu.
Vandaag is het Pinksteren, de heilige Schrift heeft nu voorrang. Psalm 51 spreekt inderdaad van het wegnemen van de heilige Geest. Maar let op de gedachtegang daar onmiddellijk voor en na.
Eerst bidt David om een vaste geest. Zijn geest dus. Even later vraagt hij om een gewillige geest. Opnieuw weer zijn eigen geest. Daartussen horen we dan het gebedswoord: ‘Neem uw heilige Geest niet van mij...' Zoveel is dan wel duidelijk, dat Davids geest en Gods Geest heel nauw met elkaar verbonden zijn. Ze zijn niet dezelfde, maar ze kunnen toch door elkaar lopen, in elkaar grijpen en een eenheid vormen.

‘Neem uw heilige Geest niet van mij...,' een gebed dat én over Gods Geest gaat, maar ook over onze geest. De apostel Paulus zegt: ‘Gods Geest getuigt met onze geest dat wij kinderen Gods zijn.' Samen getuigen, het samen eens zijn, dat is de gezamenlijke werking van Gods Geest en onze geest.

Voor grote groepen streng orthodox-gereformeerden is het verlies van Gods Geest een verschrikkelijke mogelijkheid, een zielsbedreigend drama dat zijn oorsprong heeft in een soort tijdloosheid voor de aanvang van deze wereld. Wie door God niet uitverkoren is, kan de ervaring opdoen dat de heilige Geest van hem of haar wordt weggenomen. Het ergst nog is, dat dit een bewijs is dat de Geest nooit écht ontvangen is. Want wie uitverkoren is, ontvangt Gods Geest echt, en zal die ook nooit verliezen.
Het is daarom dat die strenge gereformeerde-bonds predikant bezwaar aantekent tegen onze Confessie, onze Belijdenis van Augsburg. Want daar staat volgens hem in, dat gelovige mensen de Heilige Geest wel kunnen verliezen.
Dus wanneer wij Psalm 51 bidden, dan moeten wij eerst aannemen dat David twijfelde aan zijn uitverkiezing, twijfelde aan zijn geloof en werken...
Dan vervolgens zeggen dat het maar een tijdelijke inzinking was, want hij was immers toch uitverkoren...?
Dat kan gewoon niet kloppen. David hééft nooit zijn werk als koning en voorganger van zijn volk Israël in twijfel getrokken. Bovendien bidt hij in diezelfde Psalm om een vaste, gewillige geest, met als doel, overtreders en zondaars Gods weg te leren.
David wil niets liever dan zijn ambtswerk als koninklijk voorganger van Israël weer oppakken.
Hier spreekt iemand die lijkt op de elf discipelen die bij elkaar zaten in een huis en er niet uit durfden.
Hun geesten waren bedrukt en mat, die moesten door Gods Geest weer nieuw leven worden ingeblazen. De discipelen hebben, net als David, niet hun roeping en verantwoordelijkheid er aan gegeven, maar zij moesten wel opnieuw bekrachtigd, bevestigd worden.
Dit is het belangrijkste, belangrijker dan emotie en enthousiasme en vurigheid en geestdrift en wat al niet. Ik kreeg de afgelopen week, de kerkelijke bladen lezend, genoeg van die pinkstermeditaties die trouwens elk jaar hetzelfde zijn.

Zou iemand die niet blij en geestdriftig is, geen goede getuige van Christus kunnen zijn? Stel eens dat u niet blij en geestdriftig bent in het geloof, betekent dat dan, dat de heilige Geest van u weggenomen is...?
Zo mag je toch niet jezelf laag neerzetten?

De Geest is altijd gebonden aan Christus. Wie in Christus is, die ontvangt ook de heilige Geest. Laten we het maar aan die Geest overlaten, hoe en wanneer wij ingezet worden, met onze gaven, elk op onze plaats. En Christus is Heer, Hij zendt zijn Geest!
In een loflied belijden wij nu, dat het Christus is die uit de hemel zijn Geest zendt, op zijn discipelen, op ons, de wereld in... Het is gezang 244


TERUG  NAAR  DE  INHOUDSOPGAVE