HET VUUR VAN DE GEEST IN ONZE HARTEN

 

De verkondiging op het Hoogfeest van Pinksteren

Tekst: Joh. 14:26

preek in de Evang.-Lutherse Gemeente Dordrecht op 27 mei 2007


Wie is de Heilige Geest? Dat is een vraag die kan leven bij kerkgangers die in een persoonlijke God geloven. Andere mensen zijn de ietsisten, dat wil zeggen, zij die geloven dat er wel iets is. Zij vragen:
Wat is de Heilige Geest...?
Beide vragen zou ik liever willen vervangen; vervangen door een veel bijbelser vraag: hoe werkt de Heilige Geest?
Breek u het hoofd niet over die eerste vragen, die ons zoveel tijd en energie kosten dat we het gevaar lopen ongevoelig te worden voor de werking van Gods Geest.
Maar laat ik de wie- en wat-vragen niet te veel uitspelen tegen de hoe-vraag. Er is een oplossing, die ligt in het gebruik van een symbool. Voor dit Hoogfeest, het feest van de Heilige Geest, is dat symbool het vuur.

In deze Gemeente wordt, in de prediking, veel aandacht besteed aan het Oude Testament als bron van allerlei verhaalstof en spreekwijzen in het Nieuwe Testament. Vandaag doen we dat ook.
Het vuur was te zien op het Pinksterfeest van de eerste apostelen. Dat vuur, als symbool, komt uit de Hebreeuwse Bijbel, de gewijde boeken van Israël.
Het is een begeleidend verschijnsel, dat de openbaring van de Heere-God van Israël kracht bijzet.
Toen Mozes op de berg Sinai was, openbaarde de Heere-God zich met vuur. Op de berg Sinai werden de Tien Woorden, als hart van de Torah, aan Israël geschonken. Volgens de Joodse rabbinale traditie geschiedde deze openbaring in alle talen van de wereld. Op het Joodse Wekenfeest wordt deze openbaring in gedachtenis gehouden.

Wekenfeest en Pinksterfeest zijn hetzelfde. Hoor nu, hoe de evangelist Lucas het Pinksterfeest van de eerste apostelen beschrijft! Hij gebruikt het vuurmotief van de Godsopenbaring op Sinai. Hij gebruikt ook de overlevering aangaande alle talen van de wereld.
Hij laat het vuur van de Godsopenbaring neerdalen op de apostelen. Dat vuur is als tongen, tongen die alle talen van de wereld spreken!
De Torah is voor heel de wereld. Het geopenbaarde Woord God dat is nu belichaamd in de Christus Jezus.
Opnieuw is er vuur, want deze openbaring wordt kracht bij gezet! Het vuur in alle wereldtalen!
Alleen is het nu niet meer indrukwekkend-verpletterend, niet meer bovenmenselijk-kleinmakend. Hier is het eerste apostel-pinksterfeest, waarop het vuur verschijnt als een instrument van de Geest, de Geest van de Heer. Dat vuur gaat verder met mensen die in de eigen taal van Christus hebben gehoord; dat vuur komt in het hart en in het verstand.

De Kerk heeft dit in verwondering bezongen, en dat is de eeuwen door bewaard gebleven. In deze liturgieviering functioneren deze teksten: hymnen in ons Liedboek over het vuur van de Heilige Geest.
Dat vuur doet twee dingen: het verwarmt en het geeft licht.
Het verwarmt waar wij koud, ongevoelig of onbuigzaam zijn.
Het verlicht waar ons verstand in duisternis gehuld is, waar ons hart op slot zit.
Ook dit wordt gevonden in zeer oude boeken, het komt voor in de gewijde geschriften van Israël.
In het profetenboek Ezechiël spreekt de Heer woorden van dezelfde strekking; Hij zegt: "Ik zal u een nieuw hart geven, en zal een nieuwe geest geven in het binnenste van u; en Ik zal het stenen hart uit uw vlees wegnemen, en zal u een vlezen hart geven."
Een hart van vlees: dat wil in bijbeltaal zeggen, dat het ontvankelijk en kneedbaar is. Het is bruikbaar voor de H. Geest om daarin te werken, om daarin een vrijwillige gehoorzaamheid te scheppen.
In het profetenboek Jeremia spreekt de Heere-God van Israël: "Ik zal mijn wet in hun binnenste leggen, en die in hun hart schrijven."
Dit is een daad van Godswege aan zijn volk. Wat wij uit onszelf niet kunnen, bewerkstelligt de Heere-God in ons. Hij schépt gehoorzaamheid in ons, zodat die er, om zo te spreken, uitkomt op de wijze van Hem welgevallig gedrag.
Dit kan alleen het werk van zijn H. Geest zijn.

Hier kunnen wij spreken over de aanwezigheid van de H. Geest in ons hart en leven. Deze aanwezigheid was een realiteit voor de eerste christenen. Uit het Johannesevangelie maken we dat op. Wat schrijft de evangelist? Jezus zegt: "Ik zal u een andere Trooster geven." Hij bedoelt met die andere Trooster de H. Geest. Het is de Geest die van de Vader en de Zoon uitgaat.
Jezus gaat wel weg, maar het is de H. Geest die het werk van de Christus Jezus (om zo te spreken) overneemt, voortzet.
Wat is dat werk van Christus dan? Het is begonnen met zijn prediking, van de belofte der toekomst.
Er is een heilzame toekomst, en de H. Geest verzekert ons daarvan. De gehoorzaamheid aan het beloftewoord van God begint hier, doordat de Heilige Geest ons hart ontvankelijk maakt voor dat Woord.

Hier krijgen de functies van het vuur hun plaats.
Waar wij hard en koud zijn ten aanzien van Gods beloften, daar komt de Heilige Geest en hij maakt, zo schrijft Johannes, hij maakt ons de woorden van Christus indachtig.
‘Het in u geplante Woord', aldus een uitdrukking van de apostel Jakobus.
Wie opmerkzaam en vertrouwend luisteren kan naar wat de Heere-God hem/haar te zeggen heeft, die zal het ervaren: het Woord krijgt ingang in u, het doet wat in u. Dat is het werk van de Heilige Geest.
Het schept een nieuw hart.

De Geest eigent de Gemeente van Christus toe aan God. Aan ons gedrag zal dan zichtbaar zijn, dat we rekening houden met een komende Godsregering die in Christus een aanvang genomen heeft.
Door de inwoning van de H. Geest in onze harten worden én verlangen én zekerheid gewekt.
Verlangen, zekerheid, een groeiende gelijkvormigheid aan Christus… dat is de nieuwe mens die in Hem, Christus, geschapen is.
Hoe dat gaat? In een weg der geleidelijkheid. Door een band van vertrouwen (dat is geloof) die door de H. Geest onderhouden wordt. Door die band van vertrouwen met Hem zullen wij van lieverlee op Hem gaan lijken.
Dit heeft een verborgen kant én een zichtbare buitenkant. Een buitenkant die zichtbaar is in gedrag, daden en houding.
Daar is ook toebereiding en modellering voor nodig.
Onze ik-gerichtheid, onze hardheid, onbuigzaamheid en kilte worden daartoe doorbroken.
Hier komt de Heilige Geest aan te pas, met de bewerkingen waarover de Kerk zich blijft verwonderen.
Verwondering die zij in die prachtige Pinksterhymnen in woord en muziek heeft gevat: de Geest is helder licht; verwarmend vuur; helende balsem; dorstlessend water.
Het werk van de Geest is het zacht maken van het versteende; het buigen van het verstarde; het koesteren van het vereenzaamde; het leiden van het verdwaalde.
Deze arbeid betreft allereerst de Gemeente van Christus; het is omwille van ons christen-zijn, onze messiaanse praxis. Wij dragen zelf verantwoordelijkheid, maar buiten de Geest Gods om gaat het niet. Gelukkig, want dan is er ook vrolijkheid en relativeringsvermogen bij deze arbeid!

Dit alles hoort bij de zendingsopdracht van de Kerk.
Het gaat niet om de zoveelste godsdienst. Het was niet de bedoeling van de apostelen, de eerste zendelingen, om het christendom te verbreiden.
Het ging niet om een nieuwe godsdienst waarvan zij gezegd zouden hebben: dit is de enige ware... !
De Kerk komt met beloften van een nieuwe wereldeeuw, zonder pretentie, zonder zelfverheffing; want zij leeft zelf uit het vuur, de warmte en het licht van de Heilige Geest.
De verkondiging van Pinksteren is bemoedigend, ons wordt aangezegd dat er een goede toekomst is.
‘De Geest van de Heer vernieuw het aanzicht van de aardbodem!' Aldus het Psalmwoord in de Woorddienst hedenochtend. Er is toekomst, daarom is dit leven waard om geleefd te worden.

een ander pinkster-gebedslied, gezang 238

TERUG NAAR DE INHOUDSOPGAVE