HET VERHAAL ACHTER DE TEGELS

IN KORT BESTEK
 
Graag wil ik voor geïnteresseerden aan de hand van de eigen tegelcollectie de betekenis en de geschiedenis van de oud-Hollandse tegelindustrie uit de doeken doen. Als je er wat vanaf weet valt er veel van deze tegels te genieten.
Er is ook best veel over te vertellen, maar om het geheel binnen het kader van een bescheiden site te houden, zal ik alleen wat hoofdlijnen uitzetten.
 
Interieur Het begin
Het begin ligt eind 16e eeuw, zo rond 1580, toen de nieuwe huizen vanwege brandgevaar niet meer van hout maar van steen gebouwd werden. De woonkeuken - en zeker de omgeving van fornuis en schouw - vroegen om een mooie en goed schoon te onderhouden betegeling. Toen vanwege de toegenomen welvaart er ook echte woonkamers kwamen moest dit vertrek bij de plint een betegeling hebben, om de spatten bij het schoonmaken van de vloer te kunnen opvangen (zie foto rechtsboven). In huizen van gegoede burgers ontwikkelde de schouw van de woonkamer zich al gauw tot een waar pronkstuk (zie foto midden).
 
De fabricage
Eerst moesten de juiste kleisoorten worden gemengd en gekneed. Na ca. 1660 werd naast de lokaal gewonnen klei ook geïmporteerde kalkrijke mergel bijgemengd waarmee een grotere breukvastheid kon worden bereikt. De met de hand voorgevormde kleitabletten werden, na een korte eerste droging uitgerold tot plakken van 15 bij 15 cm en bedekt met een plankje waarna het overtollige randmateriaal werd weggesneden. Vervolgens gingen de tegels voor een eerste bakproces, het rauwbakken, de meer dan 3 m hoge oven in. Het opstoken van een oven tot 1000 graden C duurde wel 30 tot 40 uren, het afkoelen zelfs enkele dagen.
Vervolgens werden de voorgebakken tegels voorzien van een tinglazuurlaag die diende als ondergrond voor de beschildering. Na het aanbrengen van de beschildering werd de tegel voor de tweede keer gebakken.
De tegelindustrie is erg belangrijk geweest. Er stonden veel tegelbakkerijen in Dordrecht, Rotterdam en Delft, maar ook buiten Holland, en dan met name in Makkum en Harlingen. Een deel van de productie werd al gauw geëxporteerd, o.a. naar de Oostzeelanden en naar Rusland. Ook Franse kastelen werden er luisterrijk mee uitgerust.
 
Schouw De vorm van de tegels
Aanvankelijk konden alleen nog maar vrij grove tegels worden gebakken. Alle tegels van voor 1600 zijn dan ook opmerkelijk dik, zo'n 1,5 tot zelfs 2 cm. Men had simpelweg nog niet de juiste klei om dunner - en daarmee ook efficiënter - aan het werk te gaan. Maar dat veranderde snel. Zo rond 1625 lukte het al aardig om dunnere tegels te fabriceren. De daartoe benodigde toevoeging van mergel had ook een kleurverandering van de scherf van rood naar geel tot gevolg. Later, zo rond 1700 kon men nog een stapje verder gaan en kwamen er heel dunne tegels op de markt.
 
Gebruik van kleuren
De oudste tegels zijn allemaal veelkleurig, met meestal blauw, geel en groen als hoofdkleuren. Soms zijn details in rood of goud-oranje uitgevoerd, maar die kleuren overleven het bakproces vrij moeilijk en zijn daarom zeldzaam.
Onder invloed van de mode ging men later over op tegels in alleen maar blauwe uitvoering. Dat had ook te maken met de import van populair Chinees porselein door de VOC dat veelal blauw was. Veel later, pas in de 18e eeuw, werd sepia (een soort paars) een korte tijd populair.
In de nadagen van de tegelindustrie (1900-1920) werden onder invloed van de Jugendstil weer kleine aantallen meerkleurige tegels gemaakt.
 
Rand- en centraalmotief
De oudste tegels vertonen een even zwaar aangezet centraal- en hoekmotief. Ze waren mooi maar grof in uitvoering. Het hele beeld was aanvankelijk over vier tegels verdeeld waarbij de vier hoekmotieven tezamen ook weer een motief vormden.
Toen het eenmaal lukte om, dank zij betere kleisoorten, fijnere tegels te bakken kon het hele motief ook op één tegel afgebeeld worden. Het werd daarmee ook minder belangrijk om het hoekmotief even sterk af te beelden. We zien het hoekmotief dan ook in de loop van de tijd als maar kleiner en onbelangrijker worden, tot dat er tenslotte een onbetekenend figuurtje in de vier hoeken van rest. En ook die figuurtjes sneuvelden nog korte tijd toen de mode om zo licht mogelijke tegels vroeg.
 
spons of mal Beschildering
De beschildering gebeurde weliswaar met de hand maar wel naar een bepaald voorbeeld. Dit voorbeeld, meestal uit een boek, werd op een stuk papier of perkament (zie foto rechts) via speldenprikken in ruwe lijnen uitgezet. Dit papier werd vervolgens op de nog onbeschilderde maar wel geglazuurde tegel gelegd. Door er nu met een buideltje met houtskoolpoeder op te kloppen werden de hoofdlijnen als zwarte puntjes zichtbaar op de tegel. Dan volgde het natrekken van de lijnen waarvoor men glazuur gebruikte waaraan verschillende metaaloxiden voor de kleur waren toegevoegd. Afwerking, details, schaduwen en het randmotief werden echter altijd vrij met de hand aangebracht en hieraan herkent men dan ook de vakman die aan het werk is geweest (of de jongen die er de pet naar gooide).
 
Tegelsoorten
In veel boeken vindt je tegels wel gerangschikt aan de hand van het middenmotief. Zo worden er scheepjes, bloempotten, dieren, planten, krijgers en bijbelse tegels onderscheiden. Populair zijn ook series met kinderspelen.
Een bijzondere soort zijn de 'Haarlemse' tegels. De zijn tegels met louter geometrische vormen waarbij ook de diagonalen het beeld bepalen. De veel latere Jugendstilperiode leverde een nog apart soort tegels op, met alleen gestileerde figuren en in bijzondere diepe kleuren.
 
Ondergang
Aan het einde van de 18e eeuw was het grotendeels gedaan met Nederlandse tegelindustrie. Men leefde luxer, de (betegelde) keuken daalde in aanzien. De woon- of nette kamer kreeg leerbehang. Er wordt geen echt vakwerk meer afgeleverd. De welvaart liep terug, de productie moest goedkoper. De tekeningen werden slordiger.
Alleen vanuit het platteland (woonkeukens boerderijen) bleef nog enige tijd vraag naar goede en mooi vormgegeven tegels bestaan.
Aan het begin van de 19e eeuw, ten tijde van de Jugendstil- en de Art Deco-periode, bloeide de tegelindustrie nog even op, maar daarna was het toch gedaan met de tegelbakkerskunst. Helaas.
 
(herkomst figuren boven: detail uit "De lezende vrouw", P.E.Janssens; midden: uit folder Nederlands Tegemuseum; onder: uit Nederlandse Tegels, C.H.de Jonge
 


 knop retour start knop datering knop de collectie knop meer over