Flora

Ze had weinig nodig om op te vallen. Hollands welvaren in eigen persoon. Een open blik, vol van verwachting over alles wat nog komen ging. En dat was veel, want ze was pas net als kersverse eerstejaars bij de biologie binnen gestapt. Even sprak ik met haar, op de eerste dag bij de inschrijving en zette haar naam in mijn geheugen.
Op het eerstejaarsweekend, twee weken nadien, zag ik haar weer terug aan de bar van het botenhuis van Asopos. De biologenclub had ons na de maaltijd op zoölogie eerst een videofilm voorgezet. Maar ik heb het niet zo op lang kijken naar TV-schermen, zeker niet als ze drie meter hoog in de collegezaal hangen. Lichtelijk melig van het turen naar de video, en een beetje moe van het fietsen tegen de wind in van de binnenstad naar dat botenhuis achterin Leiderdorp, schoof ik die late avond aan bij de bar waar ook zij net was gaan zitten.
Flora 'Zo, en wat wil jij wel met de biologie gaan doen?', was mijn niet bijster originele vraag.
'Ik ben dol op walvissen, Meneer', zei ze met een blos van enthousiasme op de jonge wangen, vereerd dat deze haar nog pas kort bekende official juist háár deze vraag wilde stellen.
'Nu, dat treft', zei ik, mijn nog melige stemming in woorden omzettend, 'We werken hier met stekelbaarsjes, kun je klein beginnen!'.
Het bleef even stil aan de bar, ze had zichtbaar moeite om mijn gebrek aan meeleven te plaatsen en probeerde het derhalve nog eens. 'Ik heb altijd al met die mooie dieren willen werken. Zou dat dan niet mogelijk zijn, denkt u?'.
'Misschien', was mijn wat ontwijkende reactie.
Ze nipte als oversprongreactie driemaal aan haar glaasje Cola, en staarde toen wat teleurgesteld voor zich uit. Ik bemerkte haar reactie en probeerde het een beetje goed te maken.
'Misschien later in de studie, maar het zal toch wel moeilijk zijn, hoor!'.
Maar Flora heeft het wel degelijk voor elkaar gekregen, zoals uit het vervolg van dit verhaal zal blijken.

Haar eerste jaar verliep vlot, het eerste semester van het tweede jaar eveneens. De rest van het tweede en het derde jaar werden gevuld met een vrije keuze uit een breed aanbod aan cursussen (zoals dat toen nog mogelijk was). Logisch dat ze allerlei cursussen koos die in het verlengde van haar passie lagen en haar dichter bij het grote doel zouden brengen, het werken aan haar geliefde waterdieren waarvan de maat inmiddels wel enigszins was aangepast aan de te verwachten mogelijkheden. In plaats van walvissen mochten het nu ook wel dolfijnen zijn.
We praten later nog al eens met elkaar en gelukkig had onze relatie niet te lijden gehad onder mijn niet bijster gelukkige reactie op dat eerste jaars weekend. Haar eerste stage was meteen raak: een onderzoek naar de geluidswaarneming van dolfijnen in Harderwijk, begeleid door een staflid van de Technische Universiteit van Delft, dit vanwege de audiotechnische aspecten van het onderzoek. Toen het werken op het Harderwijkse dolfinarium onmogelijk werd (omdat de commercie er voorrang kreeg op het onderzoek en de dieren lichtelijk gestoord bleken door het vele malen vertonen van hun kunstjes voor het publiek) verhuisde ze naar Antwerpen om daar het werk voort te zetten. Tot het ook daar onmogelijk werd. Je eerste stage-onderzoek doen onder zulke moeilijke omstandigheden valt natuurlijk niet mee, maar ze bracht het tot een goed eind.
Voor het tweede onderwerp reisde ze stad en land af en vond het tenslotte in Schotland waar ze, tot haar genoegen, kon werken aan rivierotters. Toegegeven, de maat was weer kleiner dan van de dolfijnen maar natuurlijk evengoed schatten van dieren. Maar ook daar viel het werk niet mee en waren er tegenslagen. Het zijn nachtdieren en dus waren er vele uren van eenzaam waarnemen, in de nacht en vroege ochtend.
Tijdens een van die tochten sprong ze wat ongelukkig van een hek en brak een been. In geen velden of wegen iemand te bekennen. De weg naar de bewoonde wereld was twee tot drie uur gaans, waarbij het gebroken been omzichtig moest worden meegesleept! Doorwerken met een been in het gips vroeg vervolgens een enorme inzet. Maar je bent bioloog en je wil wat!

Terug in Leiden was er plotseling die aarzeling. 'Waar ben ik mee bezig? Wie heeft er straks eigenlijk een otter- of dolfijnenbioloog nodig?' Ze kwam er over praten en stelde voor om te switchen naar de moleculaire biologie.
'Onzin', vond ik. Op mijn tegenwerping dat er toch niemand zou zijn die een zo duidelijk organismaal bioloog als zij was in zijn moleculaire laboratorium zou kunnen gebruiken, kwam al gauw een antwoord. Een docent van Moleculaire Plantkunde bleek niet op te zien tegen enig meerwerk in de vorm van een omscholing in de moleculaire richting en zag het ook overigens wel met haar zitten. Flora was inmiddels op het spoor gekomen van het belang van moleculaire technieken in de populatiebiologie, met name bij het herkennen van individuele dieren en het in kaart brengen van verwantschappen (iets waar we natuurlijk nu wel mee vertrouwd zijn).
Nog die zelfde week kwam ik door toeval via een collega studie-adviseur bij de rechten op het spoor van het werk van het Gerechtelijk laboratorium in Rijswijk. Ze pasten daar die toen nog zeer nieuwe techniek van 'genetic finger printing' toe bij het zoeken naar bewijzen in het geval van verkrachtingen en andere minder fraaie zaken. Ik bracht haar op het idee eens kontakt te zoeken met dat laboratorium. En zo kon het gebeuren dat allerlei zaken die op het eerste gezicht totaal niets met elkaar te maken hadden, (zeezoogdieren, moleculaire plantkunde en criminaliteit), in haar werk tezamen kwamen. Waar enthousiasme en een flinke dosis doorzettingsvermogen al niet toe kunnen leiden!
Maar onze studente beschikte over nog een belangrijke eigenschap. En dat was de lieflijke overtuigingskracht waarmee ze haar docenten voor haar plannen en plannetjes wist te winnen. Een keer kwam ze langs met een poster over de otterbescherming en dus maakte ik een wand vrij in mijn kamer (waar dan ook vele jaren een 'otter in reddingsboei' te bewonderen viel). Een andere keer kwam ze met een gironummer van het otterstation in oprichting (nadien nabij Leeuwarden geopend). 'Doet u wel, he' zei ze en de belaagde werd natuurlijk donateur.
Na het doctoraal ging ze naar de universiteit van Leicester (U.K.) en vandaar kwam een brief: 'Het werk is nog steeds geweldig, maar ik heb wel ervaren dat wetenschap bestaat uit ups en downs. Mijn eerste walvisartikel is gelukkig uit. Zullen mijn resultaten nog op tijd zijn om Japan en IJsland van de walvisjacht af te houden?'
Vorig jaar kwam er nog een kaart uit Frankrijk. 'Mijn proefschrift komt er aan. En vanaf het najaar heb ik een heuse postdoc-plaats. Ik ga dan werken aan de moleculaire evolutie van elanden en rendieren'.
Heerlijk toch om zo bioloog te kunnen zijn!

Vorige verhaal  pijl          pijl-r5e verhaal: De dreun