Kees
'Hoi', zei de jongen naast me toen die goed en wel op de barkruk gezeten was. Ik zeg in zo'n geval altijd iets aardigs terug, niet vermoedend waar mijn reactie nog toe zou leiden. We raakten aan de praat en omdat ik er niet van houd over het weer of de politiek te discussiëren probeerde ik maar eens een directe vraag.
'En hoe was jouw dag vandaag?'. 'Nou, ik moet even bijkomen, na zo'n tijd binnen zitten', was het antwoord. 'Hoe bedoel je', was mijn reactie. Tja, mijn buurman zag er wel wat bleek uit. Is misschien een tijdje ziek geweest, dacht ik. 'Wil je wat drinken?' vroeg hij, 'Ik heet Kees en jij? '. 'Guus, oh ..., doe mij maar een koffie verkeerd'. 'Waar ik zat', zei de knaap, 'nou dat zal ik je vertellen, in Scheveningen'. Even zat ik nog op het verkeerde spoor maar kwam al gauw tot de conclusie dat ik geen verdwaalde toerist naast me had. 'Nou, dat was dus niet in het Kurhaus', probeerde ik nog even, om er zeker van te zijn dat ik dat 'zitten' letterlijk moest nemen. 'Zeker weer even wennen, hè?' Tja, joh, dat mag je wel zeggen. Maar ja, binnen of buiten de bajes, het is overal dezelfde rotzooi. De grote trappen de kleine'. 'Dat kan gebeuren', merkte ik op om toch iets op te merken. 'Ach man, ze spannen overal samen: het kapitaal, de intellectuelen, de politie, gewoon één pot nat. Macht jongen, daar gaat het ze allemaal om! Ik vertrouw niemand van die zooi'.
Nu ben ik wel niet van de politie maar toch een ambtenaar met een maandelijks salaris op mijn girorekening, bovendien nog intellectueel en derhalve uitgerust met een zekere macht. 'Dat kan nog moeilijk worden', dacht ik dus. 'Maar eh' vraagt mijn bajesklant, 'wat doe jij eigenlijk? Heb je werk?'. Normaal hang ik bij dit soort gelegenheden niet direct aan de grote klok wat ik doe, maar het is wel mijn gewoonte om op een directe vraag ook een direct antwoord te geven.
'Oh, ik werk bij de universiteit. Vroeger zat ik in de wetenschap, maar doe nu iets met studenten', reageer ik eerlijk maar toch ook wat ontwijkend. Het blijft even stil en mijn buurman neemt me nog eens goed op. 'Zie je niet naar uit, makker', is zijn reactie. En net als ik besluit dit als compliment op te vatten, voegt hij me toe 'Ik heb geleerd geen hond in deze maatschappij te vertrouwen. Studenten, allemaal ballen, zoontjes van het grootkapitaal'.
Naarmate we zo doorpraten groeit in mij het uitdagende gevoel juist zijn vertrouwen te willen winnen. 'Ik denk niet dat het klopt', begin ik nogal intellectueel. 'Overal heb je goede en slechte mensen. Waar ik werk, op de universiteit, zijn er echt geen 'Dynasty' toestanden of zo. En studenten zijn ook maar gewone
mensen. Je moet door de show heen kunnen kijken'. 'En toch vertrouw ik niemand van die troep' werpt hij me tegen. 'Dat komt omdat je er niemand kent en er van buiten af tegen aan kijkt' is mijn reactie. Ik merk dat ik zo natuurlijk niets opschiet maar kom wel op een idee. 'Kom maar met me mee, dan laat ik je ons laboratorium zien. Kun de studenten ook eens gewoon aan het werk zien'. Het aanbod wordt, eigenlijk een beetje tot mijn schrik, meteen aangenomen en zo zijn we even later op weg naar de Sterrewacht-laan. Ik ben toch best blij met mijn bijzondere gast maar al lopend naast hem valt het me voor het eerst goed op dat hij toch wel erg grote tatoeëringen op zijn armen heeft en ook anderszins moeilijk door kan gaan voor het type gast dat ik beroepshalve geacht word op het laboratorium rond te leiden. Naarmate de Sterrewachtlaan nadert, krijg ik het dan ook steeds benauwder met mijn gast. Wat vertel ik straks mijn secretaresse over deze knaap? En hoe reageert de altijd nieuwsgierige directeur-beheerder als ik die per ongeluk tegen het lijf loop of, nog gevaarlijker, de strenge mevrouw van de
veiligheid met haar priemend onderzoekende ogen?
De Sterrewachtlaan ingekomen ben ik toch over mijn eerste schrik heen. Nu ik A gezegd heb, zal ik ook B zeggen. Op mijn kamer gekomen leg ik uit waar mijn werk zo al uit bestaat en begin mijn rondleiding met een bezoek aan de pruttelende aquariumzalen in het torengebouw. Het valt niet mee om uit te leggen waarom mensen hier uren voor een bak met vissen zitten te turen.
Maar ik slaag er kennelijk in want mijn gast vertoont geen ernstige tekenen van onbegrip. Op mijn rondgang zie ik hier en daar iemand denken 'wat heeft
de studie-adviseur nu weer aan zijn fiets hangen', maar het merendeel van de wetenschappers gaat kennelijk zo zeer in het werk op dat ze het vreemde van de situatie ontgaat. Ik vat moed en besluit, na achterin de laan nog iets van de plantenoecologen getoond te hebben, ook de propedeusezaal aan te doen (het is tenslotte altijd een aardig gezicht zoveel jonge studenten aan het werk te zien). En om die studenten was het tenslotte begonnen! Ik had in zo verre pech dat er die middag net het practicum plantenanatomie (mijn oude vakgebied) aan de gang was en, zoals ieder weet, munt het materiaal van dat vakgebied door zijn tweedimensionale presentatie nu niet direct uit door grote aanschouwelijkheid. Na de practicumleidster voor de zekerheid maar omzeild te hebben, besluit ik dat de directe confrontatie tussen mijn gast en de studenten nu maar moet plaats vinden en kies een nijvere eerste jaars uit. Nog zie ik het verbaasde gezicht van student Jan voor me toen ik hem vroeg uit te leggen waar hij door zijn microscoop zoal naar zat te turen. Wellicht overbodig voegde ik Jan toe dat hij wel duidelijk moest zijn aangezien mijn vriend Kees geen student was. Nou dat had Jan inmiddels ook al begrepen en hij kweet zich prima van zijn taak (hij is dan ook later nog in het onderwijs terecht gekomen, naar ik meen te weten).
Kees is daarna op gezette tijden nog eens langs geweest. Hij had eerst een tijdje een verhuurbedrijfje voor bakfietsen en startte daarna een wat onduidelijke handel in tweede hands fietsen tot de buurt waar hij woonde bezwaar ging maken tegen de rommel op de stoep en de gemeente zijn negotie verbood. Hij was weer
eens behoorlijk teleurgesteld in de samenleving. Maar het gaat hem toch goed, voor zo ver ik weet. En over 'die studenten' hoor ik hem tegenwoordig toch wat anders praten. Een beetje positiever zou ik zeggen ...
Inhoudsopgave
2e verhaal: Eddie
|