Sjaak (titelverhaal)
Hallo, heb je een vloeitje voor me' vroeg een bezoeker van café 'Meneer Jansen' die aan mijn tafeltje was komen zitten. Nu rook ik al in geen jaren meer en had dus ook geen vloeitjes op zak. Op mijn 'Nee, sorry' besloot hij eerst maar even aan een andere behoefte toe te geven en verdween naar het toilet achter in de zaak. Twee tafeltjes verder staken net twee meisjes elkaar een shagje toe. 'Die moeten dus wel vloeitjes hebben', bedacht ik, stapte er op af en kreeg er eentje los. Toen Sjaak even later terug kwam, kreeg hij dan ook zijn vloeitje. 'En jij had er geen', zei hij verbaasd. 'Klopt', zei ik 'heb ik dáár voor je los gekregen'. Mij monsterend (ik ben toch wel een vreemde eend in dit jonge gezelschap), voegde hij me toe: 'Gaaf van je' en het ijs was gebroken. De derde keer dat ik hem
daar zag vroeg hij me om eens bij hem langs te komen. Hij gaf me zijn adres, een kraakpandje op de hoek van de Haarlemmerstraat en de Jan Vossensteeg (nu ingelijfd bij het pand van de HEMA). Eerst vergat ik de uitnodiging maar soms als ik bij Meneer Jansen zat en iemand shagjes zag draaien herinnerde ik me weer de ontmoeting met Sjaak en zijn uitnodiging om eens langs te komen. 'Maar wat moet ik nou in een kraakpand' zei ik dan tegen me zelf.
Een paar maanden later (ik was naar Utrecht geweest om de vergadering van de Landelijke Onderwijscommissie Biologie voor te zitten) kwam ik wat vroeger dan normaal terug in Leiden. Ik kon nog mooi even foto's afhalen op de Haarlemmerstraat en herinnerde me daar in het zicht van de HEMA plotseling de uitnodiging waar
ik nog als maar geen gevolg aan had gegeven. 'Eigenlijk flauw van me', bedacht ik en een impuls volgend. 'Waarom nu niet?' Nu maakte het karakter van de vergadering in Utrecht dat ik er wat officieel uitzag, officiëler dan voor een bezoek aan genoemd pandje gebruikelijk genoemd mag worden. Bovendien had ik (het was winter) een zwarte lange jas aan en een nogal donkere tas bij me met de vergaderstukken. En juist deze outfit zou merkwaardige gevolgen krijgen!
Natuurlijk realiseerde ik me dat ik er voor mijn gastheer wat ongewoon uit moest zien maar bestond onze relatie nu juist niet bij de gratie van de tegenstelling? 'Moet kunnen', dacht ik en dus pootte ik mijn fiets in de steeg aan de overkant van de HEMA, keerde me om en wilde gaan aanbellen. Mis dus! Een beetje kraakpand heeft natuurlijk geen bel, althans niet een die het doet! Dan maar een flinke dreun op de deur gegeven. Ik hoorde tenslotte heavy muziek daarboven, er moest dus wel iemand thuis zijn. Geen reactie. Na een tweede, dit keer wat overtuigender dreun op de deur ontwaarde ik, turent door een weinig fris raampje, een persoon boven in de trapopening. Maar, anders dan ik hoopte, maakte die figuur geen aanstalten om naar beneden te komen om mij er met een breed gebaar gastvrij binnen te laten, zoals ik me dat in mijn fantasie had voorgesteld. Integendeel, de figuur verdween naar achteren in het huis. Nu, daar was ik niet voor gekomen en de uitdaging om daar binnen te komen nam grotere vormen aan. Dan nog maar eens een roffel op de deur geprobeerd. In huis ging plotseling een fluitsignaal en even later kwamen er geluiden te voorschijn alsof men op commando aan het verhuizen was geslagen. Bij de uitdaging kwam nu de nieuwsgierigheid.
'Wat was hier aan de hand', en 'is Sjaak nu thuis of niet?' Nog eens door het raampje getuurd. Boven leek de trap plots te zijn afgesloten door een kast of iets wat daar op leek. 'Moet ik nu gewoon onverrichterzake naar huis?' vroeg ik mij af. Maar dat is tegen mijn principes. Staat er misschien boven een raam open? Even gekeken. Ja, op de eerste verdieping links gaapt een opening. Dan maar eens hard de naam van Sjaak geroepen. Eindelijk een reactie. Het hoofd van Sjaak komt uit het raam te voorschijn.
'Shit Guus, ben jij het? Shit. En wij maar denken dat het de deurwaarder was!'. Weer gestommel, de barricades worden opgeheven, een lachende stem op de trap en de deur gaat krakend open. Even later zit ik boven in een grote kamer op een matras. 'Wil je thee' en 'oh ja, Guus, dit zijn (die ... en die ...), en
jongens, dit is een vriend van mij'. Ik geniet een beetje van de tegenstelling, daarnet nog tussen een publiek van wetenschappers en ordentelijke
studenten in Utrecht, en nu hier op een matras met een aantal onbekenden. En ik neem de lichte hasjlucht die in pand hangt maar voor lief. De thee gaat rond. Sjaak verontschuldigt zich wanneer we even later alleen zijn. 'Er is er maar ééntje die flink gebruikt' voegt hij me toe 'en die gaat er volgende week dan ook uit. Wij willen clean zijn hier', en ik geloof hem voor deze gelegenheid.
Na een half uurtje verlaat ik weer het pand, en bezie me zelf in de winkelruit van de HEMA. 'Moet je zien', denk ik, 'Deurwaarder! Te gek!' Even later ben ik weer op de fiets op weg naar mijn keurige optrek in Oegstgeest. 'Hoe was de vergadering', vraagt mijn vrouw als ik binnen kom. En prompt daarop: 'Joh, waar heb jij gezeten?' Ik volg haar blik. Zij kijkt naar mijn zwarte jas. Opzij zitten er een aantal kleine veertjes aangehecht en van achteren zitten er een heleboel. Uit een matras, zoveel is wel duidelijk. Oh jee, ik heb weer eens wat uit te leggen!
Vorige verhaal
9e verhaal: Ben
|