(Na de oorlog nemen diverse predikanten en pastores het initiatief tot pastoraal werk onder geïnterneerde Nederlanders die tijdens de bezetting gecollaboreerd hebben met de bezetters. Hier begint het Justitiepastoraat in de huidige vorm.)
(p. 32)
...Reeds in de zomer van 1945 werd in de pers kritiek geuit op de toestanden in de
interneringskampen. Vanuit de Nederlands Hervormde Kerk, de Rooms-
katholieke Kerk, de Gereformeerde Kerken, de Remonstrantse Broederschap en
de Doopsgezinde Sociëteit werd op 21 augustus een memorandum overhandigd
aan de Minister-president, Schermerhorn, die de leiding had van het Militair
Gezag en daarmee van het Bureau Nationale Veiligheid 1, waar de kampen
officieel onder vielen. Niemand had echter een besef van waar de meeste
kampen zelfs maar lagen; er waren er meer dan tweehonderd en de
commandanten werden plaatselijk door de Binnenlandse Strijdkrachten
benoemd. Als gevolg van deze verontrusting werd een onderzoek ingesteld, maar
het verslag klonk geruststellend. Wel kregen de kampcommandanten in
september de instructie, een aalmoezenier en een predikant in de leiding op te
nemen. Hiertoe dienden het Episcopaat en de Interkerkelijke Contact-Commissie
voor de geestelijke verzorging van politieke delinquenten, de ICC, personen voor
te dragen. Tevens benoemde het Directoraat Generaal voor de Bijzondere
Rechtspleging een driemanschap voor de geestelijke en sociale verzorging, dat
bestond uit de heren K.Toornstra, pater J.van Wezel scj en de latere
hoofdpredikant ds.J.W.van der Linden.
(p. 33)
...Op 1 januari 1946 droeg het Militair Gezag het beheer van de kampen over aan
de minister van Justitie 2...
...In maart 1946 boog het IKO (Het Interkerkelijk overleg tussen de protestantse Kerken Onderling) zich over de Gevangenismaatregel-1932. In verband met de klacht, dat vaak geen overleg over de benoeming van gevangenispastores gevoerd werd, deed het IKO de suggestie een interkerkelijke commissie voor het gevangeniswezen te formeren. (Over deze tweede ICC, of ICC-J ontstond aanvankelijk enige verwarring: het hoofd van afdeling III-A vreesde als gevolg van de rol van het ICC t.a.v. de kampen dat het ICC-J zich op haar beurt met het gevangeniswezen zou gaan bemoeien.)
(p. 34)
...Men gaf de voorkeur (...) aan een regeling zoals met de Katholieke Kerk
bestond: de kerk benoemt, de minister verleent toegang en de geestelijke
verzorging staat los van de leiding...
Terug naar begin
In de jaren 1946 tot en met 1948 werkte het driemanschap Toornstra-Van der Linden-Van Wezel in samenwerking met het IKO en de Rooms-Katholieke Kerk aan een organisatiestructuur voor een gespecialiseerd pastoraat onder gedetineerden. Een departementale "Commissie Uitbouw Gevangeniswezen" rapporteerde 3 in december 1947 dat geestelijk verzorgers een belangrijke positie, maar geen leidinggevende verantwoordelijkheden moesten krijgen. Toen per 1 juli 1948 het beheer voor de kampen werd overgedragen aan het Directoraat-generaal voor het Gevangeniswezen stelde de minister voor "gelet op de ervaring en de voortreffelijke samenwerking van beide geestelijken, alsmede op de gewenste continuïteit in het werk", dat Van Wezel en Van der Linden hun dienstverband bij afdeling II-A zouden voortzetten en de functie van contactpersoon 4 tussen overheid en kerken op zich zouden nemen. Het ICC ging hiermee akkoord. De ICC en de ICC-J fuseerden tot de ICJ, Interkerkelijke Contactcommissie voor de inrichtingen van Justitie, terwijl vanuit het IKO een toezichthoudend Contact in Overheidszaken (CIO) werd opgericht. Het episcopaat echte reageerde op dit voorstel met een principiële beschouwing over de verantwoordelijkheid voor de geestelijke verzorging, die geheel bij de kerk gelegd werd, hield de benoeming aan zichzelf, en wees tenslotte op 22 juni 1949 rector C.A.M.Kroon aan.
De strekking van dit relaas kan niet anders zijn dan dat de structuur van het
huidige gevangenispastoraat geheel is bepaald door de situatie vlak na de oorlog,
ook al bleef de benoeming van pastores inclusief het verschil tussen Rooms-
katholiek en Protestant tot 1963 formeel op dezelfde wijze plaatsvinden als voor
de oorlog.
Terug naar begin
1 Dit Bureau kwam in 1949 onder de naam Binnenlandse Veiligheids Dienst aan het
Ministerie van Binnenlandse Zaken.
2 Hiertoe werd op het Ministerie van Justitie de afdeling III-B in het leven geroepen
(afdeling III-A omvatte de gewone penitentiaire inrichtingen).
3 Algemeen Rijksarchief; Justitie. Tweede Afdeling, Wetten, inv.nr 231 (1932-1953),
Gevangenismaatregel-1953, Verslag Departementale Commissie Uitbouw
Gevangeniswezen (z.g. "commissie Fick") 19 XII 1947.
4 D.w.z. Hoofdaalmoezenier resp. Hoofdpredikant.
uit: Het Justitiepastoraat in Nederland, uitgave ter gelegenheid van veertig jaar Hoofdaalmoezenier en Hoofdpredikant bij de Inrichtingen van Justitie in Nederland 1949-1989. Den Haag 1991