De vernieuwing van de vesting in de 19e eeuw was een reactie geweest op verbeteringen van de artillerie. De militaire techniek was echter niet stil blijven staan. De invoering van de brisantgranaat in de jaren tachtig van de 19e eeuw was een volgende stap. Deze zware projectielen doorboorden moeiteloos een aarddekking van enkele meters en het metselwerk van de daaronder liggende gebouwen was niet bestand tegen de explosieve kracht. Geen van de oude of nieuwe bomvrije gebouwen van de vesting Naarden bood hiertegen nog bescherming.
Al snel werden de eerste technische antwoorden op deze krachtige explosieven gevonden. Door toepassing van beton en pantserstaal bleek een vesting in staat om voor langere tijd ook de modernste aanvalsmiddelen te weerstaan. In de vanaf 1866 aangelegde Stelling van Amsterdam werden deze vernieuwingen toegepast.
Voor de vestingwerken van Naarden was het te laat. De vesting was groot en compact, de gebouwen waren van metselwerk. De nieuwe inzichten pleitten voor kleine, verspreid aangelegde werken van beton. Toch bleef de vesting deel uitmaken van de (Nieuwe) Hollandse Waterlinie. De verdediging verschoof echter van de vestingwal naar de enveloppe, de bedekte weg aan de oostzijde van de vesting. In overeenstemming met de nieuwe ideeën werden hier tussen 1895 en 1906, verspreid langs de bedekte weg, twaalf kleinere betonnen schuilplaatsen gemaakt.
Vervolg: Naarden in de Eerste Wereldoorlog.