Beschrijving
Start Terug Inventarisatie en Bronnen

Beschrijving van de St. Annakapel te Koolwijk

Georiënteerd kerkgebouwtje, bestaande uit een driebeukig schip, een driezijdig gesloten koor, met een tegen het zuidelijke sluitingsvak gebouwde sacristie, en aan de westzijde een bescheiden halfingebouwde vierkante toren. De kapel is gelegen aan een driesprong: langs de oostzijde loopt de Koolwijksestraat en langs de noordgevel ligt het gebogen tracé van een oude weg met keibestrating; deze straat vormde voorheen het begin van de landweg tussen Grote Koolwijk en Kleine Koolwijk (kadastraal minuutplan van ca. 1830). Op het perceel westelijk van de kapel staat een laat-negentiende-eeuwse langgevelboerderij, vroeger tevens café. Aan de zuidzijde ligt het kapelveld met een viertal populieren, dit veld wordt van de Koolwijksestraat gescheiden door een smeedijzeren hekwerk, bij het hek staan twee oude lindebomen [2].

De kapel heeft een met rode Tuiles du Nord gedekt zadeldak, met driezijdige schildbeëindiging boven de driezijdige sluiting; naast de nok aan de zuidzijde een kleine gemetselde schoorsteen; op het nokeinde een piron met ijzeren kruis. Mastgoten. Gevels in kruisverband gemetseld; trasraam afgesloten met rollaag. Lisenen verdelen de noord- en zuidgevel in drie traveeën; in iedere travee een rondbogig venster (glas-in-lood met brugijzers) met bakstenen lekdorpel. De zuidgevel bezit een uitgebouwde biechtstoel onder pannen lessenaardakje. Twee lisenen aan de driezijdige koorsluiting. In een rondboognis in de oostgevel (straatzijde) is een witgeverfd beeld van St.-Anna te Drieën opgesteld, een kopie van een in de kapel aanwezig beeld; in dezelfde gevel is een grote memoriesteen aangebracht (1960).

De noordelijke sluitingszijde bevat een tweeruits venster met (tuimelend) drieruits bovenraam; diefijzers; bakstenen lekdorpel. De zuidelijke sluitingszijde wordt geheel ingenomen door de vierkante sacristie. Deze sacristie (onder pannen tentdak met nokpiron; mastgoot) heeft aan de oostkant eveneens een tweeruits venster met drieruits bovenraam en diefijzers; aan de westkant een rondbogige deur. De westgevel van het gebouw bevat de grotendeels ingebouwde toren. Aan weerszijden van de toren is de gevel afgedekt met een rollaag en bezit de gevel bovenin een klein rondbogig venster met roedenverdeling; onder deze vensters een muuranker, waarvan een nog oud is. De toren bestaat uit drie verjongende geledingen, gemarkeerd door betonnen waterlijsten; gecementeerde plint. De onderste geleding bevat, in een rechthoekig spaarveld, de rondbogige toegang tot de kapel: een vernieuwde dubbele deur, met hardstenen aanzetstenen en sluitsteen in de boog. Hardstenen dorpel; voetenrooster. De middelste geleding van de toren bevat, in een rechthoekig spaarveld, een rondvenster met roedenverdeling. De derde geleding bevat een gekoppeld paar rondbogige spaarvelden. Het torenlichaam wordt afgesloten met een uitgemetselde daklijst. Op de toren een overstekend afgeknot leien tentdakje als basis voor een houten dakruiter, bestaande uit een zeskante houten arcade (met fantasie-driepasbogen) en een zeskante ingezwenkte leien spits bekroond met verguld koperen bol, ijzeren kruis en verguld koperen weerhaan; in de dakruiter hangt een oud kerkklokje.

Interieur

Grotendeels gaaf interieur uit circa 1820 in barokstijl. De kapelruimte wordt door tweemaal vier pilaren verdeeld in een middenbeuk en twee smalle zijbeuken. De gedrongen, gezwollen zuilen (toskaans) zijn geplaatst op vierkante postamenten, de vier zijden van de postamenten opgesierd met een gemarmerde mergelplaat. De zuilen dragen de gestuukte als kroonlijst uitgevoerde voetlijst van het neoclassicistische stucplafond van de middenbeuk. Dit plafond heeft de vorm van een tongewelf en is verdeeld in drie vakken, waarin in stucwerk respectievelijk een Christussymbool, een Mariasymbool en het Lam Gods aangebracht zijn. IJzeren trekstangen met hangers. Vlakke stucplafonds boven beide zijbeuken. De zijbeukwanden zijn eveneens gestuukt; de vensters voorzien van een lijst met guttae. Ook de westmuur en de wanden van de toren zijn gestuukt. De kapelvloer is van terrazzo-werk (1936).

Aan de oostzijde waren de zijbeuken voorheen bij de voorste zuilen afgesloten met een hekje. Een communiebank vormt hier de afsluiting van de middenbeuk. Hierachter begint het zich versmallende koor, verdeeld in een priesterkoor (met halfronde altaarabsis) en een ondiepe achterruimte (voorheen deel uitmakend van de in 1936 verdwenen sacristie). De altaarabsis, iets smaller dan de middenbeuk, is omlijst met een decoratieve boerse beschildering van zuilen met bloemvazen.

De absis zelf is geheel beschilderd met een Golgotha-landschap: een heuvellandschap, waarin centraal een houten kruis met gepolychromeerd corpus figureert; aan weerszijden op de achtergrond de twee (geschilderde) kruisen met de moordenaars; links onderaan in de heuvels enkele huizen en een toren; in de absiscalot een houten gepolychromeerde Geestesduif, omgeven door houten vergulde stralen en een geschilderde stralenkrans, Gods aanwezigheid op Golgotha symboliserend. Tegen de absisronding is een (op onderdelen vernieuwd) barok houten altaar opgesteld. Centraal onderdeel van de altaaropbouw is het tabernakel, bestaande uit een sacramentshuis en een gekoepelde cilindrische expositietroon, geflankeerd door getordeerde zuilen (met marmerschildering en verguldsels). De expositietroon bestaat uit een draaibare trommel, verdeeld in drie segmenten: in gesloten toestand toont de trommel een gebogen, beschilderd houten reliëf met symbolische voorstelling van kruisdood en eucharistie, de twee andere segmenten worden gevormd door open, met textiel beklede expositieruimten. Ter weerszijde van het tabernakel gesneden, gemarmerde en vergulde opzetstukken met een reliëfvoorstelling van Jezus en van Maria, en voorzien van een vergulde bekroning en klauwstukken. Onder de expositietroon zit tegen de mensa het deurtje van het sacramentshuis. een boers gesneden kruisdraging in versierde lijst.

 

Het aan beide voorhoeken naar voren buigende gemarmerd houten mensablad rust aan weerszij op gemarmerde houten zuilen en in het midden op een blokvormige onderbouw waarvan het front wordt gevormd door ajour gesneden loofwerk met centraal een afbeelding van het Lam Gods (verguld) en aan weerszij een nis met respectievelijk een beeld van Anna en Joachim. Op het mensablad staan zes vergulde houten kandelaars, twee engelenbeelden, een Maria- en een Heilig Hartbeeld.

Van de twee rondbogige deuropeningen in de oostwand, links en rechts van de absis, is de noordelijke dichtgemetseld. De zuidelijke deur geeft toegang tot de nauwe ruimte achter de absis (met vloer van rode plavuizen). Een rondbogige deur in de koorruimte geeft toegang tot de aangebouwde sacristie (met kastenwand, venster, buitendeur).

Links en rechts in de koorruimte een portretkop in gipsreliëf: Jezus en Maria (XIX). Aan de zuidzijde van de koorruimte is het oude eikenhouten beeld van St.-Anna te Drieën opgesteld waarvan een moderne kopie aan de buitenzijde van de kapel gevonden wordt. Maria met kroon en met kind, zittend naast Anna die een boek op schoot heeft en het kind een druiventros voorhoudt (XVd; polychromie nieuw). Tegen de zuidoostelijke pilaar een houten beeld van Anna die de kleine Maria onderwijst (XVIII, polychromie nieuw). Op oude foto's is nog de rijk versierde houten troon te zien die vroeger dit beeld omgaf.

De communiebank, voor de koorruimte, bevat drie oudere panelen van ajour houtsnijwerk (XVIII): loof en vruchten, met respectievelijk een anker, een hostiekelk en een kruis. In het schip 2x10 neogotische kerkbanken (drie hiervan zijn een kopie), afkomstig uit de kerk van Vinkel; voorschot met briefpanelen. In de zuidbeuk een uitgebouwde eiken biechtstoel: vier pilasters met gesneden composiete kapitelen en een kroonlijst; kuif met engel en opschrift 1760 / doet penitentie / Matheus 3.

Voorts bevat de kapel nog enkele beelden, waaronder een houten Joachim (XIX).

Het in de kapelruimte ingebouwde deel van de toren heeft, behalve een rondbogige doorgang naar het oosten (waarin nieuwe vleugeldeuren zijn gezet, 1998), twee kleinere rondbogige doorgangen naar opzij (vernieuwde deuren). Dito openingen bevinden zich ter hoogte van de eerste geleding, waarvan de ruimte wordt verlicht door het ronde westvenster; de houten verdiepingsvloer sluit aan op een in de schipruimte uitgebouwde houten zangtribune.

Motivering

St.-Annakapel, reeds vermeld in 1524, vergroot rond 1820 en uitwendig zeer grondig vernieuwd in 1936; met kapelveld, smeedijzeren hekwerk, oude lindebomen en een rij populieren.

Van cultuurhistorische waarde vanwege het bouwtype, vanwege de gaafheid van de hoofdvorm en de detaillering (1936), vooral van belang vanwege de kwaliteit van het barokinterieur met Toscaanse zuilen, tongewelf in stuc en het beschilderde houten barokaltaar.

 

De kapel is van grote historische waarde als bedevaartplaats en als grenskapel. Situeringwaarde als één van de grenskapellen in het Land van Ravenstein en als markant, aan een driesprong gelegen, onderdeel van de historische bebouwing van Grote Koolwijk, mede bepaald door de erfbeplanting.

 

E-mail: Webmaster

Laatst gewijzigd op 06 mei 2002

© FentA.nl