Terug naar Poolse immigranten
Achelse Kluis - pater Raynaldus (Erwin) Werk
De eerste monniken van de Kluis die op
10 februari 1958 in Congo aankomen zijn de paters Lambertus,
Emmanuel, Adelbertus en Raynaldus, en de
broeders Arnoldusl en Marinus. Ze starten onmiddellijk met hun
reguliere kloosterleven. De onderhandelingen met de ‘chefs
de terre’ om de nodige
gronden te verwerven hebben veel voeten in de aarde. In 1959
krijgt de stichting de officiële toelating om een noviciaat
(proeftijd) te beginnen. Pater Emmanuel van Gassel fungeert als
eerste novicenmeester. Hoewel de kandidaten toestromen ontbreekt
het hun aan doorzettingsvermogen om te volharden. Ze weten niet
wat het contemplatieve leven inhoudt. Toch zit er bij de eerste
lichting novicen al een zwarte parel: Edouard Mununu. Hij zal in
1972 de eerste inlandse overste worden, en in 1986 zelfs
bisschop van Kikwit.
In 1959, een jaar na de start, komen de paters Vitalis en
Jacobus de gelederen versterken. Zij groeien uit tot de economen
van de gemeenschap. Vitalis als eerst verantwoordelijke voor de
arbeiders en de veestapel, Jacobus als chauffeur om met jeep en
camion klooster en omgeving te bevoorraden. Dankzij de
technische vaardigheden van broeder Arnoldus kan een kanaaltje
gegraven worden om het water van de nabijgelegen Mbari in
verbinding te brengen met een hydraulische machine. Gekoppeld
aan een krachtige waterbron en de installatie van een watertoren
is er nu proper water in het klooster beschikbaar. Er zullen nog
meer technische voorzieningen volgen en ook de aanleg van nieuwe
wegen is een grote zorg voor het jonge klooster. In 1960, amper
twee jaar na de start, wordt Congo onafhankelijk, maar gelukkig
verandert er niet veel aan de bestaande situatie. In 1962 heeft
de eerste steenlegging van het nieuwe klooster plaats. Datzelfde
jaar wordt pater Lambertus (dan 69), van Kikwit onderweg naar
Kinshasa, door een beroerte getroffen. Na zeven maanden van
herstel in België keert hij terug om opnieuw de leiding op zich
te nemen. Zijn krachten blijken echter te zijn opgebruikt, het
generaal kapittel in Rome besluit pater Albericus ter
ondersteuning naar Congo te sturen. In 1963 neemt hij het van
Lambertus over, die terugkeert naar de Kluis. Albericus blijft
tot 1972 overste in Kasanza. Dan kan hij de fakkel overgeven aan
pater Edouard Mununu. Maar wanneer deze in 1986 naar Kikwit
wordt geroepen, om er eerst hulpbisschop en later bisschop te
worden, neemt Albericus het roer opnieuw over. Hij blijft
overste tot zijn 75ste verjaardag, november 1993.
Ook in 1963 stelt de communiteit van
Bellefontaine broeder Ambroise ter beschikking, een echte
ondernemer en technisch zeer begaafd. Ambroise geeft vorm aan
het nieuwe klooster, maakt optimaal gebruik van de waterval,
installeert een turbine, die het klooster dag en nacht voorziet
van stroom. Elektriciteit en stromend water midden in de brousse
is een klein wereldwonder. Ook vandaag is dat in grote Congolese
centra een onwaarschijnlijke luxe.
Het jaar 1964 wordt het meest tumultueuze in de historie van
Kasanza. Op 26 januari wordt het klooster omsingeld door
rebellen, een paar dagen later gevolgd door nachtelijk bezoek,
bedreigingen en huiszoekingen. Op 1 februari strooit een
vliegtuig om 9 uur in de morgen wit poeder uit, enkele
ogenblikken later landen vier helikopters op de aangegeven plek.
De broeders krijgen welgeteld vijf minuten om in de heli’s
plaats te nemen, op naar Kikwit. Hun werk van zes jaar moeten ze
achterlaten. De groep neemt haar intrek in een huisje in
Kinshasa. Het zou een kwestie van enkele weken, hooguit maanden
worden. Pas in september 1966 mogen ze terug. Pater Vitalis en
broeder Ambroise zijn dan al begonnen met de wederopbouw.
Van dan af wordt er gestaag gewerkt aan de uitbouw van klooster
en gemeenschap. Het straalt ook af op de omgeving. Heel wat
mensen kunnen aan de slag in de moestuin met een
besproeiingssysteem van pater Adelbertus, de schrijnwerkerij, de
garage, de kippenkwekerij en het met hulp van een bouvier hoeden
van de veestapel van meer dan duizend dieren. In de molen van
het monasterium worden maïs en andere gewassen gemalen. De
camion
heeft het druk als taxi en met het transport van goederen.
Door het technisch vernuft van broeder Ambroise en de hulp van
de Luikse ingenieur Hubin slagen de broeders erin een prachtige
betonnen brug te bouwen over de kolkende Lutshima, op 9 km van
Kinshasa. Het traject Kasanza-Kikwit wordt daarmee 30 km korter.
In 1970 komt broeder Martinus om in een broussebrand. Zijn
poging de arbeiders met wie hij werkte te redden wordt hem
fataal. Het maakt een diepe indruk op de mensen.
De jaren negentig kenmerken zich door een bijna geruisloze
overgang van een Europese naar een Afrikaanse gemeenschap.
Enkele Achelse monniken – Emmanuel, Adelbertus, Amandus,
Godfried en Raynaldus – hebben Congo dan al
verlaten. Emmanuel werd in 1965 abt van de Achelse Kluis.
Amandus is maar 10 maanden in Kasanza, maar in Achel jarenlang
de drijvende kracht achter de Congo-procuur.
Pater Jacobus krijgt in 1994 ernstige
hartproblemen. Hij wordt geopereerd in het academisch ziekenhuis
van Antwerpen, terugkeer is uitgesloten. In 1996 wordt Albericus
ernstig ziek, een jaar later overlijdt hij in Achel. Tijdens een
doortocht bij de jezuïeten in Kikwit sterft in 1999 onverwachts
pater Vitalis. In 2000 keert ook pater Robertus terug naar Achel.
Van 1994-2002 treedt pater Elred, monnik van Westmalle, op als
laatste Europese prior. De inlandse pater Jean-Baptiste Pashi
neemt het van hem over. Sinds 2006 staat pater Franco Ndulama
aan het hoofd, de communiteit bestaat dan uit 18 monniken met
inbegrip van de novicen en postulanten. De enige Europaan is de
Franse pater Irénée uit de abdij van Timadeuc in Bretagne. Hij
fungeert als novicenmeester.
Achter de kloosternamen gaan de volgende personen schuil: Adelbertus – Petrus van Dijk 1910 Loosduinen, Albericus - Albert Vanormelingen 1918 Hasselt, Amandus - Christianus Bussels 1904 Neeroeteren, Anselmus - Nicolaas van Velzen 1911 Schipluiden, Arnoldus - Martinus van Hout 1905 Woensel, Emmanuel – Leonardus van Gassel 1914 Sevenum, Godfried – Gerardus Bussels 1920 Neeroeteren, Jacobus – August ter Steege 1929 Rotterdam, Lambertus - Paul Vandermeulen 1893 Bree, Marinus – Marinus den Otter 1915 Schijndel, Raynaldus – Erwin Werk 1917 Petersburg, Robertus – Nicolaas van de Valk 1917 Wateringen, Vitalis – Louis Gevers – 1928 Valkenswaard.
BRON: De tekst is met toestemming van webmaster Toine Kuiper integraal overgenomen van www.dse.nl/leende.