trap
De wolkmassa

In zijn Dialoog over de wonderen bericht Cesarius von Heisterbach dat een wolk van demonen het koor van een kerk zo dicht opvult dat daardoor het gezang van de monniken gestoord wordt. Nauwelijks zijn ze begonnen met de derde psalm van 'Heer, hoe talrijk zijn mijn vijanden', of de dui­vels vliegen van de ene kant van het koor naar de andere kant en mengen zich in de hechte gemeen­schap van de monniken. Deze weten niet wat hun overkomt en in de ver­warring probeert de ene helft de andere te overstem­men. 'Als er zoveel duivels kunnen zijn op een plek,' vraagt Cesarius zich af, 'hoeveel moeten er dan wel niet op de wereld zijn?'

In de middeleeuwen schatte men, dat deze zwermen uit onnoe­melijke aantallen beston­den, die varieerden van 44635569 tot elf biljoen.

Hoewel Cesarius spreekt van verwarring, kan het hardere zingen ook opgevat worden als het effect van een verster­king, of een opvoering. De duivelswolk bezit dan het vermogen energie over te dragen en de monniken te prikke­len, ja zelfs om hen te overprikkelen. Hoewel Canetti in Massa en Macht de duivelswolk ter sprake brengt als voor­beeld van een onzicht­ba­re massa, levert zij tege­lijkertijd een metafoor voor het type massa dat bepalend is voor onze informatiemaat­schappij, nl. de wolkmassa.

De antropologie vat de massa op als een complexe, samen­gestelde culturele en biologi­sche entiteit, die een eigen wetma­tigheid kent. Massa ontstaat waar het indivi­dua­lise­rende onder­scheid naar status en het bewaren van een gepaste afstand tussen de mensen wegval­len. In de vlucht, de paniek, de oproer, het stadion, de openlucht­manifes­tatie, de gebedsbijeenkomsten en de wereldre­ligies e.d. ontstaan dichthe­den die streven naar intensi­vering, naar groei, naar gelijkwaar­digheid van de samen­stellende delen en die een soort rich­ting bezit­ten. De massa is, voor zolang zij bestaat, een groot collectief wezen, cohesief en dicht, waarvan een aantrek­kingskracht uitgaat. De sociale politiek, de stedenbouw en de architec­tuur van de twintigste eeuw hebben het tot hun opgave gemaakt om dit type massa te reguleren en te ont­doen van zijn destructieve potenties.

Door de statistiek, de reclame, de marketing, de media en de tele-communi­catie ondergaat de massa een mutatie en neemt ze de vorm aan van een technolo­gisch geïn­formeerde epidemische wolk. Wolk, omdat de dicht­heid niet meer contigu, maar connectief is. Onafhan­kelijk van de afstand wordt een onscheidbare kluwen van werkelijk­he­den en tekens doortrokken met krach­ten en ener­gieën, die haar verschijnings­vorm bepalen en verande­ren. Typisch voor de massa met een communicatie­ve of connectieve intensi­teit is dat zij gerimpeld wordt door plotseling optredende golfvormen en turbulen­ties, zoals de rage. Deze geven de massa haar epide­mische trekken.

Het optreden van de wolkmassa kan begrepen worden vanuit de mutaties van de statistiek. Rond 1800 wordt deze ontwikkeld vanuit de epide­mio­logie van de 17e en de 18e eeuw en omge­smeed tot een rationeel instru­ment voor de poli­tiek van de moder­ne welzijns­staat. De belofte van de statistiek was de verhef­fing van de gemeenschap uit de nega­tieve levens­con­dities van de natuur, waarvan ziekte en dood de meest pregnante uitingen waren. In ruimere zin is de opzet van de statis­tiek het genere­ren en concen­tre­ren van infor­matie over de toe­stand van het territorium en haar bevolking bij een be­stuurlijk centrum en het signaleren van verande­ringen die zich daarin voor­doen. Het ruimtelij­ke gebaar van de sta­tistische informa­tieverwerving is een pulseren­de. Vanuit een centrum trekken waarnemers en carto­grafen het veld in, om vervol­gens de verzamelde gege­vens aan dit centrum ter beschikking te stel­len. Daar worden ze ver­werkt tot een over­zichte­lijk geheel. Het probleem van deze informatie is altijd haar leesbaar­heid geweest.

In de statistiek verschijnt de klassieke veel­heid van dingen en mensen, inclusief hun gedragingen, opinies en wensen als een beschikbare en geünificeerde massa, als een stoffe­lijk-biologische inhoud, die dankzij de politiek-meetkundig gefixeerde grenzen van het territorium de natievorm aanneemt. In die zin is de bevolking het kind van de sta­tistiek.

Het beeld van de ruimte dat correspondeert met de statis­tiek is de atlas gevuld met getallen en grafieken. Deze voor­stelling van de ruimte verschilt in zoverre van het model van de feodale, of absolutistische ruimte, dat met name het 'licht' een andere rol heeft gekregen. De feodale ruimte wordt niet gevormd door statistische en cartografi­sche informatie, maar door uitstralingen vanuit een cen­trum. In dit centrum straalt de barokke monarch als een theatrale zichtbaarheid. Het 'licht' van de statistiek keert dit mechanisme om tot een 'waarnemings­licht', dat niet de vorst, maar juist de omgevende soci­aal-ruimtelijke uitgestrektheid zichtbaar maakt.

De statistiek is instrumenteel omdat zij infor­ma­tie ter beschikking stelt waarop bestuurlij­ke handelingen kunnen worden gebaseerd. Het statistische beeld van de ruimte heeft bijge­dra­gen tot de vergro­ting van het hande­lingsver­mogen van de staat en haar organen. Het ter beschik­king komen van een beeld van het territorium en haar levende inhoud is niet alleen dienst­baar aan de staat. Het dient iedereen die er zijn hand op weet te leggen en die er wat mee kan beginnen, zoals bedrijven, naamlo­ze vennoot­schappen, ver­koopinstel­lingen, politie en de stedenbouw.

De statistiek is echter ook energetisch inzoverre ze verleidt tot al dan niet bestuurlijke inzetten, waarvan men zonder haar niet had kunnen dromen. Als koppel van instru­ment en energie veroorzaakt de statistische informa­tie vanaf het moment dat ze wordt gepubli­ceerd een circu­lair proces. Er gaan handelin­gen ontstaan, die hun oorzaak vinden in de mogelijkheden die geboden worden door de statistische informatie, maar die op hun beurt ook weer statistische gegevens produce­ren. Het beeld van de ruimte dat voortkomt uit dit inter­actieve proces van informatie en handeling stelt geen objectieve werke­lijk­heid meer voor die zich onbewogen laat meten. De statis­tische werkelijk­heid wordt een tijdelijke toestand die veran­dert onder invloed van zijn eigen beeld: het beeld van de ruimte wordt een momentopname van een proces.

Net als de statistiek betrekken de reclame en de marketing zich op de grote aantallen maar in tegenstelling daarmee hebben zij hun uitgangspunt expliciet in de verleiding van de voorstelling. In zijn Syllabus of certain topics of logic (1903) onderscheidt Charles S. Peirce de energetische interpretatie van het teken, die volgens hem gelegen is in de gedragsrespons. Dit impliceert voor bijvoorbeeld de reclameboodschap, dat we haar zin niet moeten zoeken in een decode­ring die gericht is op begrip en kennis, maar in het energetische antwoord op het impliciete bevel om te kopen.

De reclame produceert massa omdat zij in haar veron­der­stelde werking het indivi­dualise­rende onderscheid tussen de mensen en hun onderlin­ge distantie opheft: de consument wordt niet aangesproken op zijn individuele vermogen tot interpretatie, maar op de verdwijning daarvan in de re­flex.

De reclamemassa is niet onderworpen aan de regel van de fysieke nabij­heid. Ruimtelijke contiguïteit is geen voor­waarde. De reclamemassa is geen verzame­ling die gebonden is aan een terri­toir. Ze is een groot­heid die haar samen­hang vindt in het gedrag. Ze wordt bepaald door de inten­siteit en de duur van de connec­tie en ze is gegroe­peerd rond de interfa­ces aan de periferie van een net­werk, of een teken­univer­sum dat haar beïnvloedt. Of het nu gaat om reclame, of om informa­tie, van belang is hier, dat de dichtheid van de massa niet meer opge­vat kan worden als een verklei­ning van de afstand tussen de samenstellen­de indi­viduen. Het omge­keerde is eerder het geval.

Massa blijkt nu veeleer een communicatieve dichtheid, een soort interconnectieve knoop geworden te zijn. Om verder te komen met ons begrip daarvan is het noodzakelijk de sociologie te verlaten en aandacht te schenken aan het menselijke lichaam in relatie tot de informatietechnologie.

De natuurwetenschappen definiëren massa als de hoeveelheid stof die een lichaam bevat én als de weerstand die een lichaam heeft tegen een verandering van zijn bewegingstoe­stand. De laatste noemt men traagheidsmassa. Ieder lichaam bezit daarnaast ook een zware massa die met de traag­heidsmassa samen­hangt. De zware massa laat zich verklaren vanuit de gravitatie. De massa van een lichaam hangt af van zijn snelheid over­eenkomstig de formule:  

M= mo

Ö 1-(v/c2)

m is de massa van het relatief naar de waarnemer toe bewegende, mo is de rustende M, v de relatieve snelheid en c de lichtsnelheid. De hier gereproduceerde formule geeft de algemene valwet weer.

In sociologische zin is massa een zich verdichtende groep van mensen, die op elkaar gaan lijken. In natuurkundige zin is de massa een dicht­heid, omdat de indi­viduen naar elkaar toe vallen. De cohesie werkt als een gravitationele aantrek­kings­kracht, net zoals de natuurkunde postuleert, dat er tussen twee mas­sa's m1 en m2 een aan­trekking be­staat, die des te groter is naar­mate de afstand kleiner is. Ook van de sociale massa gaat een aantrek­kingskracht uit, soms tot op consi­derabele afstand, zoals Canetti met enkele rake anekdotes heeft aange­toond in Massa en Macht.

Het optreden van graviteit maakt inzichtelijk, dat er een logisch ver­band is tussen massa en energie. Energie moeten we hier begrijpen in de zin van het Griekse woord energeia, dat werkzaamheid betekent. Aristo­teles noemt energie al dat wat een kracht in zich heeft en wat een werking ont­vouwt. In die zin is de koopdaad van de consu­ment het effect van de energie van de reclame­boodschap en moet de aanpas­sing van de media aan het statis­tisch gemid­delde van het kijkcijferonderzoek geweten worden aan de werking van de gravi­teit van de mediamassa.

In de fysica is tussen de tijd van Gallileï tot aan het midden van de 19e eeuw daarnaast het energiebegrip ont­staan van de natuurkunde. Energie is in dit geval het vermogen om onder bepaalde omstandig­he­den beweging te veroorzaken, te versnellen, te remmen, van richting te (doen) veranderen, of het is dat wat uit beweging voortkomt. Nu gelden er binnen de natuurkunde met betrek­king tot energie en massa twee wetten. De eerste is de wet van het behoud van energie. Vormen van energie laten zich in elkaar omzetten, maar hun som blijft gelijk. Later wordt deze wet verbreed tot de tweede wet van de energiemassa, die stelt dat massa kan worden omgezet in energie en omgekeerd.

Informeren betekent letterlijk: vormgeven. Het informe­le is het voorvormelijke dat een ener­gie over­draagt aan een substantie, d.w.z. het informeert een substan­tie en brengt het zo tot vorm: D.N.A. De cybernetica heeft niet zozeer deze definitie opgepakt, maar is uitgegaan van het begrip 'mededeling', dat ze verruimd heeft tot: fysieke prikkel, inzoverre deze een psychische reactie teweegbrengt.

Dankzij de mathematische bewerking wordt de informatie een meetbare grootheid. De meeteenheid heet: bit. Een bit is de hoeveelheid informatie die nodig is om de onzeker­heid over een bepaald feit te reduceren. BV. is een bepaalde persoon in het auditorium aanwezig, ja, of nee? In alge­meen mathematische termen gesteld is de definitie van een kwantum informatie: de logaritmische maat voor de onwaar­schijnlijkheid dat een gebeurte­nis plaats zal vinden.

Als we nu de statistiek in heroverweging nemen, dan blijkt er zoiets te bestaan als statistische massa, d.w.z. een hoeveelheid abstracte stof, gevat in een vorm. Dit geheel reduceert de onzekerheid over de toestand van een gegeven situatie, omdat ze een psychische prikkel ver­schaft aan een wellicht handelende persoon. In de statistiek vallen dan massa en informatie samen en vormen de informa­tiemassa.

Statistiek is echter geen getallenlichaam dat onderworpen wordt aan de een of andere vorm van esthetische contemplatie. Primair dient ze om individuen en groepen er hun handelen op af te laten stemmen en er hun dromen en projecties door te laten leiden. Op de beurzen en in financiële centra vervolgens wordt al het handelen geregeerd door turbulenties, die optreden binnen een permanente stroom van statisti­sche informatie. Daaruit kunnen we concluderen dat infor­matie energie is geworden.

Als deze informatie elektronisch wordt overgedragen in real-time, als het nu de overhand heeft gekregen over het hier, als de tijd het primaat heeft over de ruimte, dan fu­seert de informa­tie-energie met de elektronische ener­gie. De infor­matiemassa transfor­meert in energie en de elektro­nische energie transformeert in informatiemassa. Deze omzettingen bewegen zich in het bereik van de uitge­breide wet van de thermody­namica die stelt dat massa energie kan worden en omge­keerd. Dwars door de tekenkracht heen, zoals Pierce die geanaly­seerd heeft, krijgen we nu de informa­tie-energie die gedragen wordt door de energie van de elektronica. Dit noodzaakt ons aan de alledaagse vormen van de potentiële en de kine­tische energie, de cyber­netische energie toe te voegen. 

Statistische informatie over de toestand van de omge­ving dient in principe de vergroting van het vermogen tot handelen, wat vrijheid wordt genoemd. Vrijheid is de kracht en de invloed die een handelend mens kan uitoefenen op zijn omgeving. Het vrije in ruimte en tijd handelende lichaam is een gecentreerd conglomeraat van massa en energie. Met andere woorden: in de vrijheid vat de vrije mens zichzelf op als het centrum van zijn actie en daarmee als het centrum van zijn energie.

Wanneer de informatie zich afspeelt in de topologische ruimte van de interconnecties en in de real-time dan wordt ze niet opgezocht, maar komt ze bij de mensen aan. Het mense­lijk lichaam wordt de horizon van de informatie. Het is de massa waar de informatie zich in stort, het is de valplek. De infor­matie zelf echter is ener­gie, een wolk van ener­gie. De consequentie van de eerste wet van de thermodynamica impliceert nu dat naarmate de informatie-energie toeneemt de mens meer massa, d.w.z. zuivere aan­trekking wordt. Dit betekent het einde van de dynamische centraliteit van het vrij handelende subject. In opkomst is nu een nieuwe vorm van centra­liteit van het menselijke lichaam met zijn zintui­gen. Voortaan wordt het lichaam omgeven door een informatierealiteit die zich op hem stort en hem bestookt met cybernetische ener­gie. Dit betekent niet de geboorte van de Übermensch, maar van de overprikkelde mens. Als we dit feit con­fronteren met de definities die de massasociologen geven van de massamens - iemand voor wie het zelfbe­wust­zijn en het gevoel voor orde verloren zijn gegaan -, dan wordt het menselijke lichaam in deze zin de laatste massa. De controle over de omge­ving, de inzet van de statistische informatie, wordt: zelfmassificatie door de cybernetische ener­gie.

De plaats van de waarnemer wordt onder meer bepaald door de perspectivische voorstel­ling. Deze is verbonden met de graviteit van de massa van de aarde. De uitvinding van de hori­zon ten tijde van de Renaissance was alleen mogelijk omdat ze tegelijkertijd heeft vastgelegd wat voortaan boven en wat onder is. Onder is waar de dingen naartoe vallen, onder is het vlak van de aan­trek­king, onder ligt ook het veld van de mense­lijke handeling. Boven ligt het onbereikbare, de hemel. Zolang het maat­schappelijke spel zich nog afspeelde op de grond en zich betrok op het territorium waren de geliefde midde­len om de ruimte voor te stellen respectievelijk het per­spectief, later het vogelvluchtperspectief, vervolgens de kaart en tenslotte de luchtfo­to.

De droom van de vrijheid heeft de duur van de ver­plaatsing, de maat van de ruimtelijke uitge­strektheid en uiteindelijk de horizon zelf opgevat als vormen van weer­stand. Deze weer­stand van de wereld werd door de filosofie gedoopt tot werkelijk­heid. De aarde, haar massa en haar graviteit, onze ver­klinking aan deze graviteit door een perspectivische waarne­ming die onze blik naar beneden drukt alsof we lijden aan melan­cho­lie, deze gevan­genis van de materie wordt een weerstandsvorm die over­wonnen moet worden met een sprong in het oneindige. De blik wordt geheven tot voorbij de horizon, de weg van de vrijheid voert naar boven. Niet dat het hoge een doel op zich zou zijn, maar als middel om zich van de wereld los te maken voldoet het ruimschoots, zoals blijkt uit de literatuur en de kunst van de Re­naissan­ce. (Ficino, Pet­rar­ca, Michelangelo, Da Vinci).

Met de opruiming van het 'schandaal van de afstand', wat de inzet en het effect is van alle techni­sche communicatiemiddelen, wordt tenslotte ook de weerstandbiedende en melancholiever­wekkende wereld­ruimte opgeruimd.

De materie, de materie van de aarde is echter de drager van de materietijd. Binnen deze materietijd heeft een combinatie van massa en energie de geschiedenis gemaakt. Massa en energie definiëren de handeling in natuurkundige zin. Materie, materietijd en handeling vormen de grondsla­gen van het geschiedenismodel van de Annalesschool, van Ferdinand Braudel, Auke van der Woud en anderen, die de geschiedenis van de staten benaderen door uit te gaan van de handeling in de context van de grond, de geologie, het klimaat en de lokale tijd.

Wanneer de wereldruimte wordt geofferd, de afstand wordt geëlimineerd en de informa­tiemassa cybernetische energie in real-time wordt, dan correspondeert daarmee de implosie van de dimensies van de wereld. De real-time informatie, die tot ons komt met de snelheid van het licht en ons opneemt in de lichttijd, in de kosmische tijd van de lichtsnelheid, laat ons de maat en de massa van de wereld vergeten. Met name omdat ze de maat en de massa van de wereld elimineert, blijkt de lichttijd een verheffend exor­cis­me te zijn: met de wereld drijven we namelijk ook de melancholie uit.

De tijd die voortkomt uit de real-time informatie kunnen we misschien benoe­men als een sferische tijd die we moeten toevoegen aan de bestaande twee: de cycli­sche en de lineaire tijd. In de vrijmaking van, of de losmaking uit de wereld worden de zichtbare ruimte van het perspec­tief en de historische materietijd van het hier en nu, kortom, worden de condi­ties voor het handelen afgelost door de mondiale real-time. Als de real-time doorslaggevend is wordt als consequen­tie daarvan de ruimte gekromd en inge­vou­wen totdat de horizon, het histo­rische vlucht­punt, de plaats van de attractie en de utopie, een punt wordt. De lijn wordt een punt, niet van de vlucht, maar van de val, de plek van de laat­ste en de definitieve val, de valplek die dankzij de afwezigheid van iedere dimensie omgeven is door een zee van rust.

Door gebrek aan externe referentie wordt de massa van het eigen lichaam de as-motor van de referentie. Dit centrum is tegelijkertijd het centrum van de wereld, onze allerei­genste axis mundi, zij het dan van een kleine interne wereld. Zo wordt de mens opgesloten in de procesbaan van de infor­matie en omgevormd tot een levende planeet, die gelan­ceerd wordt in de leegte van de kosmische tijd. Uit de informatiemassa wordt de planeetmens geboren.

De oorlog rond de ontsnappingssnelheid is uitgebroken. De satellieten zijn niet aan te slepen. Hughes Space and Communications, Lockheed Martin Telecommunications en Space Systems/ Loral hebben opdrachten liggen voor respec­tievelijk 37, 22 en 20 geostationaire communicatiesatel­lieten van gemiddeld 180 miljoen gulden per stuk. In de komende tien jaar zal er ongeveer 280 miljard gulden worden geïnvesteerd in projecten met klinkende namen zoals: Galaxy-Spaceway, Astrolink en Cyberstar. Niet alleen de satellieten gaan de lucht in, maar ook de leden van de in real-time commu­nicerende en aan de real-time informatie overgelever­de gemeenschap­pen. Ze treden toe tot een ruimte die be­staat uit een punt in de leegte. De begrippen cen­trum en perife­rie moeten in ver­band hier­mee omgewaardeerd worden in termen van tijd. Het nieuwe cen­trum van de wereld is de real-time en deze real-time, die bevolkt wordt door planeetmensen is de pool die de loka­le-materietijd van de geschiedenis uit zijn voegen trekt.

Uiteindelijk verschaffen al deze analyses tezamen gezamenlijk ons de mogelijkheid om de stad aan het eind van de twintigste eeuw te definiëren. Deze stad is geen metropool meer in de zin dat haar vormen een bijdrage zouden moeten leveren aan een algemene politiek van regu­latie van de bewegingen van de stede­lijke massa's, of aan de compre­hensibele geleding van de bouwmassa. Het probleem van deze stad is ook niet het vraagstuk van de identificatie met de ruimtelijke omgeving, de omvorming van massa tot inwo­ner, of het bestrijden van de anonimiteit. Niets van dit alles. De stad van vandaag wordt in al haar facetten bepaald door een voortgaand proces van glocalisa­tie, dat onder invloed staat van de omnipool.

Wat is dat, een omnipool? Zij is het topologische en interconnectieve domein van de mondiale real-time ge­meenschap, de 'tijd-stad' die samengesteld is uit informatiemassa, cyberne­tische energie en pla­neet­mensen. Gekluisterd aan monitoren en onderling verbonden door satellieten neemt deze 'gemeen­schap' de kenmerken aan van een wolk. Net als de radioactieve wolk van Tsjernobil onttrekt ze zich aan nationale wetge­ving, aan territoriale regelgeving, aan defensiesys­temen en aan douanebepalingen.

Zij ziet de lokale, materi­ële metropool als een voor chantage vatbaar reservoir van arbeids­kracht en lokale rijkdommen. Haar strategie is de destabi­lisering van het lokale. Ze destabiliseert niet met de shock zoals we die hebben leren kennen in de twintigste eeuw - de oude paramilitaire inwerking van massa en ener­gie -, maar met de financiële shock, zoals de Mexicaanse economie in 1994 heeft mogen ervaren, of algemener gesteld: de infor­matieshock. Waar de omnipool ‘overdrijft’ en zich mengt met de metro­pool, daar raken de wetten van de lokale gemeen­schap ontregeld. Voortaan wordt ze blootgesteld aan de inwerkingen van een radicaal toe­val. Van deze aard zijn de effecten van de nieuwe 'heilige' as van de gloca­lisatie die als een wervelwind om zich heen de stromen van de internationale migratie produ­ceert.

Moody's Investor Services beheert staatsschulden van 3 triljoen dollar.

In het jaar 2000 zal het kapitaal dat elektronisch verhandeld wordt in de omnipool het bedrag bereiken van 83 triljoen dollar. (Sassen, Loosing Control, pp.15 en 41)

Gepubliceerd in: 'Massa', Forum 38/04 (Amsterdam augustus 19­97) pp. 1 t/m 228

Gepubliceerd in: 'Massa', Forum 38/04 (Amsterdam augustus 19­97) pp. 1 t/m 228
© 2010/06/01