trap
Urban gothic en design

‘Wanneer de angst mij in de greep heeft, dan maak ik een beeld,’ (Goethe) 

 

‘Angst is de macht van de Duisternis’, zeiden de Katharen. Hij is een attribuut van de wereld. Ruimte en angst vormen het domein van de gothic. De huiver voor de ‘duistere ruimte’ heeft  de architectuur en het design van de twintigste eeuw uitgedaagd hun apotropaeische vermogens uit te proberen. ‘Gooi het open en breng er licht in ‘ is het slagwoord van de ontwerpmodellen van de transparantie die altijd voorrang hebben gegeven geven aan de wereld zoals ze gedacht wordt boven de wereld zoals zij is. 

            Hebben we reden om bang te zijn voor het bang zijn? Moeten we in plaats van de urban gothic niet juist de ‘grote opmontering’ leren vrezen? Het ‘Nieuwe Jeruzalem’ van de totale veiligheid stuurt aan op een cultureel en politiek management van de angst in de openbare ruimte die misschien wel voeding geeft aan een politieke gothic. Daartegenover staan zij die steeds opnieuw hun ontwerpen en handelen toesnijden naar de maat van de wereld.

 

Duistere ruimte. Toen hij zijn Nachtmerrie geschilderd had (met zijn linkerhand wel te verstaan: benig en duister als een vleermuisvleugel) beweerde Fuseli dat: ‘de meest onverkende gebieden van de kunst de dromen zijn’. De gedroomde ruimte van de gruwel was het bewoonde spookhuis met zijn bleke muren, verlaten omgeving en donker meubilair: zijn ‘geur van het graf’.

De angst van de gothic ontspruit uit een omgeving die ‘vreemd’ is geworden. Onze stad, onze vrienden en ons huis lijken overgestapt te zijn naar de andere kant en iets te verbergen dat ons bedreigt.  

Alle sinistere ruimten van de gothic convergeren in de metafoor van de duistere ruimte die we ervaren als een levend wezen van gene zijde, dat ons beroert en besmet. Weliswaar zijn dit de angsten van de persoon die derealiseert, maar doen we dat niet allemaal een beetje?

Tegenover de duistere ruimte staat de ideale ruimte van het licht en de transparantie. Zij werd geconstrueerd vanuit de angst voor de ‘mantel van duisternis, die de volledige zichtbaarheid van de dingen, de mensen en de waarheid verhindert’. Beide ruimten stammen uit de Verlichting.

In de stad spreken we nog vaak over de dreiging van de duistere ruimten: ruimten van de ziekte, de epidemie en de daklozen, ruimten van het gevaar, het ongeval en de dood. De ruimtelijke ordening treedt hen tegemoet met verkenning, opmeting, kartering, kadastrale registratie, statistische telling en surveillance. Al deze activiteiten ondersteunen het streven naar veiligheid met een ‘primaat van de zichtbaarheid’, dat onze cultuur als ideaal nog lang niet heeft opgegeven.

 

De studenten van de Design Academy hebben zich in dit project geoefend in de omgang met duistere ruimten zoals de onderdoorgang van viaducten en tunnels, zoals de plaatsen van verval, vuil en verlatenheid, van de vlucht en het industriegeweld. Ze hebben gespeeld met de kleden van de nacht, de bescherming en de maskerade, met de onzekere grenzen tussen privé en openbaar en ze hebben onderzoek gedaan naar die bijzondere duistere ruimten waar tegenspoed en ongeval zich concentreren.

Veel projecten nemen een dubbelzinnige houding aan tegenover de duistere ruimte: men wil haar uitbannen uit de stad omdat zij eng is en men wil haar behouden omdat zij fascineert op het niveau van de verbeelding, omdat men heimelijk een beetje medelijden met haar heeft, omdat zij … bestaansrecht heeft.

 

Refugium. De cyclopische stad Tyrins lag op een heuvel in de vlakte. Van haar twee terrassen lag het noordelijke iets lager dan de ander. Het was aan alle kanten ommuurd. De toegang bestond uit een smalle weg die bewaakt werd vanachter kijk- en schietgaten. Het terras zelf was een grote lege ruimte. Op het zuidelijke terras, 4 meter hoger dan het noordelijke en door ferme muren ervan gescheiden, huisde de koning met zijn troepen. Het grote terras diende in het geval van een invasie als toevluchtsoord voor de bevolking uit de omringende vlakte.

De vorm van dit refugium herinnert ons eraan dat de orde van de scheiding en de afstand altijd onlosmakelijk is geweest van de bewaking en de garantie. Tussen toevluchtsoord en slachtveld bestond geen uitwisseling dankzij de stadsgrens en de krijgsmacht van de koning. 

Marge. Door overmatige interactiviteit, door verkeer en communicatie is deze oude orde van de scheidingen geïmplodeerd. Kortsluiting en interpenetratie van alle polen en circuits hebben refugium en slachtveld ineengedraaid tot een interconnectieve knoop.

De contaminatie van buiten (gevaar) en binnen (veilig) door de verdwijning van de stadsgrens markeert de opkomst van wat vroeger het marginale was. Dit voormalige grensgebied, waar  recht en protocol onzeker zijn en waar exaltatie, menging, besmetting en ruil samengaan met een intensieve bewaking, spreidt zich als een vlek van instabiliteit en politie uit over heel het territorium van de stad.

 

De verwarde stad zonder grens wordt een (non)kwaliteit zonder lichaam. 

De verwarde stad zonder grens voedt het verlangen naar private veiligheid.

 

Van de stad als toevluchtsoord naar het toevluchtsoord van de marginaliteit. 

Van de stad als territorium naar het territorium van de claustrostad.

 

Het refugium wordt door de studenten gethematiseerd in oefeningen over het waken en het bewaken, over het wantrouwen, het beschermen, het bespieden en het schuilen, het verdedigen, het aanvallen en het wegkruipen, het calculeren van de voordeur en de calculatie van de vlucht. De ontwerpen spelen in op bestaande situaties, persoonlijke ervaringen en zetten in op kleinschaligheid.

 

De duivelskring van de politieke gothic. De angst komt uit de sfeer van de media. Vanuit de beelden kunnen we niet beoordelen wat zich voordoet in de stad en we kunnen er geen betrouwbare werkelijkheid uit afleiden. Dit komt omdat ze niet meer gewijd zijn aan representatie, maar aan herkenning en visuele consumptie.

Nu we allemaal aan het infuus liggen van de informatie is het kleinste voorval al verontrustend. Dat dwingt de ruimtelijke ordening te zoeken naar een systeem van preventieve veiligheid, dat in naam van de openbare orde, de openbare veiligheid en de volksgezondheid in de werkelijkheid  verhindert wat als mogelijkheid is gesuggereerd. 

Tegelijkertijd hongeren wij naar de gothic van de wandaad en het ongeval. Er zijn echter niet genoeg nare voorvallen om tegemoet te komen aan de structurele overcapaciteit van de media. Gedreven door schaarste storten ze zich op het allerkleinste incident, de geringste rariteit, de slapste afwijking en de flauwste angstwekkendheid om die vervolgens aan te dikken, op te kloppen en te herhalen. De emotie die vervolgens door de massa’s golft komt niet van pervers voyeurisme, maar is het gevolg van het informatie-exces zelf. 

De angst in de stad maakt deel uit van tegenstrijdige verlangens: we willen dat er iets gebeurt en we willen ook dat er niets gebeurt. Wat hier uit voortkomt laat zich het best omschrijven als stuipen in het gevoel. We voelen door elkaar heen angst en vreugde, teleurstelling en opgetogenheid. De opgetogenheid geldt niet aard van de verschrikking, maar het feit dat de verveling doorbroken wordt door iets dat niet van ons is.  

Onze cultuur walst over deze ambivalenties heen met een vastberaden programma dat altijd voorrang geeft aan de uitgedachte virtuele orde van de stad boven haar alledaagse werkelijkheid. Controle en preventie dreigen dan het openbare leven te verstikken. Paradoxaal genoeg hebben we daartegenover niets anders om te koesteren dan de urban gothic. Zijn unheimliche zal altijd wel een weg weten te vinden om zich te manifesteren en wij zullen moeten proberen daarmee in het reine te komen. Misschien kunnen we dan, net als de oude Grieken weer vragen stellen aan de wereld vanuit de verwondering. 

 

De stad in ons hoofd. De werkelijke stad is een mentaal effect: als een automatisch opnameapparaat heeft ons lees- en schrijfhoofd, dat in staat is bestaande data te lezen en nieuwe toe te voegen, de routes en ruimten opgeslagen die we in de loop van ons leven zijn gegaan. Nooit is de stad in ons hoofd ‘vreemd’ omdat ze als een atlas opgeslagen is in de mentale ruimte van onze persoon. Actief heeft ons geheugen deze door het territorium geschraagde complexe kaart van betekenissen geconstrueerd. Zelfconstructie van zijn subjectiviteit is daarom de dagelijkse realiteit van iedere stedeling, hij maakt een stedenbouwkundig werk op mentaal niveau.

Mentale stedenbouw is dan: van je stad je allereigenste monument maken. 

De stad in ons hoofd wordt niet verstoord door vernietiging en tabula rasa zoals gebleken is uit de ervaringen met gebombardeerde steden zoals Dresden.

De stad in ons hoofd wordt wel verstoord door ingrepen die het stratenpatroon en de eigenaardigheden van het terrein negeren.

Wie geen mentale kaart kan maken van zijn stad wordt angstig en onzeker. We kennen allemaal deze ervaring wanneer we uit de metro, of een ondergronds complex komen.

 

De duivelskring van de politieke gothic is een samenzwering tegen ons gevoel voor werkelijkheid. De panische beelden van de media oefenen invloed uit op de stad in ons hoofd. Ze stichten een stereowerkelijkheid waarin mediabeelden en stedelijke situaties fuseren en onze stad-in-het hoofd in verwarring brengen. De stereowerkelijkheid mengt alles tot een brei van woorden en beelden, fantasma’s en feiten, die gezamenlijk de laatste Toren van Babel opwerpen.

Om de paniek en de gestage constructie van de claustropolis te verhinderen, zal het ontwerp voorbij het model en het primaat van de voorgestelde stad moeten gaan.

 

Bevrijdend is daarom aan de oefeningen in dit werkje de volledige afwezigheid van de grote mondiale veiligheidsmachines van de tabula rasa: geen kasteelwijken, geen ommuurde wijken, geen bewaakte shopping malls en geen control-spaces.

In plaats daarvan zijn de duistere ruimten van Eindhoven en Tallinn, maar ook het gedrag van dieren tegemoet getreden met scherpe observaties die resulteerden in een verfrissend scala van houdingen tegenover de angst, waarbij het persoonlijke niet werd geschuwd.  

 

Wim Nijenhuis

Delft, 15-06-06

 

Gepubliceerd in: Herman Kerkdijk, Hans van der Markt, Wim Nijenhuis en José Vorstermans, Wie is er bang voor Eindhoven? nr.2 | 2006   Design Academy  Eindhoven, E-plus convenant Design Academy Eindhoven en Gemeente Eindhoven  pag. 1-3

 

www.designacademy.nl

www.eplus.nl

© 2021/01/22