Bethelkerk, Stille Zaterdag 2005 ds
Rob van Essen
‘Toen rolde hij een grote steen voor de ingang van het graf en
vertrok’ Matteüs 27,60
Josef van Arimatea, volgens Marcus
een ‘raadslid’, wordt hier door Matteüs
een leerling van Jezus genoemd. Ik denk dat hij die titel verdiend heeft door
de daad van barmhartigheid die hier door hem verricht wordt. Hij vraagt Pilatus
om het lichaam van Jezus, opdat hij dat in zijn eigen rotsgraf kan leggen. Het
woord dat de evangelist hier voor ‘graf’ gebruikt kan vertaald worden met
‘plaats van herinnering’. Dat woord ‘herinneren’ lijkt mij een sleutelwoord in
het evangelie vanavond.
We horen het straks in
de mond van de hogepriesters en Farizeeën, die zich herinneren (schoot ons te
binnen, NBV), dat die bedrieger gezegd heeft dat Hij na drie dagen uit de dood
zal opstaan. Daarom vragen zij Pilatus het graf te bewaken, opdat de leerlingen
het lichaam niet heimelijk kunnen weg halen om dan te beweren ‘Hij is opgestaan
uit de dood’.
In de mond van hen
wordt een ander woord voor ‘graf’ (Gr. Tafon) gebruikt. Het graf moet graf
blijven, de herinnering aan deze mens moet uitgewist worden.
Het is trouwens een
staaltje van ‘tongue in cheek’ zoals de Engelsen zeggen, dat zijn felste
tegenstanders hier vóór Pasen al de oerbelijdenis van de christelijke gemeente
op de lippen nemen: ‘Hij is opgestaan uit de dood’. Als Jezus is opgestaan
blijkt wie de ware bedriegers zijn, want dan laten ze (hfdst. 28) vertellen dat
de discipelen het lichaam heimelijk hebben weggenomen.
Uit het feit dat Josef
van Arimatea het waagt tegenover Pilatus kleur te bekennen, mag je concluderen
dat hij iets in deze Jezus gezien heeft. Wellicht was ook in zijn hart de verwachting
opgeleefd, dat met deze mens het
Koninkrijk zou aanbreken.
Maar Jezus heeft het
niet gehaald, Hij is gekruisigd, gestorven.
Hij kan nu nog maar
één ding doen: de sympathie die hij Jezus heeft toegedragen tot uitdrukking
brengen door Jezus tenminste een fatsoenlijke begrafenis te geven.
De doden begraven is
in Israël trouwens heel belangrijk.
Het is één van de
goede werken: een onverdraaglijke gedachte dat jouw doden niet goed begraven
zouden worden. Wel, Jezus verdient een goede begrafenis. Hij verdient het niet
als een misdadiger op een knekelveld neergeworpen te worden.
Hij vraagt Pilatus om
het lichaam van Jezus.
Op die wijze bekent
hij dus kleur en laat ook nog op een ándere manier zien dat hij het Koninkrijk
van God verwacht. Bij de verwachting van het Koninkrijk Gods hoort volgens de
Joodse voorstelling B tot de dag van vandaag
B de opstanding der
doden.
Daarom moeten doden
ook goed begraven worden en mag hun grafrust niet verstoord worden. Denk aan de
Joodse Begraafplaats in Praag, waar de ontslapenen zo’n acht verdiepingen
hoog onder de grond de Messias verwachten. Dan is er nog iets dat wij vandaag
de dag bijna bijzonder kunnen noemen, maar toen tot het gewone gebruik
behoorde. We lezen dat hij de steen voor het rotsgraf rolt.
Nu zouden we zeggen:
ze lieten de kist zakken. Want er zijn tegenwoordig heel wat begrafenissen waar
mensen zeggen: ‘Laat de kist maar boven de grond staan. Dalen is zo eng’.
Om echt afscheid te
nemen is moed nodig.
Onder ogen te zien dat
het afgelopen is.
Josef van Arimatea had
de moed om onder ogen te zien dat het afgelopen was. Hij nam afscheid van
Jezus, hij rolde de steen voor het graf.
Jezus is echt
gestorven, wordt hier verteld.
Hij is niet, zoals in
allerlei fantastische verhalen wel wordt beweerd, schijndood geweest. Om zich
daarna naar India begeven te hebben, waar Hij verder predikte.
Van zulke speculaties
weet het evangelie niets. Jezus is de weg gegaan van alle vlees. AAlle vlees is als
gras. Het gras verdort, de bloem valt af en niemand weet meer waar haar plaats
is geweest@, zegt de profeet.
Zo is het ook als
iemand begraven wordt.
Iemand begraven is
iemand vergeten.
Ach, nog éven ga je
naar het graf. Nog éven gaan wij nabestaanden naar het graf, maar de volgende
generaties weten het niet meer en hebben er ook geen cent meer voor over, voor
de grafrechten. Jezus ging de weg van alle vlees.
Hoe Josef van Arimatea
zich daarbij gevoeld heeft weten we niet. Had hij gevoelens van wanhoop, was
hij verbitterd, verdrietig, het wordt ons niet verteld. Wat we wél weten is dat
er voor hem niets anders meer was te doen dan achter dat leven van Jezus een
punt te zetten, een steen voor het graf te wentelen. Dan valt na de dood van
Jezus de stilte.
Stille Zaterdag heet
deze dag dan ook. Jezus is verleden tijd geworden.
Een foto op het
dressoir, een steen op het kerkhof, een urn in het columbarium is alles wat nog
aan Hem herinnert.
Dat is tussen twee
haakjes niet niks, herinneringen aan mensen die gestorven zijn. Ze zijn
belangrijk.
Maar we ervaren
pijnlijk dat je, met alle goede herinneringen, een ander toch niet terug kunt roepen. En dat
geldt ook voor Josef van Arimatea. Hij kan zelf de weg die Jezus ging niet
afmaken. Die weg van Jezus is blijkbaar doodgelopen in een graf. Zoals Israël
zich te pletter leek te lopen tegen de zee van het einde.
Maar het volk krijgt
te horen dat ze moeten bedaren: De Heer zal voor je strijden en jullie moeten
stil zijn (hoeft niets te doen,
NBV). Juist nu, op dit cruciale moment,
wordt vertrouwen gevraagd. In dat vertrouwen sterft Jezus, met de woorden van
psalm 22 op de lippen. Het graf is hier de plaats van herinnering en daarmee
van verwachting!
Want wie zich
her-innert – (weer te binnen brengt) wat God in deze mens gedaan heeft, in
hem/haar wordt verwachting geboren.
De hele stille
Zaterdag is daarom geladen met verwachting.
Het is niet voor niets
dat sindsdien in onze christelijke cultuur een kerkhof ook een Adodenakker@ genoemd wordt De
plaats waar we onze doden zaaien in de verwachting dat God ze op zal wekken.
Buiten de stad is Jezus gekruisigd en begraven, zoals in culturen de doden
altijd ver van de levenden verwijderd moesten worden.
Wat zien we in de
christelijke cultuur gebeuren B en dat is geen toeval
-, daar worden de doden begraven in de kerk, rondom het altaar. Op het kerkhof,
rondom de kerk, in het hart van de gemeenschap. Want men was niet bang meer voor
de dood en voor de doden. Men wist dat het graf de plaats van de verwachting
was.
Later is, om
hygiënische redenen, het begraven in kerken verboden. Maar vanuit het evangelie
heeft het graf principieel een andere betekenis gekregen. De plaats waar we wachten
op God.
Zeker, de Stille
Zaterdag bepaalt ons er ook bij hoe eindeloos het gemis van de geliefde is. Dat
verwachting zelf als een gave, als leven uit de dood, ons deel moet worden.
Maar het geheimenis
waar we vanavond over stamelen mogen is, dat we tóch mogen weten dat het graf
de plaats is geworden van de verwachting. Dat er achter die steen, achter onze
menselijke mogelijkheden, de Geest de levens werkt. Calvijn heeft gezegd ‘De
geur van de Geest des levens is in het graf binnengedrongen en heeft de
doodslucht verdreven’. Je mag met de dichter zeggen, hoe shockerend het beeld
op het eerste gehoor mag klinken, dat in onze graven zich ‘de wormen
ondergronds gehoorgangen knagen naar het Rijk.’ Het graf is de plaats die
verkondigt dat God Zijn werk zal voltooien. Jezus= verblijf in het graf is letterlijk de nacht van
de wedergeboorte@.
Zijn dood is onze
dood, die aan ons meegedeeld wordt in het teken van de doop. Wie gedoopt is mag
weten dat hij z=n dood al áchter zich
heeft. Voor hem/haar is het graf niet het einde, maar de toegang tot een nieuw
en verheerlijkt leven. Een Arustplaats@, plaats waar we
wachten op het levenwekkende woord.
Kohlbrugge heeft
gezegd: ALaat ons in welk graf
we ook mogen liggen geen vrees aan laten jagen. Geloof onder de grafzerk al had
u die ook zelf over u geworpen’.
Geloof onder de
grafzerk.
Wat een prachtige
uitdrukking! Want soms hébben we het gevoel dat er een grote steen op je hart
ligt, tussen jou en de zon.
Kom daarom maar om je
doop te vernieuwen vanavond. Herinner u wat u is beloofd, toen uw naam werd
uitgeroepen. Voel het levenwekkende water, dat de belofte van nieuw leven in
zich bergt.
Lezingen: Ex. 13:17 – 14:14 en Matteüs
27:57-66