terug naar homepage
naar zondag 21 augustus-Thomaskerk
336

Geloof onder de grafzerkBethelkerk, Stille Zaterdag 2005                                                                          ds Rob van Essen    

 

‘Toen rolde hij een grote steen voor de ingang van het graf en vertrok’ Matteüs 27,60

 

Josef van Arimatea,  volgens Marcus  een  ‘raadslid’, wordt hier door Matteüs een leerling van Jezus genoemd. Ik denk dat hij die titel verdiend heeft door de daad van barmhartigheid die hier door hem verricht wordt. Hij vraagt Pilatus om het lichaam van Jezus, opdat hij dat in zijn eigen rotsgraf kan leggen. Het woord dat de evangelist hier voor ‘graf’ gebruikt kan vertaald worden met ‘plaats van herinnering’. Dat woord ‘herinneren’ lijkt mij een sleutelwoord in het evangelie vanavond.

We horen het straks in de mond van de hogepriesters en Farizeeën, die zich herinneren (schoot ons te binnen, NBV), dat die bedrieger gezegd heeft dat Hij na drie dagen uit de dood zal opstaan. Daarom vragen zij Pilatus het graf te bewaken, opdat de leerlingen het lichaam niet heimelijk kunnen weg halen om dan te beweren ‘Hij is opgestaan uit de dood’.

In de mond van hen wordt een ander woord voor ‘graf’ (Gr. Tafon) gebruikt. Het graf moet graf blijven, de herinnering aan deze mens moet uitgewist worden.

Het is trouwens een staaltje van ‘tongue in cheek’ zoals de Engelsen zeggen, dat zijn felste tegenstanders hier vóór Pasen al de oerbelijdenis van de christelijke gemeente op de lippen nemen: ‘Hij is opgestaan uit de dood’. Als Jezus is opgestaan blijkt wie de ware bedriegers zijn, want dan laten ze (hfdst. 28) vertellen dat de discipelen het lichaam heimelijk hebben weggenomen.

 

Uit het feit dat Josef van Arimatea het waagt tegenover Pilatus kleur te bekennen, mag je concluderen dat hij iets in deze Jezus gezien heeft. Wellicht was ook in zijn hart de verwachting opgeleefd, dat  met deze mens het Koninkrijk zou aanbreken.

Maar Jezus heeft het niet gehaald, Hij is gekruisigd, gestorven.

Hij kan nu nog maar één ding doen: de sympathie die hij Jezus heeft toegedragen tot uitdrukking brengen door Jezus tenminste een fatsoenlijke begrafenis te geven.

De doden begraven is in Israël trouwens heel belangrijk.

Het is één van de goede werken: een onverdraaglijke gedachte dat jouw doden niet goed begraven zouden worden. Wel, Jezus verdient een goede begrafenis. Hij verdient het niet als een misdadiger op een knekelveld neergeworpen te worden.

 

Hij vraagt Pilatus om het lichaam van Jezus.

Op die wijze bekent hij dus kleur en laat ook nog op een ándere manier zien dat hij het Koninkrijk van God verwacht. Bij de verwachting van het Koninkrijk Gods hoort volgens de Joodse voorstelling B tot de dag van vandaag B de opstanding der doden.

Daarom moeten doden ook goed begraven worden en mag hun grafrust niet verstoord worden. Denk aan de Joodse Begraafplaats in Praag, waar de ontslapenen zo’n acht verdiepingen hoog onder de grond de Messias verwachten. Dan is er nog iets dat wij vandaag de dag bijna bijzonder kunnen noemen, maar toen tot het gewone gebruik behoorde. We lezen dat hij de steen voor het rotsgraf rolt.

Nu zouden we zeggen: ze lieten de kist zakken. Want er zijn tegenwoordig heel wat begrafenissen waar mensen zeggen: ‘Laat de kist maar boven de grond staan. Dalen is zo eng’.

Om echt afscheid te nemen is moed nodig.

Onder ogen te zien dat het afgelopen is.

Josef van Arimatea had de moed om onder ogen te zien dat het afgelopen was. Hij nam afscheid van Jezus, hij  rolde de steen voor het graf.

 

Jezus is echt gestorven, wordt hier verteld.

Hij is niet, zoals in allerlei fantastische verhalen wel wordt beweerd, schijndood geweest. Om zich daarna naar India begeven te hebben, waar Hij verder predikte.

Van zulke speculaties weet het evangelie niets. Jezus is de weg gegaan van alle vlees. AAlle vlees is als gras. Het gras verdort, de bloem valt af en niemand weet meer waar haar plaats is geweest@, zegt de profeet.

Zo is het ook als iemand begraven wordt.

Iemand begraven is iemand vergeten.

Ach, nog éven ga je naar het graf. Nog éven gaan wij nabestaanden naar het graf, maar de volgende generaties weten het niet meer en hebben er ook geen cent meer voor over, voor de grafrechten. Jezus ging de weg van alle vlees.

 

Hoe Josef van Arimatea zich daarbij gevoeld heeft weten we niet. Had hij gevoelens van wanhoop, was hij verbitterd, verdrietig, het wordt ons niet verteld. Wat we wél weten is dat er voor hem niets anders meer was te doen dan achter dat leven van Jezus een punt te zetten, een steen voor het graf te wentelen. Dan valt na de dood van Jezus de stilte.

Stille Zaterdag heet deze dag dan ook. Jezus is verleden tijd geworden.

Een foto op het dressoir, een steen op het kerkhof, een urn in het columbarium is alles wat nog aan Hem herinnert.

Dat is tussen twee haakjes niet niks, herinneringen aan mensen die gestorven zijn. Ze zijn belangrijk.

Maar we ervaren pijnlijk dat je, met alle goede herinneringen,  een ander toch niet terug kunt roepen. En dat geldt ook voor Josef van Arimatea. Hij kan zelf de weg die Jezus ging niet afmaken. Die weg van Jezus is blijkbaar doodgelopen in een graf. Zoals Israël zich te pletter leek te lopen tegen de zee van het einde.

 

Maar het volk krijgt te horen dat ze moeten bedaren: De Heer zal voor je strijden en jullie moeten stil  zijn (hoeft niets te doen, NBV).  Juist nu, op dit cruciale moment, wordt vertrouwen gevraagd. In dat vertrouwen sterft Jezus, met de woorden van psalm 22 op de lippen. Het graf is hier de plaats van herinnering en daarmee van verwachting!

Want wie zich her-innert – (weer te binnen brengt) wat God in deze mens gedaan heeft, in hem/haar wordt verwachting geboren.

De hele stille Zaterdag is daarom geladen met verwachting.

Het is niet voor niets dat sindsdien in onze christelijke cultuur een kerkhof ook een Adodenakker@ genoemd wordt De plaats waar we onze doden zaaien in de verwachting dat God ze op zal wekken. Buiten de stad is Jezus gekruisigd en begraven, zoals in culturen de doden altijd ver van de levenden verwijderd moesten worden.

Wat zien we in de christelijke cultuur gebeuren B en dat is geen toeval -, daar worden de doden begraven in de kerk, rondom het altaar. Op het kerkhof, rondom de kerk, in het hart van de gemeenschap. Want men was niet bang meer voor de dood en voor de doden. Men wist dat het graf de plaats van de verwachting was.

Later is, om hygiënische redenen, het begraven in kerken verboden. Maar vanuit het evangelie heeft het graf principieel een andere betekenis gekregen. De plaats waar we wachten op God.

 

Zeker, de Stille Zaterdag bepaalt ons er ook bij hoe eindeloos het gemis van de geliefde is. Dat verwachting zelf als een gave, als leven uit de dood, ons deel moet worden.

Maar het geheimenis waar we vanavond over stamelen mogen is, dat we tóch mogen weten dat het graf de plaats is geworden van de verwachting. Dat er achter die steen, achter onze menselijke mogelijkheden, de Geest de levens werkt. Calvijn heeft gezegd ‘De geur van de Geest des levens is in het graf binnengedrongen en heeft de doodslucht verdreven’. Je mag met de dichter zeggen, hoe shockerend het beeld op het eerste gehoor mag klinken, dat in onze graven zich ‘de wormen ondergronds gehoorgangen knagen naar het Rijk.’ Het graf is de plaats die verkondigt dat God Zijn werk zal voltooien. Jezus= verblijf in het graf is letterlijk de nacht van de wedergeboorte@.

Zijn dood is onze dood, die aan ons meegedeeld wordt in het teken van de doop. Wie gedoopt is mag weten dat hij z=n dood al áchter zich heeft. Voor hem/haar is het graf niet het einde, maar de toegang tot een nieuw en verheerlijkt leven. Een Arustplaats@, plaats waar we wachten op het levenwekkende woord.

Kohlbrugge heeft gezegd: ALaat ons in welk graf we ook mogen liggen geen vrees aan laten jagen. Geloof onder de grafzerk al had u die ook zelf over u geworpen’.

Geloof onder de grafzerk.

Wat een prachtige uitdrukking! Want soms hébben we het gevoel dat er een grote steen op je hart ligt, tussen jou en de zon.

Kom daarom maar om je doop te vernieuwen vanavond. Herinner u wat u is beloofd, toen uw naam werd uitgeroepen. Voel het levenwekkende water, dat de belofte van nieuw leven in zich bergt.

 

Lezingen: Ex. 13:17 – 14:14 en Matteüs 27:57-66