Terug naar homepage
naar preek 13 maart 2005 DORST!
LIED TEGEN HET DUISTER

Lied tegen het duister

Bethelkapel, Den Haag -  6 maart 2004                                                    ds Rob van Essen

 

Ook ik heb ooit ‘Golgotha gedaan’, om met de dichter Gerrit Achterberg te spreken. Legde tijdens een reis door Israël mijn hand op de koude rots, maar kwam niet dichterbij het gebeuren waarover wij vanmorgen lazen. Nu we in deze veertigdagentijd de kruiswoorden aan de orde zijn, bestaat het gevaar dat we eerder verder van Jezus’ lijden af geraken dan dichterbij komen. Het eigenlijke, het laatste valt namelijk niet in woorden uit te drukken. Hier schiet de dogmatiek te kort (waar ik niet zonder zou willen!), maar ook bijvoorbeeld het beroep op de emoties. Allerlei liederen en koralen - O hoofd vol bloed en wonden - , doen een beroep op ons gevoel, ons medelijden. Vergelijk Matteüs’ sobere getuigenis eens met The Passion of the Christ’, waarin het lijden van Jezus zo vet en barok mogelijk wordt neergezet om de toeschouwer emotioneel murw te krijgen.

Maar (vroom) gevoel, diepe ontzetting of zelfs de afwezigheid daarvan is geen barometer van ons geloof.  Zónder gevoelens is geloof niet, maar die zijn soms nogal verwarrend: twijfel, weerstand, tegenzin, extase.  Je zit er niet op te wachten, maar het overkomt je.

 

Vanmorgen heb ik ervoor gekozen Psalm 22 te lezen in plaats van 143 die het oecumenisch leesrooster adviseert. U zult wel begrepen hebben waarom.

Matteüs gebruikt in zijn beschrijving van Jezus’ lijden woorden en beelden uit deze psalm. Je moet deze psalm in de oren hebben om Matteüs te verstaan.

Het kruiswoord is letterlijk de aanhef van deze psalm. Het is dus een gebed, een ‘lied’ uit de diepte. Wij weten wel hoezeer psalmen en liederen mensen een leven lang kunnen vergezellen, tot op hun sterfbed. Je hoeft bij een zieke maar de eerste woorden van zo’n psalm te noemen, of de ogen gaan glanzen. ‘Ik hef mijn ogen op naar de bergen...’- las ik onlangs bij een stervende. Het bleek de trouwpsalm te zijn, die het echtpaar een leven lang vergezeld had.

 

Jezus aan het kruis is voor Matteüs  een bijna onbenaderbaar geheimenis. Daarom vertelt hij over de duisternis over heel de aarde vanaf het zesde tot het negende uur. In de moord op deze mens rukt de chaosmacht op, wordt de schepping als het ware ongedaan gemaakt. ‘Duisternis lag op de vloed’! Het is ten diepste een eindtijdelijk beeld, dat we ook bij de profeten vinden, waar gesproken wordt over de zon die verduisterd zal worden, duisternis midden op de dag. In Exodus 10 worden bijna dezelfde woorden gebruikt, waar over de negende plaag verhaald wordt. Dat eindtijdelijke blijkt ook in de aardbeving, het voorhangsel van de tempel dat van boven naar beneden scheurt en de opwekking van de doden op het moment van Jezus’ sterven. Hier sterft maar niet een martelaar, hier gebeurt iets beslissends! In de bijbel is de eschatologie niet een soort spoorboekje van de toekomst, maar de diepe overtuiging dat het heil van God niet kan uitblijven. Eschatologie plaatst de hoorder in het brandpunt van de verwachting!  Er zal recht gedaan worden op aarde: ‘de dode zal leven’!

Het is in die duisternis dat Jezus ‘met luide (grote) stem’  riep: Eli, Eli, lama sabachthani..

 

Onder uitleggers is er verschil van mening over de vraag hoe je deze schreeuw moet verstaan. Er is wel gezegd dat Jezus met een wanhoopskreet stierf.  De kerkelijke theologie zou er later een vrome draai aan gegeven hebben.  Ik denk dat Matteüs met dit psalmcitaat, naast de aanvechting, ook  het vertrouwen wil laten meeklinken dat in Psalm 22 doorbreekt.  Trouwens, wie herkent het niet in eigen leven, dat je tegelijk kreunt van wanhoop en niet los kunt komen van de God wiens goedheid je ook ervaren hebt?

Het noemen van de naam van de profeet Elia brengt het verhaal van 1 koningen 18 in gedachten, waar de Baälpriesters tegenover de profeet staan op de karmel. Heel de dag roepen ze met veel kabaal de naam van hun god aan, maar er wordt geen ‘stem’ gehoord!

Spottend zeggen de omstanders: Hij roept Elia aan.

Hier klinkt in de duisternis en het kabaal van lastertaal en spot, een stem en die blijft niet zonder verhoring. Terstond loopt een omstander toe en geeft hem wijnazijn. Tegenover de spotters staat hier bij Matteüs de naamloze omstander die Jezus’ dorst lest. De spotters zeggen:  Laten we zien of Elia komt. Ze zien niet de daad van compassie van die ene die te hulp snelt.

Aan het slot van Matteüs’ beschrijving van Jezus’ sterven, vertelt hij dat Jezus met een grote stem roept, waarop Hij de geest gaf.

De stem die hier klinkt is geen stem van boven, zoals elders bij Matteüs. De hemel zwijgt.

Of moet je zeggen:  In deze stem van beneden, in het roepen van Jezus blijkt  God meer nabij dan ooit. Hij is onder ons in de onschuldig lijdende rechtvaardige.  En hij blijkt aanwezig in de daad van die anonieme man, die niet meespot maar compassie toont. 

Zoon Gods blijkt Jezus, omdat Hij met de woorden van de psalm stem geeft aan al wat lijdt en stemloos zucht in deze wereld.                                               

In zijn boek Over troosten en verdriet schrijft dr. Wim ter Horst:

'Samen zingen is het meest hartverwarmende en het meest hartverscheurende spel dat mogelijk is. Door samen te zingen over lief en leed, vreugde en verdriet, geborgenheid en verlatenheid, uitzicht en wanhoop, kán men het leedgevecht voeren op het niveau waar het hoort. Alleen het hymnische is wijd genoeg om troostzoeker en troostbieder en de hele werkelijkheid te omvatten. Er zijn miljoen mensen die na de basisschool nooit meer zingen. Alleen al daarom zou je iedereen moeten aanraden naar de kerk te gaan, of terug te gaan.'

 

 Ja, in zijn sterven ‘gaf Hij de geest’. Het woordgebruik van de evangelist luistert hier nauw. Waar bij Lucas kruis, Pasen en Pinksteren chronologisch uiteen vallen, is voor Matteüs het kruis het brandpunt van Gods handelen.  De duisternis wordt doorbroken door de grote stem, de geest wordt gegeven en de doden staan op!  Dit alles doet denken aan Ezechiël 37, waar de geest over de doodsbeenderen waait en leven schenkt. Hier op Golgotha schenkt God de wereld een nieuw begin. De gave van de Geest is teken van het nieuwe verbond, waarin Israël en de volken (gescheurde voorhangsel!) zijn opgenomen. Dit wordt bij Matteüs duidelijk in de belijdenis van de centurio en zijn mannen. Om met Henri Nouwen te spreken: Jezus is de ‘gewonde genezer’. Als de wereld wordt omgekeerd, licht tot duister wordt, dan zingt, roept Hij Gods lichtende Naam terug over ons bestaan, over deze wereld.

Ik lees daarom op deze zondag Laetare het prachtige lied van Antoine Oomen ter afsluiting:

 


De steppe zal bloeien.

De steppe zal lachen en juichen.

De rotsen die staan

vanaf de dagen der schepping,

staan vol water, maar dicht,

de rotsen gaan open.

Het water zal stromen,

het water zal tintelen, stralen,

dorstigen komen en drinken,

de steppe zal drinken.

De steppe zal bloeien.

De steppe zal lachen en juichen.

 

De ballingen keren.

Zij keren met blinkende schoven.

Die gingen in rouw

tot aan de einden der aarde,

een voor een, en voorgoed,

die keren in stoeten.

Als beken vol water,

als beken vol toesnellend water,

schietend omlaag van de bergen,

als lachen en juichen.

Die zaaiden in tranen,

die keren met lachen en juichen.

 

De dode zal leven.

De dode zal horen: Nu leven.

Ten einde gegaan

en onder stenen bedolven:

dode, dode, sta op,

het licht van de morgen.

Een hand zal ons wenken,

een stem zal ons roepen:

Ik open hemel en aarde en afgrond

en wij zullen opstaan en lachen

en juichen en leven.

 

Lezingen: Psalm 22 en Matteüs 27,45-54