naar preek 17 okt 2004 Pnielkerk
terug naar homepage
ontferming.gif

 

 

 

 

 

 

 

Bethelkerk , 10 oktober 2004                                                                ds Rob van Essen

 

2 Kon. 5:3 Och, was mijn heer maar bij de profeet in Samaria.

 

In dit hoofdstuk gaat het over kleinen en groten, machtigen en machtelozen. Tot de huidige dag herkennen we dat. We horen hoe de legers van de koning van Aram een grote overwinning behalen. Deze overwinning (op Assyrië?), waardoor Aram even wat opgeluchter adem kan halen, word uitdrukkelijk aan de God van Israël toegeschreven. God regeert de volken! Maar de benden van Aram hadden wel, en passant, in Israël geplunderd en een meisje als buit meegenomen. Het leven van de zwakken en kleinen is niets waard in een wereld van geweld en tegengeweld.

 

En dan horen we iets heel verrassends: het kleine meisje uit Israël ziet dat Naäman, haar eigenaar, melaats is. Wat voor ziekte met het Hebreeuwse woord precies is aangeduid weten we niet (huidvraat, NBV), maar het is een huidziekte die schrik aanjaagt. Het lichaam, het leven, wordt aangetast. Wanneer zal dat stoppen? En je kunt dan wel een groot man zijn, alles bezitten wat je wenst, met een vingerknip over mensen beschikken, maar als je leven wordt aangetast? Als de dood zich over je leden uitbreidt, wat dan? Dan blijf je nergens meer.

Het meisje zegt niet: eigen schuld, dikke bult. Maar ze zegt tegen de vrouw van Naäman: ‘was mijn heer maar voor het aangezicht van de profeet in Samaria, dan zou die zijn melaatsheid van hem wegnemen’. Wat beweegt zo’n kind?

Haar beweegt hetzelfde als de God van Israël: ontferming!

En alleen voor wie deelt in die beweging van ontferming is er toekomst - daarover gaat het.

 

Naäman luistert naar haar en gaat naar zijn koning. En met een karavaan, beladen met 450 kilo zilver en zo’n 50 kilo goud, plus nog wat galakostuums, stuurt de koning hem naar Israël. En hij krijgt een brief mee. Een no nonsense briefje: ‘Ik stuur je mijn dienaar, neem even zijn melaatsheid weg’. Wat beweegt die koning en Naäman? Net als alle machtigen op deze aarde denken ze dat alles te koop is. Hoe meer wij mensen de dingen in handen krijgen, des te moeilijker vinden we het dat we het leven zelf niet in onze greep kunnen krijgen. ‘We hebben recht op gezondheid, recht op een leven zonder gebreken!’ In de media horen we dat artsen in toenemende mate met agressieve patiënten te maken krijgen: ze eisen hulp en genezing. En het huidige beleid in de gezondheidszorg gaat de kant op dat wie voldoende geld heeft zich bij te verzekeren, het niet aan medische zorg zal ontbreken.

Als Naäman in Israël aan het hof arriveert met zijn brief en geschenken, krijgt de koning haast een appelflauwte. ‘Ben ik soms een god dat ik kan doden en levend maken?’

In Israël wéét de koning dat hij geen god is. Dat hij maar niet met zijn vingers hoeft te knippen. Maar de koning zit er wel mee in zijn rats: is dit een list om een oorlog uit te lokken?

Deze koning is als de dood dat iemand hem onderuit wil halen. Hij kan de nood van Naäman niet zien. De vrees drijft de liefde uit.

 

Dan is daar de boodschap van de profeet: Laat hem toch naar mij komen, dat hij weet dat er een profeet is in Israël! Prachtig is de beweging die dan beschreven wordt: Naäman, met zijn paarden en met zijn strijdwagenstoet gaan naar het huisje van de profeet en houden stil voor de deur. Maar wat Naäman verwacht gebeurt niet. De profeet komt hem niet zelf tegemoet. Een boodschapper slechts die zijn woorden overbrengt. Daarmee maakt de verteller glashelder hoe belangrijk de woorden zijn die God tot ons spreekt. De boodschapper verschilt: dan is het een klein meisje, dan is het een knecht en vervolgens hoorden we hoe cruciaal de rol van zijn eigen knechten is! God gebruikt heel gewone mensen om zijn woorden door te geven. Hij ‘verschuilt zich daarachter”, zou je bijna zeggen. God is er niet op uit ons met uiterlijk vertoon, met macht en magie, voor zich te winnen. Er is maar één manier om de God van Israël te leren kennen. Maar één manier om genezing te vinden: afdalen!

Naäman moet van zijn wagen komen en zich zeven maal onderdompelen in de Jordaan. Z’n zilver en goud en de galakleding, hij heeft het niet nodig. ‘Wat kan een mens geven voor zijn leven’ - onbetaalbaar is het! Het zijn de knechten die hem daar de ogen voor openen: ‘Als de profeet u iets groots - moeilijks - had gevraagd, dan zou u het wel gedaan hebben’. Gewone mensen weten vaak maar al te goed dat het meest wezenlijke van het leven ons in het gewone geschonken wordt.

 

En nu zijn we getuige van een echte bekering. Het vlees van Naäman ‘bekeert’ zich tot dat van een kleine jongen en hij keert terug naar de man Gods. Wie z’n dromen en pretenties aflegt en ruimte maakt voor de stem van de kleinen, voor wat God door hen te zeggen heeft, die wordt als het ware nieuw geboren. Zijn huid vertoont niet langer de tekenen van dood en verval, maar is die van een kleine jongen. Van een mensenkind met toekomst voor zich.

Hij keert terug naar de man van God en gaat voor hem staan en belijdt nu dat er in de hele aarde geen andere God is, behalve in Israël. De man die groot was voor het aangezicht van zijn koning, staat nu voor het aangezicht van de knecht van God en belijdt zijn afhankelijkheid van de God van Israël. Zijn dankbaarheid wil hij tonen door Elisa een geschenk te geven.

Maar ondanks zijn aandringen neemt Elisa niets aan.

Hier moet volstrekt duidelijk blijven dat God geneest om niet! Het geschenk van het leven, van de gezondheid is onbetaalbaar. Er gebeurt hier nog iets: de heidense Naäman wordt hier in Israël ingelijfd. Je koopt jezelf geen plaatsje in de gemeenschap van het volk van God. Hartelijk welkom ben je, zoals je bent.

Stralen wij uit dat we in het belijden van ons geloof op geen enkele tegenprestatie uit zijn? Dat het ons er werkelijk alleen maar om gaat dat die ander deel zal krijgen aan de genezende werkelijkheid van God? Met een paar zakken aarde keert Naäman terug: een stukje heilige grond om een altaar op te bouwen en God offers te brengen.

 

Het verhaal eindigt (wellicht een latere toevoeging?) met een spiegelverhaal. Gehazi, de knecht, kan zich niet voorstellen dat Elisa deze Naäman niet plukt. Hij ziet de verandering niet die heeft plaatsgegrepen. Hij gaat Naäman achterna: ‘voor wat hoort wat’, denkt hij. Naäman achterna: hij zou wel als een koning willen leven. (1 Sam. 8), niet langer als een knecht. We hebben gehoord hoe het verhaal afloopt: melaats als sneeuw eindigt hij. Met zijn hebzucht blokkeert hij de toekomst voor zichzelf en die na hem komen.

 

Groot of klein, machtig of onmachtig, worden mensen bewogen door een grote hoeveelheid motieven. De zucht naar macht, de zucht naar rijkdom en revanche. Het zijn wegen die doodlopen. Daar tegenover staat de bewogenheid van God, die niets anders wil dan dat wij vrede/sjalom vinden. Dat mensen die vijanden waren verzoend worden, dat het wantrouwen en de vrees worden uitgebannen. En daarvoor gebruikt Hij kleine mensen, die in Zijn bewogenheid delen. Die omzien naar anderen met woord en daad..                                                                          

Lezingen: 2 Koningen 5