terug naar homepage
naar zondag 31 oktober (aanbieding NBV)
HET LEVEN OPGEHEVEN

HET LEVEN OPGEHEVEN

 

Zondag 17 oktober 2004       Pniëlkerk, Utrecht                                        ds Rob van Essen

 

Vanmorgen twee wonderverhalen rond de profeet Elisa. Vanuit mijn buitenkerkelijke achtergrond zijn er twee factoren die ruimte in mij hebben gemaakt voor het geloof. Dat zijn de bijbelse verhalen, die ik uit de mond van een rasvertelster hoorde, en de warme en hartelijke sfeer waarin ik mij elke week op de bijbelclub wist opgenomen. Mijn moeder, blij dat ik een middag onderdak was, moest van die verhalen niets weten. ‘De bijbel is gewoon een groot sprookjesboek”, zei mijn moeder. Nou was dat trouwens geen sterk argument voor mij, want ik verslond ook de sprookjesboeken die wij thuis hadden. Trouwens, iemand zei laatst over de bijbel; 'de verhalen die in de bijbel staan zijn geen sprookjes, want sprookjes vertellen; 'Er was er eens', en de Bijbel vertelt ons 'Er zal eens zijn'

 

De intellectuele bestrijders van de religie van vandaag, die in het bijzonder hun pijlen op de Islam richten, gebruiken als argument dat Europa door de ‘Verlichting’ is heen gegaan en de Islamitische wereld niet.

Nu hebben we inderdaad veel aan de ‘Verlichting’ te danken - geen heksenvervolging meer, de vorsten van hun mythische status ontdaan, democratie, de moderne wetenschap - maar de medaille heeft ook een keerzijde. Ook het geloof in de vooruitgang, het naďeve vertrouwen dat wij door kunnen gaan de aarde uit te buiten en dat de wetenschap daar wel een wondermiddel tegen vindt, het darwinistische idee van de survival of the fittest in de economie, zijn vruchten van de Verlichting. Het betekent dus dat op de fruitschaal van de Verlichting zowel goede als giftige vruchten liggen. De vrucht die er node gemist wordt, hoorden we in de gelijkenis van Jezus, het geloof dat God op deze aarde recht zal doen. In het moderne wereldbeeld is geen ruimte meer voor het gebed om het Koninkrijk.

 

Bidden dat God zich in deze werkelijkheid manifesteert wordt aangevochten, ook door theologen. Daarmee bepleit ik geen massief ‘wondergeloof’.Voor velen in de kerk mag er niet getwijfeld worden aan de sprekende ezel van Bileam, de drijvende bijl van Elisa of de opstanding van Jezus. Alsof al deze verhalen feitelijk hetzelfde historische soortelijke gewicht hebben! Anderzijds zijn er ook gelovigen die iedere relatie tot onze historische werkelijkheid losgelaten hebben, maar die daardoor tegelijk vaak niet veel meer met de bijbel aankunnen. Het is allemaal zo verwarrend....

 

Ik wil ervoor pleiten de bijbelverhalen met een z.g. ‘tweede naďveteit’ te lezen. Er ‘moet’ niets geloofd worden! We zijn net zo min verplicht te geloven dat Jona in een echte walvis zat, als dat we zouden moeten geloven dat de walvis in Jona zat. Elk verhaal en ieder ‘feit’ heeft in de Schrift zijn eigen soortelijk gewicht. En we vinden geen innerlijke rust door ons verstand op nul te zetten, maar door ons hart te openen voor dat wat God ons te zeggen heeft. Door die mix van verhaal en feit en legende heen! Ons hart openen voor God: ja, want hoe dominant het wetenschappelijk wereldbeeld ook is, het kan geen antwoord geven op de meest wezenlijke vragen die mensen altijd gesteld hebben: Wie ben ik eigenlijk? Waar kom ik vandaan? Wat is mijn opdracht?  

 

Vorige week hoorden we over Naäman, de machtige man uit Syrië, die af moest dalen in de Jordaan en worden als een kleine jongen. Want dat is wat in de Schriften steeds weer naar voren komt, dat alleen wie bereid is ‘klein’ te worden ‘heel’ wordt. Jezelf verliezen om jezelf te vinden!

Een nieuw begin maken: dat lijkt een onmogelijkheid in deze wereld. Kijk eens naar de situatie in Irak: wat een zegen zou het zijn als mensen daar na Sadam Hoesein een nieuw begin konden maken. Niet meer gedreven werden door wantrouwen, haat en religieuze en etnische tegenstellingen en zich aan elkaar zouden toevertrouwen, zoals kinderen hun hand leggen in die van een ander.

Maar mensen lijken wel verblind. Ze zien alleen maar wat hun vooroordelen in stand houdt en versterkt. Door angst worden we geregeerd: angst om kwijt te raken wat we verworven hebben. Bekering lijkt er haast niet meer in te zitten. We hebben ons leven als geschenk ontvangen - hebben het maar te leen - hebben deze wereld te leen - en gaan er zo verrekte slordig mee om. Wat doen we elkaar en onszelf niet aan! Onze levensstijl levert stress en hartkwalen op. Op sigaretten staat overal dat roken zo ongezond is en toch gaan steeds meer jongeren roken. Geloven we werkelijk dat er een God is die ons kan helpen onze dilemma’s te doorbreken en het leven weer aan het licht te heffen?

 

In het verhaal van de oorlog tussen Aram en Israël horen we hoe onze vanzelfsprekendheden op z’n kop gezet worden. Het is een geschiedenis vol gein. De plannen van de oorlogszuchtige koning worden steeds verijdeld. Is er verraad in het spel, een spion van de vijand? Nee, het is nog veel erger. ‘De man Gods’ deelt aan de koning van Israël de woorden mee die gij in uw slaapkamer spreekt. Woedend is de koning dat hij doorzien wordt. Wij kunnen voor God niets verbergen: Hij kent ons zitten en ons opstaan. Voor de gelovige is dat troost, maar voor de mens die zijn eigen - goddeloze - gang wil gaan is dat reden tot woede. De profeet moet uit de weg geruimd worden. De stad Dotan, waar de profeet verblijft, wordt omsingeld. De knecht van de profeet ziet ‘s morgens paarden en wagens. Een militaire overmacht. Wie kan daar nu tegenop?

‘Ach heer, wat moeten wij doen?’

Maar de profeet - hij werd niet voor niets een ‘ziener’ genoemd in Israël - ziet iets anders dan zijn knecht. Hij laat zich niet door dit machtsvertoon biologeren. Want ‘de dingen hebben een geheim’, zegt de wetenschapper van den Beukel.  Heet hij niet: ‘God heeft geholpen?’. ‘Vrees niet’ - laat je niet verlammen! ‘Zij, die bij ons zijn, zijn talrijker dan zij, die bij hen zijn’.

En de profeet bidt dat de ogen van zijn knecht geopend mogen worden opdat hij zien zal. En hij ziet vurige paarden en wagens rondom Elisa. Het is het vuur van de liefde Gods, het vuur ook van Zijn heiligheid. Tegenover het gebed voor zijn knecht, dat hij zien mag, bidt de profeet dat de vijandelijke soldaten met blindheid geslagen worden. Daarna neemt hij hen als het ware bij de hand en brengt hen naar Samaria. Midden in de stad gaan hun ogen open en zien ze.

De koning van Israël ziet zijn kans schoon om van deze bende infiltranten af te komen. Moet hij ze een kopje kleiner maken? Maar de profeet corrigeert ook deze blinde koning: hij moet hen niet als vijanden zien, maar als mensen die naar Gods beeld geschapen zijn. ‘Zet hun brood en water voor’. En de koning begrijpt het: een grote maaltijd bereidde hij hun. Zo stapel je vurige  kolen op het hoofd van je vijand: barmhartigheid bewijzen, dat is het ware koningschap. De koning van Israël moet geen spiegelbeeld zijn van de Aramese roverhoofdman. Hij luistert naar de profeet en zo redt hij hun leven uit de dood.

 

Heft hun leven op. Zoals in dat wonderlijke intermezzo de bijl - nodig voor het dagelijks levensonderhoud - ‘ach mijn heer, het was geleend’ - verloren schijnt. De werkelijkheid lijkt soms zo onverbiddelijk, zo onomkeerbaar. Geweld moet nu eenmaal met geweld beantwoord worden. Op afwijzing reageren wij met afwijzing. Het leven glipt uit onze vingers: we verliezen er de greep op. Maar de profeet werpt een stuk hout op het water en daar komt de bijl boven drijven. ‘Hef het op’ gebied hij dan. We ontvangen nieuwe kansen van God. Nieuwe levensmogelijkheden. Naäman kwam nieuw geboren uit de wateren van de Jordaan omhoog. En de koning van Israël overwint zichzelf: hij geeft zijn vijanden een vorstelijke maaltijd. Want overal op aarde moet doorverteld worden dat de God van Israël de barmhartige is, de God die het leven wil en niet de dood. De God van de gein: want wie moet er niet lachen over deze geschiedenis, waarin de machten van geweld en vrees ontmaskerd worden. Misschien is dat nog wel het grootste wonder, dat we, ondanks wat zich groot maakt voor onze ogen, lachen mogen.  Hij komt immers ons ongeloof te hulp. Een beetje geloof, een korreltje vertrouwen, meer is niet nodig om los te kunnen laten. ‘Zijn liefde is de grondslag van ons leven, de oorsprong van ons hart’ (LdK 95,1)

 

Lezingen: 2 Koningen 6:1-23 en Lucas 18:1-8