ds Rob van EssenBethel,
07-11-2004
Bij het horen van de tekst van het wetboek scheurde de koning zijn kleren.2 Koningen 22:11
We schrijven 622 voor Christus - twee en half duizend jaar geleden - als tijdens de regering van Josia in Juda plannen gemaakt worden om restauratiewerk aan de tempel te verrichten. Josia was 8 jaar oud toen hij tot koning geroepen werd. Hij was 18 jaar koning, toen de tempel hersteld moest worden. 'De bouwvallige gedeelten moeten hersteld worden' (vs 5).
Maar voor de schrijver van 2 Koningen, de laatste der 'vroege profeten' volgens de Joodse bijbelindeling, gaat het om meer dan restauratie. Het gaat in deze geschiedenis om de binnen- en buitenkant van het geestelijk leven. Wat met het ingezamelde geld gebeurt, is het herstel van de uiterlijke eredienst. In het boek van de Wet wordt uitdrukkelijk aangewezen waar die plaats zal moeten zijn. Op de berg Sion, in Jeruzalem!
Daar is een duidelijke afwijzing van de vele cultusplaatsen, vaak nog verbonden met de Kanaänitische vruchtbaarheidscultus. Er zal, na de ballingschap, toen de eredienst gecentraliseerd werd in de tempel, ook wel de behoefte in gezeten hebben om greep te houden op de godsdienst. Zoals mensen zich nu afvragen: ‘Wat wordt er allemaal niet geroepen in die moskeeën? Moet er niet een centrale opleidingsplaats voor Nederlandse imams komen?’
In hoeverre deze motieven bij de teboekstelling meegespeeld hebben is gissen. Duidelijk is dat in dit profetische boek niet de tempel centraal staat, maar de ENE, die daar wonen wil !
De tempel is allereerst de plaats waar het Woord van de Heer wordt bewaard.
Maar zoals u heel goed: er is bewaren en bewaren...
In het Engels komt dat mooi tot uitdrukking in het werkwoord:'to keep'. Je kunt iets bewaren in de schuur en vergeten dat je het had. Je kunt ook iets bewaren voor een bepaalde gelegenheid, of daad. Het Woord van God wordt bewaard opdat het functioneert in de relatie tot de weduwe en de wees, de vreemdeling, je verwanten, het land, je vee.
In Juda is men druk bezig met dat ‘bewaren’ in de ceremoniële zin. Ja, er is geld ingezameld om die uiterlijke kant van de godsdienst een facelift te geven, maar dan blijkt de binnenkant van de godsdienst verwaarloosd te zijn.
Dat is de ontdekking die het volk in de ballingschap deed, de tijd waarin deze geschiedenis te boek werd gesteld. De ramp die over hen gekomen is, de deportatie naar Babel en de verwoesting van de tempel – men ervoer het als het onontkoombare gericht over een uitgeholde godsdienst.
Jeremia die in deze zelfde tijd leefde profeteerde tegen de tempel: 'Mijn huis is een huis van gebed en jullie hebben er een rovershol van gemaakt !' Woorden die Jezus later ook in de mond neemt, als Hij de tempel reinigt en de tafels der geldwisselaars omkeert.
Kort voor de ballingschap wordt een boekrol gevonden: waarschijnlijk een vroege versie van het boek dat wij nu als Deuteronomium (tweede Wet) in de bijbel kunnen vinden. Wellicht lag de rol in een stoffig hoekje, zoals de bijbel bij mensen ook wel eens uitgegraven moet worden uit een stapel oude boeken. Lang ongelezen. De hogepriester meldt de vondst aan de schrijver, de vertrouwensman van de koning. Deze meldt het de koning: 'We hebben een boek gevonden'. De koning zegt: 'Lees het mij maar voor'. En deze leest het de koning voor.
De woorden raken de koning in zijn hart. Het dringt het tot hem door hoe 'goddeloos' het in Juda toegaat. 'Goddeloos' in de Schrift is niet ongodsdienstig! Het kan juist heel goed staan voor een in regie genomen godsdienstigheid. Je hoeft het Woord niet meer te horen, want je weet dat God aan jou kant staat. 'God bless America’, hoorden we de presidentskandidaten om de haverklap roepen. Er moest een verwijzing naar het christendom in de grondwet van Europa, vonden de christen-democraten, maar tegelijk bepleiten ze een harder vluchtelingenbeleid. En in Amsterdam meende de goed geïntegreerde en hoog opgeleid Mohammed B. dat hij een gode welgevallig werk deed door Theo van Gogh te liquideren. Ik snap ze best, die mensen die religie maar een verderfelijk verschijnsel vinden. Waarbij ik er voor pleit, ook in het multiculturele debat, goed te onderscheiden waarover we het hebben als we het over religie hebben.
Josia wordt - om het ouderwets te zeggen - aan zichzelf ontdekt als hij de woorden van de boekrol hoort en barst in tranen uit. Hij beseft dat Juda op de ondergang af marcheert.
Het gebod hoe je met het land omgaat en de vrucht ervan, heeft alles te maken met de vraag of er eerlijk gedeeld wordt. En met de vraag hoe je omgaat met de vreemdeling in de poorten. Hebben we de mensen wel willen kennen, van wie we nu op hoge toon eisen dat ze integreren? Josia scheurt in berouw zijn kleren en zegt tegen de priesters dat de Heer geraadpleegd moet worden. Ze gaan naar de profetes Hulda. Waarom niet naar Jeremia?
Misschien had deze al de reputatie van een doemdenker. Wellicht hopen ze bij Hulda een positiever Woord van de Heer te ontvangen. Maar de koning heeft gelijk gehad in zijn droefheid: het oordeel is onafkeerbaar !
Maar toch – omdat het hart van de koning week geworden is en hij geweend heeft voor het aangezicht van de Heer, is er uitstel. De koning zal in vrede ter aarde besteld worden, hij zal het oordeel niet zien. Een bemoedigende gedachte dat de omkeer van één mens het oordeel uitstelt.
Het is typerend voor de profeten dat zij zo’n gewicht hechten aan de ene rechtvaardige, of de kleine ‘rest’ die hoort en gehoorzaamt!
Denk daarom niet dat uw houding er niet toe doet in de tweedeling die onze samenleving bedreigt. Eén terreurdaad van een moslim betekent nog niet dat een ‘oorlog’ onvermijdelijk is. Zoals ook de terreurdaden van de Ambonese jongeren indertijd geen blijvende stigmatisering van de Molukse Nederlanders hebben veroorzaakt. Als er maar één is die omkeert, één die zijn of haar verantwoordelijkheid neemt, dan komt er levensruimte. De houding van Josia is wel heel anders dan die van Jojakim, zijn zoon. Hij wordt als vazal door de Babyloniers op de troon gezet. Als hem de profetie wordt voorgelezen van Jeremia, dan snijdt hij regel na regel van de rol en werpt die in het vuur. Jojakim scheurt zijn kleren niet en heeft geen berouw. Hij is arrogant.
Niks geen week hart, maar opperste verharding.
Maar Josia laat zien waar reformatie begint: in het hart van de gelovige. Gods vinger wijst naar mij: Vaak schuiven wij mensen de schuld af op anderen: de puinhopen van Paars, de softe burgemeester Cohen, fundamentalistische moslims, Bush. En dat gebeurt dan zonder enig besef van eigen aandeel, eigen verantwoordelijkheid.
Maar de profeten zeggen dat hervorming begint in het eigen hart.
“Wie met tranen zaaien, zullen met gejuich maaien” staat er in psalm 126. Een lied bij de terugkeer uit de ballingschap. Het is nooit te laat voor omkeer. Het is nooit te laat om te luisteren naar het Woord van God. Want het is de herontdekking van dat Woord geweest die Israël ook in de moeilijke dagen van beproeving, zonder tempel en uiterlijke godsdienst, op de been heeft gehouden. Dankzij dat Woord is er toekomst, door het gericht heen.
Daarom huilt Jezus als Hij Jeruzalem voor zich ziet liggen, want ondanks de uiterlijke godsdienst is men doof voor de woorden van God. De fout die het Farizeïsme gemaakt heeft na de ballingschap was, dat men meende de zonden van de vaderen te kunnen voorkomen door een rigide wetsbetrachting. Israëls identiteit werd er een van 'in het isolement ligt onze kracht'. Het 'Hoor Israël' werd uitgelegd als het naar de letter volgen van ontelbare wetten en wetjes.
Maar als alles vast ligt, dan hoef je niet meer te luisteren. Je wéét het allemaal al. En naast de herbouwde tempel kwam een gebouw van voorschriften en regels in het hart van Israëls leven te staan. Maar God liefhebben is meer dan alle brandoffers en slachtoffers, zegt Jezus.
Het Woord dat onze harten raakt opent perspectief: liefde doet wonderen. In mij ! In anderen ! Perspectief voor onze samenleving, voor de wereld. Het vruchtbare Woord dat in de aarde viel en stierf geeft een oogst van liefde.
Er is geen toekomst voor wie vlucht in het beledigen en kleineren van wie anders is of denkt , of voor religie die zich opsluit in de liturgie of eigen gelijk. Toekomst is er, zo leert het verhaal van Josia, als we ons laten storen door Gods heilzame woorden.
Lezingen: 2 Koningen 22 en Lucas 19:41-48