Bethel-Loosduinen - 4 juli 2004 dsRob van Essen
Lucas 10:20 Evenwel, verheugt u niet hierover, dat de geesten zich aan u onderwerpen, maar verheugt u, dat uw namen staan opgetekend in de hemelen.
Na de uitzending van de twaalf in Lucas 9, horen we vanmorgen over de uitzending van de zeventig. Als herauten worden ze voor Jezus uitgestuurd. Om zoveel mogelijk mensen te bekeren? Nee, ze belichamen Gods ontfermende liefde. Aan mensen die zichzelf afgeschreven hebben - of die door anderen afgeschreven zijn - mogen ze verkondigen hoe kostbaar ze in Gods ogen zijn. Kostbare parels zijn mensen.
De verkondiging van het Koninkrijk betekent dat iedereen hoort weten moet dat het Koninkrijk van God onder handbereik is. De droom van de profeten, het rijk van vrede en recht, waarin mensen opleven en op ademen mogen, breekt baan! Of om het met een ander bijbels beeld te zeggen: de dag van de oogst is nabij.
En zie toch eens hoe groot de oogst is - hoeveel mensen zijn er niet die zich niet bewust zijn hoe kostbaar ze zijn in de ogen van God. En wie zal het ze vertellen? Bidt dan toch om arbeiders, zegt Jezus. Bidt om mensen die het erop wagen: zonder portemonnee, rugzak of extra paar sandalen.
Groet niemand onderweg, want de boodschap heeft haast. Zoals de profeet Elisa haast had toen hij onderweg was naar het zoontje van de Sunamitische. Er is haast om te genezen!
Volgelingen van Jezus moeten leren nieuwe prioriteiten te stellen. De vriendelijke plichtplegingen van eindeloos naar elkaars welzijn informeren, en naar dat van kinderen en kleinkinderen, dat kan nu niet. Zo moet je Jezus’ op het eerste gehoor strenge woord verstaan. Naar onze tijd vertaald: het is fijn dat het ook gezellig is in de kerk, maar de kerk is niet in de eerste plaats een gezelligheidsvereniging. Geen plaats waar je geleerd wordt iedereen te vriend te houden. Zeker, voor zover het van jou afhangt moet je vrede bewaren met alle mensen. Het evangelie bepleit geen scherpslijperij of gelijkhebberij. Maar toch botst de roeping van het christen-zijn met relaties die je onderhoudt - met ouders, vriendinnen of anderen: ‘Laat de doden hun doden begraven’. Soms ook botst het in je eigen ziel: moet je als het ware tegen jezelf kiezen en voor Jezus. Moet er gekozen worden voor een bepaalde levensvorm om het ‘nee’ tegen de vrijblijvendheid te concretiseren. Een levensvorm waarin we op onze qui vive blijven, niet inslapen zonder olie (denk aan de gelijkenis van de wijze en dwaze maagden).
Er is haast om te genezen: de wereld smacht naar vrede.
Vrede die in de huizen en steden der mensen gebracht moet worden. Waarbij die vrede geen ‘gevoel’ is, maar de concrete aanwezigheid van mensen van vrede. Mensen die van Jezus hebben afgekeken en geluisterd wat het is een mens van vrede te zijn.
‘Hij is onze vrede’.
Naar Lucas luisterende merken we ook dat niet iedereen die vrede wil: machtsdromen botsen in deze wereld op de droom van het Rijk. Jezus zegt dan dat het niet de taak van zijn leerlingen is eindeloos te gaan argumenteren. Wij hoeven en kunnen anderen niet bekeren. God schiep de mens als vrije schepselen en wij hebben die vrijheid te respecteren. Zoals God de menselijke vrijheid respecteert. Zeker, dat kan betekenen dat een samenleving ‘nee’ zegt. Dat is tragisch, maar gelovigen weten hoezeer het kwaad mensen in de macht kan hebben. Er rest de volgeling niets anders dan die macht te confronteren met de boodschap van het Koninkrijk. De vrijheid te proclameren en te demonstreren. De mensen lief te blijven hebben, maar de zonde te weerstaan. En niet onder de indruk te raken van de macht van het kwaad, want die loopt op zijn laatste benen. ‘Ik zag de satan als een bliksem uit de hemel vallen’, zegt Jezus. En Hij heeft recht van spreken, want Hij heeft de verzoeking weerstaan.
Hij weet dat de duivel alleen bluf en aanmatiging in huis heeft, de macht van het dreigen met de dood. Maar wie door God bij hun naam geroepen zijn, die hebben de dood achter zich gelaten. Ze zijn als kostbare parels uit de wateren van de dood gered.
De duivel is de aanklager, die de mens aan zijn zonde vastnagelt: ‘je bent niets, je kunt niets. Je doet jezelf veel beter voor dan je bent met al je kerkgang en vrome praatjes’.
Maar of hij gelijk heeft of niet is niet interessant: In Jezus Christus heeft God ons aanvaard!
Hij is onze vrede: Hij geeft ons leven vaart.
Doet ons delen met wie naar vrede hongeren, net als wij. Niet als mensen die de wijsheid in pacht hebben, gaan we op weg. We zijn geen ‘bezitters’. We hoeven anderen niet perplex te doen staan met onze goede daden. We hoeven ons niet onmisbaar te maken of ons leven af te meten aan de resultaten die we bereiken - maatschappelijk of religieus.
Jezus zendt de zeventig er als bedelaars op uit: ‘Eet wat u wordt voorgezet’ - mensen die bereid zijn om te ontvangen, omdat het goede nieuws van het Koninkrijk alleen in wederkerige afhankelijkheid gedeeld kan worden!
Dat is lang niet altijd eenvoudig. Geloof brengt strijd mee, tegenstand, spot, mismoedigheid. Maar daarom worden ze er ook twee aan twee op uit gezonden om elkaar zo tot steun te zijn. Als getuigen van een Zaak die groter is dan zij. Het Koninkrijk zet zich door, omdat Jezus zelf - die de dood overwon - er de belichaming van is. Zijn presentie onder ons doet ons opleven. Daarom is er ook grote vreugde bij de terugkeer van de zeventig: ‘Ook de boze geesten onderwerpen zich aan ons in Uw Naam!’ Het werkt, de liefde is sterker dan de dood!
Over de vreugde zijn wij soms geneigd onze schouders op te halen of ons eraan te ergeren. Komt dat misschien omdat het al zo lang geleden is dat wij God helemaal durfden vertrouwen?
Jezus verheugt zich met de teruggekeerde discipelen. Maar Hij waarschuwt ervoor dat hun vreugde niet gebaseerd moet zijn op incidentele ‘successen’ die wij als gelovigen behalen. Wat moet er anders van ons worden als we geen ‘succes’ hebben, als mensen niet naar ons luisteren, als zieken niet genezen?
We hoeven onszelf voor God niet te bewijzen, ook niet voor anderen of voor onszelf. De diepste bron van onze vreugde mag daarin liggen dat we gekend zijn: jullie namen staan opgetekend in de hemelen - je bent een parel in Gods hand! Dat te weten is de voorsmaak van het Koninkrijk. Zijn liefde is de grondslag van ons leven. Wie dat gelooft wordt een parelvisser! Er zijn nog zo velen die niet weten hoe kostbaar ze zijn. Laat de kerk dan de plek zijn waar we mensen in Gods naam hoog houden en leren zichzelf en anderen te zien door de ogen van Christus.
Lezingen: Jesaja 66:10-14 en Lucas 10:1-20