Bethelkerk 18 juli 2004
Martha, Martha Lucas 10:41
We hoorden vanmorgen verhalen die irritatie oproepen bij menige vrouw, en niet alleen bij feministes. In 1 Samuel word je er verdrietig van als je hoort hoe Hanna behandeld wordt. Vernederd door Peninna, niet begrepen door haar man, die haar wel probeert te troosten, maar dat toch wel erg onhandig doet. En dan, als klap op de vuurpijl de priester, die haar voor een beschonkene houdt en haar berispend toespreekt.
In Lucas horen we over de ontmoeting van Jezus met Maria en Martha. Wat heeft die arme Martha een slechte papieren volgens vele commentaren en preken! Ze wordt getekend als een slovende, klagende vrouw. In menige preek wordt ze opgevoerd als tegenpool van Maria: Maria bezig met het geestelijke, Martha alleen maar oog voor het aardse.
Maria krijgt heel wat meer waardering: aan de voeten van Jezus, stil en onderworpen, zoals van vrouwen verwacht mag worden.
Maar horen we wel goed wat de Schrift ons zeggen wil, als we in de ergernis over stereotiepe vrouwenbeelden blijven steken?
De schrijver van het boek Samuel wil ons juist vertellen hoe de HEER Hanna recht doet! Hij neemt het voor haar op. Peninna wordt elke reden tot zelfverheffing ontnomen, de man van Hanna moet leren dat de een mens niet alles voor de ander kan zijn of moet willen zijn, en ook de priester die zo snel zijn oordeel klaar had wordt beschaamd gemaakt. Hanna echter, de onvruchtbare, zij wordt in de rij van aartsmoeders opgenomen. Ze ontvangt Samuel - van God gebeden - en deze zoon wordt de profeet die zijn roeping verstaat (Samuel, Samuel!). Hij bepaalt het volk Israël weer bij zijn bestemming: naar God te horen en Zijn wil te doen.
Hanna, op de grondtonen van haar loflied heeft Lucas het loflied gedicht dat hij Maria in de mond legt in het Adventsevangelie. Een bevrijdingslied. Een lofzang op de God bij wie geen aanzien des persoons is.
Het is opvallend hoe belangrijk vrouwen zijn in het evangelie van Lucas. Hij is de enige die heel uitdrukkelijk vertelt dat Jezus ook vrouwelijke volgelingen had (Luc. 8). En het zijn vrouwen die als getuigen van de opstanding als de eerste ‘apostelen’ (gezondenen) de wereld ingaan.
In Lucas 9 en 10 hebben we gehoord dat de discipelen er twee aan twee op uitgezonden worden. Getuigen zijn ze van de grote daden van God.
Let eens op hoe bij Lucas vrouwen vaak twee aan twee ten tonele gevoerd worden: als getuigen (het begint al gelijk met Maria en Elizabeth).
Als het om identificatie gaat in dit verhaal, is het - als we eerlijk zijn - moeilijk voor één van beiden te kiezen. Zeker vrouwen willen niet (meer) met Martha geassocieerd worden, zo traditioneel en rolbevestigend. Maar Maria, dat is ook geen voorbeeld van feminisme: zo vroom en onderdanig...
Het gaat er de evangelist dan ook niet om ons voor één van beiden te laten kiezen. Beide figuren representeren de oproep van het evangelie.
Heel verrassend vertelt Lucas dat Maria ‘aan de voeten van Jezus’ zit. Dat is geen vrouwelijke onderworpenheid, maar de positie van de leerling (zie Luc. 8:35, waar de genezen bezetene aan de voeten van Jezus wordt gevonden). Een vrouw als discipel; twee vrouwen die Gods woord aan ons bemiddelen, dat is nog eens revolutionair in de samenleving waarin Jezus leefde! En tot de huidige dag wordt de vrouw niet in alle kerken (zelfs niet binnen onze nieuw gevormde Protestantse Kerk in Nederland) serieus genomen als verkondigster van het Rijk van God.
Discipelschap, in dienst staan van het Rijk, dat begint in Israël met ‘horen’: ‘Hoor Israël, de Heer onze God is één’!
Van Martha wordt verteld dat zij dient. Horen en dienen horen bij elkaar in het evangelie. Je moet ze onderscheiden, maar niet scheiden! Martha wordt dus niet berispt omdat ze dient. Jezus woorden: ‘Martha, Martha...’, worden meestal verkeerd geïnterpreteerd. Als een diepe zucht, een in de hoek zetten van Martha. Maar integendeel, Jezus wijst het dienen van Martha niet af. Het hoort bij het leven uit het geloof. Maar het is niet alles!
Wat Jezus afwijst is een leven waarin we ons bezorgd en druk maken over vele dingen: waarin geen tijd meer is om stil te worden. Tijd om te horen.
En tot horen, gehoorzaamheid, roept Hij haar: Martha, Martha!
Zo klonk het ook tot Abraham, tot Mozes en Samuel. En tot Saul, op weg naar Damascus.
Van al deze geroepenen weten we hoe het hen vergaan is.
Hoe zij hun roeping vertaald hebben in dienst.
Over Martha horen wij dat niet. Net als in de gelijkenis van de verloren zoon, waar we in het ongewisse blijven hoe de oudste zoon antwoordt op de roeping van zijn vader om binnen te komen en het feest mee te vieren.
Een open einde: Maria en Martha representeren vanmorgen Gods roeping aan ons: aan ons het antwoord, aan ons om het ‘vele en het bezorgd zijn’ los te laten.
We worden geroepen vanmorgen tot luisteren en tot dienst, uit het horen geboren.
Amen
Lezingen: 1e Lezing: 1 Samuel 1:1-20 en 2e Lezing: Lucas 10:38-42