naar homepage
Naar preek 29 februari 2004

 

 

 

 

 

 

 

Bethel, 8 februari 2004                                                                     ds Rob van Essen

 

 

Tolstoi vertelde over een bisschop die in zijn diocees kerken en kloosters bezocht om zich op de hoogte te stellen van het geestelijk leven Hij steekt ook over naar een klein eilandje voor de kust, waar zich een aantal monniken, eenvoudige, ongeletterde mannen, heeft gevestigd. Ze zijn heel vroom, maar tot zijn verbazing ontdekt hij dat ze het ‘Onze Vader’ niet kennen. Dat verontrust hem: hoe kun je nu monnik zijn en het Gebed des Heren niet kennen! Dus wil hij het hen leren. Regel voor regel zegt hij het voor en zeggen ze het na. Na enkele dagen heeft hij het gevoel dat ze het wel kennen. Hij gaat weer scheep en laat de broeders dankbaar achter.

Als het schip uit de kust is, zegt één van de matrozen: ‘Ik zie wat op het water achter ons’. Na even wachten blijkt het geen bootje te zijn, maar zijn het de monniken die over het water aan komen lopen. ‘ Pope, Pope’, roepen ze . ‘Wacht asjeblieft op ons!’ De zeilen worden gestreken en de monniken komen aan boord. ‘ Wij zijn onwaardige zondaars’ zeggen ze. ‘U heeft zoveel tijd besteed om ons dat prachtige gebed te leren. Maar wij zijn zo dom dat we het alweer vergeten zijn! Wilt u terugkomen en het ons opnieuw leren?’

De pope antwoordt beschaamd: ‘Broeders, ga toch terug en bidt voor mij. Ik kan jullie niets meer leren’.

 

Dit seizoen cirkelt rond het thema van Gods koningschap.

In de Schrift is er een nauwe relatie tussen het gebed en Gods heerschappij. Iemand heeft zelfs gezegd dat Hij de wereld regeert door de gebeden der heiligen.

Bidden is een acte van geloven - van vertrouwen dat het zin heeft te bidden: uw Koninkrijk kome en dat ook in ons handelen te belijden.

Maar zulk bidden moet geleerd worden!

 

Het gebed, dat Jezus de discipelen leert, begint met onze Vader. Het persoonlijk gebed is opgenomen in het gebed van de (wereldwijde) Gemeente. Daarom onze Vader.

Ook als mijn gebed soms verstomt, als ik de woorden niet meer vinden kan omdat ik zo aangevochten wordt dat het niet meer lukt, dan is daar een gemeente die volhardt in het gebed. En tegelijk staat dat ‘onze’ voor de solidariteit waarin het gebed ons plaatst met allen die het Rijk verwachten. Niet onze individuele gelukzaligheid is de kern van Jezus’ gebedsonderderwijs, maar de betrokkenheid op allen die in de nacht roepen om brood, roepen om een plek waar toekomst voor ze is.

 

Bidden leren is een levenslang proces. Zoals de omgang met de Schrift in de synagoge - het leerhuis - dat ook is. Als de discipelen vragen: ‘Leer ons bidden’, dan vragen ze niet om een gebedje dat ze kunnen memoriseren. Zoals die bisschop de monniken het ‘ Onze Vader’ even wilde inprenten. Het is ‘education permanente’ - en om te beginnen heel veel afleren!

Om een misverstand weg te nemen: wat Jezus onderwijst is niet nieuw.

Uit de schat van Wet en Profeten haalt hij oude woorden onder het stof vandaan en laat ze oplichten. Het unieke van Zijn optreden is dat Hij Zijn leven en daden verbindt met de woorden die Hij spreekt.

Daarom is het zo goed naar Jezus te luisteren en daarom klinken Zijn woorden nieuw. Daarom moeten we, als we bidden, beginnen met te leren luisteren. Het Rijk komt volgens de profeet als de volkeren naar Jeruzalem optrekken om van God te leren aangaande Zijn wegen.

Tussen de vierde en de zesde eeuw trokken vrome christenen zich in de Egyptische woestijn terug. ‘Woestijnvaders’ worden ze genoemd. ‘Wij moeten leren luisteren in onszelf’, zeiden ze. Deze mannen wisten van de stille, zachte stem van de Geest die tot ons spreekt. Een traditie die we ook terug vinden bij de Quakers, waar het stil zijn en luisteren centraal staat in hun samenkomsten. Ik denk aan Juliana van Norwich, een katholieke heilige uit de Middeleeuwen, die van God te horen kreeg: ‘Ik ben de ziel van uw smekingen’. God spreekt in en door ons, maar dan moeten we wel naar Hem leren luisteren.

 

Zoals wij geen soms geen woorden kunnen vinden als het erom gaat Gods koningschap te belijden, zo weten we ook vaak niet hoe we bidden zullen. ‘Wij weten niet wat wij bidden zullen naar behoren’, schreef Paulus.

En tóch roept hij ons op te volharden in het gebed! Juist in onze gebedsarmoede ervaren we wat Juliana van Norwich hoorde: “Ik ben de ziel van uw smekingen”.

Paulus schrijft: ‘Wie de Geest ontvangen hebben spreken met woorden die door de Geest geleerd zijn’. Al heeft deze uitspraak niet in de eerste plaats betrekking op het gebed, toch mag je die daar ook op toepassen. De Geest wil in en door je heen bidden. Maar dan wel dicht bij jezelf durven blijven!

Dat vraagt veel volharding. De Schrift spreekt over de ‘volharding der heiligen’. Ja, leren is volharden. In de weg der volharding komt het Rijk.

We leren de weg van Jezus te gaan. Bidden om zijn wil te weten en te doen geschieden.

Er is een belangrijke samenhang tussen gebed en ethiek: we luisteren om de weg te weten, we gaan de weg om gehoor te vinden. ‘Als gij onderweg zijt zullen uw oren de stem horen: dit is de weg, wandelt daarop!’ Je moet op de weg van de Messias blijven, daar zul je zijn stem horen.

Maar hier wreekt zich dat ons christendom zo gesetteld is. Hoe kunnen wij God vragen de wereld te bewegen, als wij zelf niet bewegen?

Christoph Blumhardt schreef: ‘ Jezus zegt, ‘ Als je mij liefhebt, houdt mijn geboden!’ Dit hoorden we al in het Oude Testament, ‘ Als je God liefhebt, wandelt in zijn wegen!’ God is niet opgesloten in het geschreven woord: we kunnen zijn handtekening in de geschiedenis van de mensheid onderkennen. Hij heeft een bedoeling met een ieder van ons. Keer op keer staan we op kruispunten. Soms is de weg die de onze kruist recht, soms bochtig. Maar waar die weg ook heen gaat, als we op Gods weg wandelen zal Hij ons de weg wijzen’.

Leren bidden is je realiseren dat je God niet iets vertelt dat Hij nog niet weet. Wij bidden niet om God iets te vertellen dat Hij niet weet. We bidden omdat gebed een gave is om er niet onderdoor te gaan in deze wereld! Omdat, zoals Lucas schrijft, God heilige Geest geeft aan wie daarom bidden. Lange adem voor wie door ademnood bedreigd wordt. De bereidheid je te laten storen door het roepen en kloppen van de hongerige en de vreemdeling, de uitgeprocedeerde thuisloze mens, die onze wegen kruisen.


Ik wil afsluiten met een beeld dat ik aan Simone Weil, die zich als Joodse tot Christus bekeerde, ontleen. Deze wereld is als een oceaan waarin we als op een vlot ronddrijven en alle kanten omgeslingerd worden door de krachten van de elementen. Maar dan is daar God die het touw van het gebed naar beneden laat. Als je dat vastgrijpt biedt dat tegenkracht: nog steeds worden we heen en weer geslingerd en aangevochten. Maar we houden het touw vast en het biedt tegenkracht! Onze relatie met God biedt tegenkracht in het geweld dat in deze wereld woedt.

Die tegenkracht mag ook gezien worden als het bidden van Jezus voor ons aan de rechterhand van de Vader. Jezus bidt voor ons: grijp dat touw! Laat je niet leiden door je behoefte aan gebed of kerkgang: grijp het touw! Dat is de tegenkracht in de chaos van deze wereld. Zo zuchten we de verlossing, het Rijk tegemoet.


Lezingen: Micha 4,1-5 Lucas 11,1-13