Zondag 11 december 2005 ds Rob van Essen
Tekst: Je duisternis wordt als het licht van het
middaguur. Jesaja 58,10
In mijn Utrechtse
periode logeerde een Amerikaans echtpaar met hun twee tienerkinderen enkele
dagen bij ons. Tijdens hun
verblijf viel het mij weer op hoe lastig gastvrijheid is. O nee, een
slaapplaatsje arrangeren kostte niet zo veel moeite. En ik had er een vrije dag
voor uitgetrokken om ze Utrecht en omgeving te laten zien. Maar de plannetjes
die ik gemaakt had, vielen bij het gezin niet zo goed. Mijnheer wilde fietsen,
mevrouw winkelen en de kinderen uitslapen. Probeer dat maar eens bij elkaar te
brengen! Bijna alles wat wij op tafel zetten, kon verder geen genade vinden bij
het meisje. Mijn handen jeukten om mij met de opvoeding te bemoeien, maar
natuurlijk laat je dat. De jongen zat uitvoering de boter en pindakaas van zijn
mes te likken. Pa en ma zeiden er niets van!
Wat is het
toch moeilijk de ander in zijn/haar anders zijn royaal te aanvaarden! Dat geldt
niet alleen als mensen tijdelijk hun intrek bij je nemen, maar des te meer als
je echt gaat samen wonen. Heel wat leefgemeenschappen zijn in de zeventiger
jaren kapot gelopen op kleine, wederzijdse irritaties: ‘Nu heeft hij zich al
weer gedrukt voor de afwas’! En ik ben ervan overtuigd dat het Samen op Weg
proces meer hinder ondervond van de kleine ergernissen en onwennigheden, dan
van grote theologische strijdvragen. Achter de weerstand bij veel Hervormden
zat geen theologie, maar gewoon de angst dat de gereformeerden aan het antieke
zilveren bestek zouden likken. Wonderlijk was ook dat
sommige gereformeerden zich erg opwonden over de vrijzinnigheid in Hervormde
kring, maar wel geaccepteerd hebben dat ook de gereformeerde kerken inmiddels
zeer pluriform zijn. Maar ja, als mijn zoon gerechten niet lust, haal ik mijn
schouders op, terwijl ik mij wild erger als zo’n
Amerikaanse puber maar zit te zeuren.
De ontmoeting
met anderen, vooral als ze vanuit een andere culturele achtergrond komen,
blijkt steeds weer een testcase voor ons te zijn. Kerkenraden hebben er minder
moeite mee een zaal te verhuren aan een bridgeclub, dan aan een luidruchtige
Afrikaanse gemeente. Terwijl we die laatsten nog ‘broeders’ en ‘zusters’ noemen
in onze beste momenten!
Hoe ‘verlost’ en ‘ruim’ we zijn blijkt niet in theologische
verklaringen en goede voornemens, maar aan de tafel van het samen delen.
In Jesaja
58 hoorden we vanmorgen dat de profeet het volk zijn zonden bekend moet maken.
God beleeft geen vreugde aan hun bidden en vasten,
omdat hun verdere levensstijl ermee vloekte. Als jullie dan toch willen vasten,
deel je brood met de hongerige, biedt onderdak aan armen zonder huis, kleedt
wie naakt rondloopt, bekommer je om je medemens.
Als het om
de vreemdeling herbergen staat, zijn er talloze motieven te bedenken waarom we
daarvoor terug schrikken. Het kan pure gemakzucht zijn. Er is ook de
instinctieve huiver voor de vreemdeling, die een bedreiging kan vormen. En
uiteraard zitten er misdadige elementen onder vreemdelingen. Toch roept de
Schrift ons op - in verhalen! - de xenofobie - angst voor de vreemdeling - te
overwinnen en liefde voor de
vreemdeling te hebben: gastvrijheid! Want die vreemdeling is als jij!
Hij houdt
ons een spiegel voor en ik zie de vreemdeling in mijzelf. Volgens een uitleg
die we bij de rabbijnen vinden, droeg David de arme (de letter Daleth waarmee zijn naam begint betekent 'arme') en
vreemdeling in zich. Hij wist inderdaad wat het was te moeten vluchten en als
vreemdeling te moeten leven (
Abraham,
de 'vader aller gelovigen', werd een vreemdeling: 'door een vreemde stem
bekoord'. In een Hebreeuws woord voor vreemdeling zit de stam van het werkwoord
'vertrekken'!
Gelovige zijn is een vreemdeling
worden.
Geloven
is, in navolging van Abraham, loslaten. De weg van de bekering in optima forma.
Verlaat je land, je familie - 'levenslang geboortepijn', zoals een lied voor de
40-dagentijd verwoordt. Abraham werd zijn leven lang geen 'thuis' gegund. Hij
was 'als vreemdeling' in Egypte (
Geen
wonder dat Abraham zelf gastvrijheid betoont (
In de
ontmoeting met de ander gaat het er niet om dat wij die ander aardig gaan vinden of dat we
zijn gewoonten klakkeloos aanvaarden of overnemen. Er zijn grote culturele en
psychologische verschillen tussen mensen - maar als die er niet waren was de
ander ook niet de ándere! En het gevaar van de mens die ons zo ‘bekend’ is, is
dat wij het ‘andere’ niet meer opmerken of recht doen. De vreemdeling - de
andere mens - bepaalt ons erbij hoe toegesloten en voorgeprogrammeerd de wereld
vaak is waarin wij leven. Daarom is de vreemde in de bijbel vaak de representant
van God: genadig brengt hij/zij onze blinde vlekken aan het licht. Gastvrijheid
is daarom niet alleen goed voor de gast, het is goed voor mijzelf! De ander
doet een beroep op mogelijkheden die we niet bij onszelf vermoed zouden hebben.
Zo kan de
ontmoeting met de ander ons een verrassend inkijkje geven in de vreemdeling die
ik zelf ben. Maar blijken er in mij ook bronnen van barmhartigheid en
dienstvaardigheid, die erop wachtten om ontsloten te worden. De profeet zegt:
‘Je duisternis wordt als het licht van het middaguur. Je zult zijn als een bron
waarvan het water nooit opdroogt.’ (Jes. 58,10-11).
Maar ga dan ook het waagstuk van de ontmoeting aan! Wat is er zo boeiend aan
een vakantie in het buitenland? De ontmoeting met de vreemdeling. Wel, maak van
uw leven in Nederland één lange, boeiende vakantie en ontdek dat wij allemaal
vreemde vogels zijn in de boom van het Rijk van God.
Geef me eens een knipoog. Geef me eens een hand. Geef me
een huis. Geef me een thuis. Dan voel ik mij als vreemdeling, deel van uw
werkelijkheid.
Lezingen: Jesaja 58 en Matth. 11,2-22.