De lezingen vandaag, die culmineren in de gelijkenis van de verloren zoon, cirkelen rond de oproep tot blijdschap. De vraag is of wij ons verheugen met de herder, de vrouw, de vader.
Evangelie - dat is blijde boodschap.
Er is blijdschap in de hemel om één zondaar die zich bekeert: in de hemel is een vreugdedans!
Maar dat gaat de vromen iets te snel. Er is gemor van de zijde der
Schriftgeleerden en Farizeeën. Tollenaars en zondaars plachten tot
Hem te komen. Wat zoeken ze bij Hem, wat ze niet bij ons vinden?
Het is het gemurmureer dat ook in het woestijnverhaal klinkt.
Mopperen vertroebelt visie, tapt energie af en tast het hart aan. Dat
geldt zowel voor het ‘inwendig’ als het ‘uitwendig’ mopperen. Wie
inwendig aan het mopperen en het malen is kan niet meer helder zien
en luisteren, want er is al een andere stem aan het woord’, schrijft Wil
Derkse
. Het uitwendig mopperen is nog schadelijker, want dat
verspreidt zich als door ongeregelde celdeling - niet voor niets spreken
we in dit verband van ‘kankeren’. Gelukkig, zegt Derkse, bestaat er
een tegengif tegen het mopperen: de blijmoedigheid. Maar daar is wel
bekering voor nodig, zo blijkt vanmorgen. Zo alleen wordt de gemeenschap gesticht en
bewaard.
Jezus heeft het over de rechtvaardigen: de mensen die het met zichzelf getroffen hebben. Zij kunnen niet blij zijn. Waarom zouden ze? Ze ervaren alles als bezit, als vanzelfsprekend geboorterecht. Lucas zegt dat er ook verlorenen zijn: allereerst zijn dat bij hem de mensen in de marge. En God zoekt het verlorene.
Maar deze ‘rechtvaardigen’ hebben geen oog voor Gods handelen. De ‘schare die de wet niet kent’ verzamelt zich om Jezus. Zij naderen om te horen: zijn niet door een innerlijke stem bezet. Zij verheugen zich: er is niets zo ontspannen en blij makend als zondaar te mogen zijn. Geen stand op te hoeven houden.
De kerk als een stelletje op een hoop geharkte zondaars (Luther).
Om het geheim van de blijdschap te ontdekken richten we niet de schijnwerper echter niet op de schapen. De blijdschap vindt zijn bron daarin dat de God van Israël het verlorene zoekt.
Blijdschap over de verkiezende God. De God die zich door Mozes laat verbidden, zo hoorden we. Zelfs bij God is bekering!
Bij het lezen van de Schrift komt het erop aan dat we niet onze ideeën er in lezen. Onze dogmatiek en moraal er over heen leggen. De bijbel verkondigt niet dat wij miserabele zondaars zijn. We weten - in onze eerlijke momenten - dat we tekort schieten. Dat wij tot het ergste in staat zijn. Maar in de Schrift wordt ons verkondigd dat God ons zoekt en niet rust voor wij gevonden zijn. En Hij zoekt zorgvuldig, zoals de weduwe in de gelijkenis. In de donkerste hoekjes. Hij zal ons vinden: keert alles om om het verlorene te vinden.
Wat een passie en bewogenheid voor het verlorene. Wat een aanklacht aan het adres van onze zelfgenoegzaamheid. Het gaat God om deze wereld.
Jezus is de super-zoeker: Samaritanen, tollenaars, zondaars, Romeinen, Zeloten - ze moeten delen in de zegen van Abraham. Het gaat erom dat de NAAM over ons bestaan wordt uitgeroepen: Ik ben bij je! Ik kom naar de kerk, ik lees de Schrift om dat steeds nieuw te horen en te ontvangen.
Die zegen is geen veilig bezit, opgeborgen bij de verzekeringspapieren van wasmachine en magnetron. Of een diploma voor goed gedrag, vroomheid, kerkgang. Zulke bezitters menen dat God aan hun kant staat.
In deze gelijkenis blijkt dat juist de bezitters de verliezers zijn: want wie zich niet met God kan verheugen over mensen die gevonden worden, die is pas echt ver van huis.
Is dit niet de crisis van de kerk en haar verkondiging? Dat we de vreugde niet meer kennen over de God die het verlorene zoekt? De goede herder kwam van God, legde zijn voorrechten af. Maakt zijn handen aan ons vuil en werd een verloren zoon. Hij houdt geen afstand, is niet bang met pek te worden besmet.
Verloren zijn: het is in de Schrift geen aanleiding tot getob of het wijzen met vingers. Wie goed leest/hoort, hoort dat het verlorene wordt gevonden. Dat er leven is uit de dood. ‘Uw broeder was dood, en is levend geworden, was verloren en is gevonden, zegt de vader in de gelijkenis tegen zijn mopperende zoon.
Daarom is er vreugde in de hemel, omdat mensen terecht gebracht worden.
Als wij in die vreugde delen, dan kunnen wij ook niet anders dan delen in Gods zoekende
mensenliefde. Waarom deze nadruk op de vreugde bij Lucas?Om dat vreugde een medicijn is! Omdat een glimlach veel minder energie kost dan een norse blik!
Omdat de Heilige Israëls troont op de lofzangen van zijn volk! Omdat wij kinderen van de
lach mogen en zullen zijn! Een Engelse dichter schreef: In his resurrection Jesus is a laugh
freed forever. Blijdschap verruimt het hart en is aanstekelijk….
En dat willen we toch graag, een bruisende en aanstekelijke gemeenschap zijn?!
Het ‘enige’ wat van ons gevraagd wordt, is daadwerkelijk ‘het spoor volgen’ van de weg van
de Heer, ons in dankbare vreugde aan zijn tafel voor zondaars laten nodigen en vinden!
God wil u en mij vandaag vinden. Mensen bij wie de vreugde gedoofd is, omdat we scepsis en twijfel ons hart verkild heeft. Zeggen we ‘eigen schuld, dikke bult’ als de verlorenen ons pad kruisen, of herkennen we onszelf in hem of haar. Als mensen die gevonden zijn en het niet verdienden. Mensen die kunnen lachen van opluchting.
Lezingen: Exodus 32,7-14, Lucas 15,1-10