IN GODS NAAM..............
Zondag Oculi - 14 maart 2004ds Rob van Essen
Heer, laat
hem nog dit jaar staan, ik zal er eerst nog eens omheen graven en er mest bij
brengen.... Lucas 13:8
Zondag Oculi: de ogen houdt mijn stil gemoed, opwaarts om op God te letten.
Op God zien... Heeft dat zin? Valt van Hem iets te verwachten? Maar dan gaat het er wel om wat voor beeld we van God hebben. Hoe zien we Hem? Voor de psalmist is God geheel en al betrouwbaar. 'Milde handen, vriend'lijke ogen zijn bij U van eeuwigheid'.
Hij is de God van de exodus, de bevrijding uit Egypte. 'Ik heb de klacht der Israelieten gehoord..en Ik heb gedacht aan Mijn verbond' (Ex. 6:4). Dat alles duidt de bijbel aan met 'de NAAM’ - Ik zal er bij zijn!
Ondanks alles wat de psalmist overkomt, blijft hij op God vertrouwen. Hij ziet wat er om hem heen gebeurt, wat er met hem gebeurt.... en toch blijft hij op God zien. Van die kant verwacht hij bevrijding, uitkomst.
Zo'n geloof-vertrouwen-is niet vanzelfsprekend. Het is een weg van voortdurende bekering.
'Bekering' dan niet in de zin van een eenmalige, emotionele keuze. Waarna alles in je leven op zijn plaats valt en God altijd binnen handbereik is. O ja, ik wens iedereen dat laatste toe, maar wie de bijbel serieus neemt, weet dat God zich in mensenlevens telkens weer verbergt. We hebben Hem niet in onze binnenzak. En we kunnen God ook kwijt zijn, Hem niet meer zien, omdat we de verkeerde kant op kijken.
De oproep tot 'bekering' is in de Schrift een oproep om de goede kant op te kijken. Om in de woorden van Wet en Profeten de NAAM uitgespeld te horen. Om te zien dat daar waar mensen veracht en klein gemaakt worden, Gods Naam gelasterd wordt. Ook al gebeurt het in de naam van welke god dan ook.
'Bekering' is een taaie klus, want onze werkelijkheid, de wetten van de marktwerking, van het recht van de sterkste, van eigen schuld, dikke bult, lijken oppermachtig. Je moet toch wel geweldig naief zijn om daar niet in te geloven.
Jezus heeft in het hoofdstuk dat aan Lucas 13 vooraf gaat, gesproken over de komst van het Rijk en de noodzaak om waakzaam te zijn en onderwijl de wil van de Heer te doen. Blijkbaar doet het er toe, juist als je meent dat alles op het einde loopt! En er is sprake van de tekenen der tijden, van een diepe kloof die mensen zal scheiden als het erom gaat wat werkelijk de wil van God is. Wel, nadat Jezus het daar over gehad heeft, komen een paar toehoorders met het bericht over de Galileeërs - rebellen? - die door Pilatus zijn afgeslacht. En Jezus weet direct welke kant ze op willen. Want altijd weer trekken mensen zulke lijnen: wie door ellende getroffen wordt, zal dat wel verdiend hebben. Het geeft ons een gevoel van veiligheid, als we de wereld kunnen indelen in goed en fout, zondaars en grotere zondaars.
Het is ook een manier van kijken: als waren we buitenstaanders. Tot oordelen bevoegd over de sukkelaars en schurken om ons heen. Een manier van kijken die weinig blijk geeft van zelfinzicht. Jezus gaat daar dan ook uitermate scherp tegenin: 'Waren zij grotere zondaars? Neen, zeg Ik u!' Maar als jullie je niet bekeert - als je niet anders gaat kijken en geen andere kijk op God krijgt - dan sterf je zoals zij. Sterven moeten alle mensen. Maar de vraag is, hoe wij ons einde tegemoet leven. Als slachtoffers van onrecht of het domme lot? Met de moed der wanhoop ondergaan in het onrecht of verbijsterd over het onrecht waarvan onze werkelijkheid vervuld is. Denk aan de 200 slachtoffers van de terreurdaad in Madrid en de vele gewonden. Waar is God nou? Wat komt er van dat Koninkrijk van U?
De vreselijke dingen die er om ons heen gebeuren zijn niet de hele werkelijkheid. Het zijn tekenen die ons opmerkzaam, waakzaam moeten maken. Ze roepen ons op tot een nieuwe manier van zien. Niet langer als een toeschouwer, die zijn oordeel snel klaar heeft over alles. Maar als iemand die daarin het geduld van God ziet, die op onze bekering wacht. Op vruchten van gerechtigheid. Daarom vertelt Jezus de gelijkenis van de vijgenboom.
Er is een eigenaar van een wijngaard, waarin een vijgenboom is geplant. En hij komt zoeken naar vruchten. Wij zouden zeggen: die eigenaar is God, de wijngaard dat is Israel. Het is een beeldspraak die we in het Oude Testament al tegenkomen.
Maar laten we niet al te snel zijn met onze conclusies vanmorgen.
De eigenaar van de vijgenboom komt naar vrucht zoeken, die hoort er te zijn na drie jaar. Maar er is geen vrucht. 'Hak hem om', zegt hij tot de wijngaardenier. ‘Waarom zou hij de grond nutteloos beslaan”. Dat is precies de God die veel mensen vrezen. De God die afrekening komt houden, die ons bestaan als nutteloos veroordeelt. Het is het beeld van deze wereld, van de gehandicapten in sociale werkplaatsen, die ontslagen worden omdat ze niet mee kunnen komen in de productieschema’s die de markteconomie opleggen. De recidivisten in de gevangenis, voor wie we geen moeite tot rehabilitatie meer doen. Het is toch verspilde moeite Ze beslaan de grond nutteloos. Het pleidooi om arme vluchtelingen uit Rotterdam te weren, ze leveren de stad geen winst op.
Weg ermee. Hoe kijk je naar de werkelijkheid? Dat is de vraag die Jezus in deze gelijkenis stelt. Zien de mensen dan niet dat in Zijn optreden het geduld, de barmhartigheid van God met mensen wordt uitgespeld?
Niet de eigenaar is het beeld van God, maar de wijngaardenier. Hij vraagt de eigenaar of die nog niet een jaar geduld wil hebben. Want in dat jaar zal hij er alles aan doen om de boom vrucht te laten dragen. 'Laat hem dit jaar staan' - dit is het jaar van het welbehagen van de Heer, zei Jezus bij Zijn optreden in de synagoge. Het jaar van de kwijtschelding, van het doorbreken van het Rijk Gods. De wijngaardenier roept de eigenaar tot bekering: tot een andere manier van kijken. Waar leven is, daar is hoop! Waar we onze ogen op God richten, durven rekenen met Zijn beloften en geboden, daar blijven we geen toeschouwers. We zetten ons in, werken ons in het zweet, tegen wat onze ogen zien in.
De mens die zich bekeert, gaat met nieuwe ogen zien. Omdat je oog gekregen hebt voor de barmhartigheid van God, word je barmhartig. Omdat je gezien hebt dat God geen 'bezitter' is, die met zijn 'bezit' naar goeddunken kan handelen, daarom kun je zelf voortaan alleen nog maar 'bezitten als niets bezittend'.
Wie zich niet bekeert, leeft in een werkelijkheid van omhakken, levenslang vastzetten en uitzetten. Van geweld dat met geweld bestreden wordt. Zo’n mens kan lijden alleen maar associeren met de afwezigheid van God of Zijn onbewogenheid. Maar wie Jezus heeft leren kennen, in Hem het Rijk heeft zien doorbreken, weet dat God zwaar aan het lijden tilt. Weet dat Hij de zondaar niet straft, maar Hem een nieuwe kans geeft. Daarom zingen we een dooplied straks, het teken dat een leven lang met ons mee gaat (over geduld gesproken!). Gedoopt zijn we in de NAAM van de God die ons grond onder de voeten geeft, die onze levensdorst lest en wiens adem ons bestaan doortrekt. Kind door God geroepen, kind jij hoort erbij, Ik heb jou geroepen, kind, jij bent van Mij!
Laten wij dat dit jaar voor ogen houden en onszelf en anderen niet afschrijven. We leven in de tijd van Gods geduld. Wees daarom in Gods Naam barmhartig.
Creatieve dienst - Lezingen: Exodus 6:1-7 en Lucas 13:6-9