Bethelkerk, 20 februari 2005 ds Rob van Essen
Johannes 19:26 (NBG51)
Toen dan Jezus zijn moeder
zag en de discipel, die Hij liefhad, bij haar staande, zeide
Hij tot zijn moeder: Vrouw, zie, uw zoon.
In deze veertigdagentijd volgen we een oude traditie door elke week stil te
staan bij een ‘kruiswoord’ van Jezus. U begrijpt natuurlijk wel, met alle
respect, dat de schrijvers van de evangeliën niet met een notitieblokje bij het
kruis stonden om op te tekenen wat Jezus riep of zei. Wat daar, historisch gesproken,
precies gezegd of gedaan is valt niet te reconstrueren. Iedere evangelist geeft
met deze woorden, die hun oorsprong vinden in de psalmen en profeten, aan dat
Jezus in leven en sterven een ware zoon van Israël is. In die kruiswoorden ligt
het geheim van zijn leven, ja van zijn zending. Het is niet voor niets dat
Johannes op de woorden tot Maria en Johannes de zin laat volgen: ‘daar Hij
(Jezus) wist dat alles reeds volbracht was’.
De vraag vanmorgen is dan ook: wat gebeurt daar tussen de gekruisigde en
zijn moeder en de discipel die Jezus lief had. Wat is daar volbracht?
Vergeleken met de drie andere evangeliën biedt Johannes ons
in de beschrijving van Jezus’ weg een bijzondere dieptedimensie. Hij vertelt dat Jezus naar een bruiloft gaat, er is een gesprek in de
nacht, een gesprek bij een waterput, een discussie over een blindgeborene. Maar
in die ontmoetingen en gebeurtenissen, die op zich al de moeite waard zijn om
kennis van te nemen, wil Johannes ons op het spoor zetten van een geheimenis.
Het is geschreven opdat we geloven dat Jezus de Christus is, de Zoon van God
(Joh. 20,31).
Allereerst kijken we naar het aangrijpende tafereel dat Johannes ons schetst. In
tegenstelling tot de synoptici, waar de discipelen ‘van verre’ staan op Golgotha, lezen we hier dat de vrouwen en ‘de discipel die
Jezus liefhad’ bij het kruis staan. Om met Noordmans
te spreken, de gemeente is een lichtkring om het kruis. Het is de liefde die
dezen samen brengt en samen houdt. Het is goed te begrijpen dat de
traditie in deze discipel Johannes vermoedde, omdat het evangelie en de brieven
die zijn naam dragen, de liefde als centrale boodschap hebben.
Het is ook duidelijk dat ‘liefde’ hier geen soft
begrip is. Het is de weg van de Thora gaan, ongeacht de prijs. Elkaar trouw blijven, ook als het duister van de dood je dreigt te
verstikken. Maria gaat met Jezus de kruisweg. De Via Dolorosa.
Een Middeleeuwse dichter maakte in de 13e
eeuw een lied over de smart van Maria. Stabat Mater dolorosa. Het wil oproepen tot medelijden met
Maria. Hier is een belangrijk verschil tussen Stabat
Mater en Johannes 19. Niet
op de gevoelens van smart van Maria focust de evangelist, maar op Jezus die
haar te hulp komt. Hij
heeft hart voor haar toekomst, ook nu hij er zelf onderdoor gaat.
Let op wat hier gebeurt!
‘Toen dan Jezus zijn moeder zag en de discipel, die Hij liefhad..’ . Het ‘zien’ van Jezus is niet objectiverend of louter
vanuit de slachtoffer rol: ‘Zien jullie wel hoe erg ik
er aan toe ben?’ Er is iets dat hij nog kan doen: Maria, zijn moeder en
Johannes bij elkaar brengen. Johannes mag de liefde die Jezus voor zijn moeder
heeft, doorgeven. Ja, nu moet hij de missie van Jezus belichamen. Want Jezus
kwam niet om te sterven, maar om een nieuwe kwaliteit van leven te openbaren.
Je kunt zeggen dat de discipel die Jezus liefhad in dit evangelie een
belangrijker plek heeft dan Petrus bij de synoptici. In die discipel mag heel
de gemeente zich herkennen: zij is geroepen de liefde gestalte en ruimte te
geven, te doen wat Jezus vraagt.
Om het met een ander woord uit het Johannes-evangelie
te zeggen: ‘Niemand heeft groter liefde, dan dat hij zijn leven inzet voor zijn
vrienden. Gij zijt mijn
vrienden, indien gij doet, wat Ik u gebied’ (Joh. 15,13-14).
Dat levert de eerste lezing ons in ieder geval op. Maar ik denk dat
Johannes de spade nog dieper zet in psalmen en profeten. Jezus is namelijk meer
dan een voorbeeld. De vrijzinnige oud-hoogleraar H.J.
Heering zei: ‘Ik ben door de oorlog christocentrisch gaan denken. In Christus vond ik iemand
die tegen de hele rotzooi inging en stand hield. Die het leven overstraalde met
een genade, groter dan de grootste schoft kapot kan maken. Dat hielp me mijn
geloof vast te houden. (...) Je kunt de ethiek niet losmaken van de genade, dan
raak je gefrustreerd’. (De grote woorden voorbij, blz. 25).
Over die genade hoorden we in
Die weg van vertrouwen (geloof) is vol van aanvechting. Dat heeft te maken
met de wereld om ons heen en met de wereld in ons. We worden door kwaad belaagd
en geschaad en soms doen we zelf kwaad of weerstaan het niet. De profeten hebben daaronder geleden
en ze klaagden het volk aan, zagen ze de ballingschap als consequentie van die
ontrouw, dat ongeloof. Israël is als een vrouw in barensweeën, in de nood van
de geschiedenis, maar kinderen worden er niet geboren. Er is geen toekomst voor
het volk (Jes. 26,17-18). Maar er zal een dag komen dat vrouwe Sion verbaasd zal zeggen: van kinderen was ik beroofd, wat
zijn dat dan voor kinderen die daar in het beloofde land wonen?
Maria staat voor vrouwe Sion. Niet voor niets spreekt
Jezus haar in Joh. 2 en 19,26 met ‘vrouw’ aan (hier laat de NBV m.i.
toch echt een steek vallen door dit weg te laten).
Waar in Johannes 2 ‘de ure’ nog niet gekomen was, horen we hier dat de discipel
Maria ‘van dat uur af’ bij zich in huis nam. De leerlingen
van Jezus, in het bijzonder de niet-Joodse
leerlingen, wordt opgedragen te zorgen voor hun moeder Israël. In 16,21 zegt Jezus: ‘Een vrouw die
baart heeft droefheid, maar wanneer zij haar kind ter wereld heeft gebracht...’. Het
sterven van Jezus is ontegensprekelijk een tijd van grote droefheid.. Maar voor Johannes behoort zijn lijden ook tot de
barensweeën van een toekomst die God geeft. Daarom: ‘Vrouw, zie, uw zoon’. Ook Maria moet
op een nieuwe manier gaan zien. Ze verliest haar natuurlijke zoon, maar zij
wordt de moeder van allen die de wil van God doen.
Willem Barnard schreef: De kerk is een vrouw, zij
is de bruid. Zij herkent zich in Maria. Maar de kerk is ook een zoon, zij
herkent zich in Johannes. Zonder het evangelie van Johannes zouden wij wel
weten van Jezus’ gesprek met de profeten, van zijn beroep op de volkeren, van
zijn Pascha, van de Geest en het Lichaam. Maar zouden wij zozeer zelf in dat
alles betrokken zijn alsof het zich in ons heden, in onze aanwezigheid
voordeed? ...Wij worden betrokken in de innigheid van het Woord.’ (Stille
Omgang, blz. 318).
Niet bloedbanden of etniciteit heeft het laatste woord, maar hij die tot
aan het kruis mensen bij elkaar brengt en verzoent. We worden niet met lege
handen en droevige harten achter gelaten, maar geschonken aan elkaar als gave
en opgave.
Helaas zijn Israël en de kerk, moeder en zoon van elkaar vervreemd geraakt.
Ja, stond de zoon de moeder naar het leven. Wat Jezus volbracht, werd ontkracht
in religieuze zelfverheffing.
Waar geloof tot leerstelligheid en ethische drammerij
verhardt, verdampt de genade, verduistert de lichtkring rond het kruis. Worden
we doof voor de innigheid van het woord dat ons aan elkaar schenkt.
De Vrouwe Israëls
Jij, dochter van Jeruzalem,
begroet door Gabriël,
jij gaf aan de verwachting stem
als moeder Israëls.
Maria, moeder bij het kruis,
een zwaard sneed door jouw hart
waarin jij de gedachtenis
aan vrede had bewaard.
Jouw Zoon, verloren aan de dood,
zo anders dan gedacht,
rust van zijn moeiten in jouw schoot;
de uittocht is volbracht.
In de woestijn was jij de roos
die bloeit bij 't open graf.
Jouw liefde wortelt in de hoop
van hemelse komaf.
Jij hebt niet tevergeefs zo lang
de ure afgewacht:
hier word het bloed dat heeft gevloeid
als bruiloftswijn van kracht.
Sytze de Vries