Eltheto,
27-02-2005 ds
Rob van Essen
Nog vandaag zul je met mij in
het paradijs zijn. (Luc. 23:42)
Mensen die tegels van viaducten gooiden en een vrouw, door het donker op
weg naar huis, zal nooit meer thuis komen. Alle media besteden er aandacht aan
dit vreselijke voorval. Je zou denken: nu je weet hoe dit uit de hand kan
lopen, zullen mensen dat niet meer doen. Maar in de dagen daarna vele berichten
over stenengooiers.
Hoe komt dat? Ik denk omdat veel mensen zo op zichzelf geconcentreerd en op
zoek naar kicks zijn, dat ze zich domweg niet meer in een ander kunnen
verplaatsen. Het maakt moderne mensen ten diepste eenzaam. Maar die eenzaamheid
dringen ze als een ongewenst geschenk ook aan anderen op. Anderen worden het
slachtoffer van hun leegte, hun gevangen-zijn van materiële behoeften en
verlangens.
Daarom heeft er een kruis gestaan in deze wereld.
Jezus Christus werd vastgehamerd aan een kruisbalk, zoals een vleermuis op
een boerenschuur, zei Luther .
Van Jezus horen we dat Hij dan voor Zijn beulen bidt: ‘Vader, vergeef het
hun, want zij weten niet wat zij doen’.
Zouden die woorden opgevangen zijn door de oversten, die daar dan ook
geprikkeld, geïrriteerd op reageren. Zij, de oversten van het volk, die de hand
hebben gehad in de rechtszaak tegen Jezus voor de Hogepriester, weten zij niet
wat ze doen?
Ze weten maar al te goed wat ze doen!
Er wordt een Godslasteraar terecht gesteld: Hij heeft het verdiend! Zoals
Theo van Gogh de dood heeft verdiend volgens de religieuze waan van Mohammed B.
zo had Jezus de dood verdiend als Godslasteraar. Daar hing Hij dan, tussen
hemel en aarde, als een gevloekte.
En toch, als je het verhaal leest, vraag je je af: wie is er hier nu
eigenlijk de Godslasteraar?
Wat is dat: God lasteren?
God lasteren is in zijn Naam de liefde doden. Hem degraderen tot een op
wraak beluste misantropische chagrijn, die geen tegenspraak duldt. Ja, voor wie
zo’n Godsbeeld heeft, zijn de woorden en daden van Jezus een gevaar voor hun
orthodoxie.
En de oversten honen Hem dan ook: ‘Laat Hij zichzelf redden indien Hij de
Messias is!’ De verzoeking van de
woestijn klinkt hier opnieuw: Als je de Gezalfde bent maak dan die stenen tot
brood, dus, red jezelf! ‘Hij kan het niet!’
Maar de ironie is nu juist dat deze daar hangt omdat Hij kwam om óns te redden.
Het zijn niet de spijkers die Hem aan het kruis houden, het is Zijn liefde.
Naast de religieuze leiders doen ook de soldaten een duit in het zakje,
nadat ze eerst met hun duiten gedobbeld hebben over Zijn kleed. En ze dreven de
spot met Hem. Ze lachen Hem uit, kun je ook vertalen.
‘Als je de koning van de Joden bent, red jezelf dan!’ Ja, want heidenen -
ook wij - denken diep in ons hart bij koningschap en bij macht aan datgene wat
zich laat gelden. Wat zich, tegen alles in, doorzet! Daarom wordt in deze
wereld de draak gestoken met het zwakke en lijdende. Niets schijnt tegenwoordig
erger dan voor soft door te gaan.
Moet je eens opletten hoe kinderen, die wij soms zo onbedorven kunnen
vinden, de draak kunnen steken met kinderen die een gebrek hebben. Of het nu om
een gebrek gaat of om het simpel dragen van een bril: ‘Schele’! Hoeveel
kinderen hebben er op lagere en middelbare scholen niet aan zelfmoord gedacht
omdat ze dood gepest werden.
Mensen moeten zichzelf maar redden. ‘Eigen verantwoordelijkheid’, heet dat
politiek correct vandaag de dag.
‘Als je koning bent, red jezelf dan!’
Tenslotte is er dan de misdadiger. We horen hoe Jezus drievoudig wordt
gehoond. Een cumulatie van ‘weg met Hem’!
De misdadiger lasterde: ‘Jij bent toch de Messias? Red jezelf dan en ons
erbij!’
Laat Hij zich toch niet verbeelden dat Hij beter is of anders dan wij. Jij
crepeert net als wij.
Wij mensen kunnen het niet hebben dat er onder ons opstaan die beter en
anders zijn dan wij.
Wat een eenzaamheid moet dat voor Jezus geweest zijn.
Wat een hel!
Hier zijn de woorden van de filosoof
Sartre helemaal maar: ‘De hel, dat zijn de anderen’.
Naast de lichamelijke pijn Hem aangedaan, is er de pijn van de
onbeantwoorde liefde. En we weten uit ons eigen leven wat voor een diepe pijn
dat zijn kan. Een ander te willen helpen, een ander te beminnen en afgewezen
worden. Verdacht, belachelijk gemaakt te worden.
Hoe waar is het gezegde: duizend doden sterven! Dat ondergaat Jezus. Hij
sterft ónze dood.
De dood van al die mensen die klein en kapot gemaakt worden sterft Hij. Hij
sterft aan onze zonde. Hij hangt in de kou van de eenzaamheid. ‘Hij heeft de
zijnen liefgehad tot het einde’, schrijft Johannes in zijn evangelie.
Deze Mens een Godslasteraar?
Laat naar je kijken, zouden ze in Amsterdam zeggen.
Deze Mens brengt het offer dat de geschiedenis verandert.
Deze Mens houdt de liefde hoog!
Jezus' kruis is Zijn hellevaart,
maar tegelijk is het Zijn ‘verhoging’!
Zoals Johannes zo diepzinnig heeft gezegd: ‘Als de Zoon des Mensen verhoogd
zal zijn, dan zal Hij allen tot Zich trekken’. Want daar, aan het kruis,
overwint de liefde en ontwapent alle haat en tegenstand. Haat en tegenstand
lopen storm op het kruis, maar kunnen de liefde niet overwinnen. Hier wordt
openbaar wat ware godsdienst is: niet jezelf redden ten koste van anderen. Niet
de schuld afschuiven, niet jezelf rechtvaardigen, maar jezelf in Gods handen
geven. De laatste woorden die Lucas optekent uit de mond van Jezus zijn:
‘Vader, in Uw handen beveel Ik mijn geest’.
Het avondgebed van elk Joods kind.
Zo sterft Jezus, zichzelf aan God toevertrouwend, liefhebbend tot het
laatst. Met de woorden van
Eenzaam is Jezus, ja, maar toch niet alleen!
Want er is nog een misdadiger. Van hem wordt gezegd dat hij, als z'n
‘collega’ Jezus gelasterd heeft, hij deze bestraffend toespreekt. De andere
misdadiger is stervende genezen van zijn blindheid. ‘Die man heeft niets
onwettigs gedaan’. Ziende op de Onschuldige belijdt hij schuld. ‘Wij hebben
onze straf verdiend’ zegt hij. Als hij de ander bestraft is dat geen
veroordelend vingertje dat hij naar z'n makker opheft. Nee, hij bestraft hem in
de solidariteit van de schuld: ‘Wij
hebben onze straf verdiend’. Aan het kruis
wordt het geheim van de christelijke gemeente openbaar als daar bestraft wordt
in solidariteit: ‘Ik ben ook schuldig’. Hij probeert die ander terecht te
brengen. En alleen met het oog op Jezus, die onze schuld draagt, kan dat dan
ook. Het is tot die Jezus dat de misdadiger zich wendt: ‘Jezus, denk aan mij
wanneer u in uw koninkrijk komt.
Denk aan mij. Liever: ’Gedenk!’
Wat een gebed!
Wist u dat dat in de dagen dat Jezus op aarde was ook op de grafstenen van
mensen stond? Alleen maar: ‘Gedenk mijner’.
De orthodoxe Joden wilden daarmee aan God vragen of Hij hen bij de
opstanding ten jongste dage in genade wilde aannemen.
Het zijn die woorden die de misdadiger tot Jezus richt: Gedenk mijner!
Gedenken: dat is Gods actieve betrokkenheid bij ons leven.
In het boek Exodus, waarin verteld wordt over Israëls onderdruk¡king in
Egypte, lezen we: ‘En God gedacht de Israëlieten’. En dan zendt Hij Mozes. Als
God gedenkt, dan handelt Hij bevrijdend.
Gedenken is niet slechts dat Hij er even met Zijn gedachten bij is, nee,
Hij hándelt ook verlossend.
Dát is wat de misdadiger dus aan Jezus vraagt: ‘Kom tot mijn verlossing’.
In de lijdende Knecht, die bidt voor Zijn beulen, herkent de misdadiger de
liefde van God. En op die liefde beroept hij zich dan: ‘Denk aan mijn wanneer
u in uw koninkrijk komt!’
Ja, Golgotha was de plaats van de Godslastering, maar tegelijk viel er
licht in onze duisternis. Daarom spreken we terecht van Goede Vrijdag, want
dáár overwon de liefde.
Jezus sterft niet alleen.
Hij beantwoordt de bede van de man.
‘Ik verzeker je’ - ‘Amen’ staat er in het Grieks! - ‘nog vandaag zul je met
mij in het paradijs zijn’. Jezus' antwoord op de bede is dus ‘Amen’!
Deze perikoop laat prachtig zien dat Jezus niet alleen degene is die te
hulp komt, maar Hij is ook degene die hulp ontvangt. In Zijn eenzaamheid is
daar de misdadiger die tot Hem bidt en Hem de mogelijkheid geeft Zijn liefde te
delen die Hij nergens kwijt kon.
Zo sterft Jezus niet alleen.
Samen delen ze in Gods toekomst:
‘Nog vandaag zul je met Mij in het paradijs zijn’.
Jezus zegt de man. Heel opvallend, want bijna nergens in de evangeliën wordt de
Heer zo aangesproken. Hij wordt aangesproken met ‘rabbi’, ‘rabboeni’ en ‘Heer’,
maar bijna nooit met Zijn naam. Die naam duidt op een relatie tussen die twee,
heeft iets intiems.
Jezus is ook de naam die Hem in het begin van het Lucasevangelie gegeven is
door de engel.
‘Gij zult Hem Jezus noemen, want Hij zal het volk verlossen van hun
zonden’.
‘Noem mij bij mijn diepste naam, voor wie ik lief heb wil ik heten’, zegt
een dichteres.
Zo wordt Jezus bij Zijn diepste naam genoemd: ‘God verlost’.
En het paradijs begint daar waar die naam relatie sticht en waar door de
kracht van die Naam de dood wordt overwonnen. Een Naam om mee te sterven én een
Naam om mee te leven! In die Naam ligt onze enige troost en hoop.
Hij laat ons niet alleen.
De hel, dat zijn de anderen, dat is niet de hele waarheid.
De misdadiger aan het kruis vond de weg uit de hel: Het paradijs, dat is
Jezus.
Lezing: