zondag 29 augustus 2004 Bethelkerk-Loosduinen,
‘Maar
wanneer gij een gastmaal aanricht, nodig dan
bedelaars, misvormden, lammen en blinden. Lucas 14,13
‘Hoe hoort het eigenlijk?’. mag
weer gevraagd worden. In 1939 was er het boek van Amy
Groskamp-tenHave, dat tot ver na de oorlog de
standaard was. Er
is recent in geactualiseerde herdruk verschenen en in mijn ochtendkrant is weer
een rubriek waarin mensen vragen kunnen stellen over etiquette en omgangsvormen. De
lezingen van vanmorgen zou ik vanmorgen ook willen rangschikken onder de vraag:
Hoe hoort het eigenlijk?
We weten blijkbaar niet altijd zelf wat goed is of
wat er van ons verwacht wordt.
In Deuteronomium vinden we de neerslag van de
Thora, zoals die door de generaties heen is doorgegeven en geactualiseerd. Geen
wonder dat er zoveel aandacht is voor de vreemdeling, want Israël wist door de
ervaring van de ballingschap heel goed wat het is om vreemdeling te zijn.
In Lucas 14 speelt de maaltijd een belangrijke
rol.
Jezus wordt door een vooraanstaande Farizeeër op
de sabbat op de maaltijd genodigd.
In Israël staat de maaltijd voor meer dan een
hapje nuttigen. Het is een teken van gastvrijheid en
onderlinge verbondenheid. In het evangelie is het ook beeld van het Koninkrijk
Gods - waarvan de sabbat een voorproefje is! De profeet zegt dat God in het
laatst der dagen op de berg Sion een maaltijd zal
aanrichten voor alle volkeren. En Hij zal alle volkeren nodigen! De ‘Maaltijd’
is beeld van de ‘sjaloom’ die op deze aarde zal
regeren, vrede en gerechtigheid voor alle mensen.
Tijdens zo’n maaltijd in
Israël ging het gesprek ook over de Thora: hoe hoort het eigenlijk? Over Jezus gingen allerlei
verhalen, dus wilden ze het wel eens uit zijn eigen mond horen wat hij van
allerlei dingen dacht. (vs1, ‘dat zij nauwkeurig acht op hem sloegen’).
De Farizeeën kun je de Amy Groskamp-Ten
Haves van hun dagen noemen. Jezus
haalt het gesprek direct uit de theoretische discussie door de waterzuchtige
(hongeroedeem?) genezen te laten gaan. Ze waren niet in staat er iets tegen in
te brengen, zegt Lucas. Dat slaat op de vraag die Jezus stelt, maar m.i. niet minder op de genezing. Het is ook veel moeilijker
in theoretische discussies te blijven steken - hoe hoort het op de sabbat - als
je oog in oog staat met de mens in nood. Dat geldt ook voor discussies over homosexualiteit: het zal je
kind maar
wezen.
Hoe hoort het eigenlijk? Dat niet weten is lang niet altijd een
kwestie van de juiste argumenten paraat hebben. Er is een niet weten, omdat je
vervreemd bent van de werkelijkheid om je heen. Jezus ziet dat mensen de eerste
plaatsen uitkozen. Ze gingen er van uit dat hun positie vanzelfsprekend
meebracht dat zij dicht bij de gastheer mochten aanliggen. Status, geld of
afkomst, het maakt dat mensen menen dat alles om hen draait. Zo hoort het toch? Jezus heeft een
ander beeld van de werkelijkheid. Voor hem is de maaltijd voorsmaak van nieuwe
verhoudingen. Heuvels en bergen worden geslecht, kloven gevuld, om het met de
woorden van Johannes de Doper te zeggen. In het
Koninkrijk gaat het niet om het oordeel dat jij over jezelf - en anderen! -
hebt, maar word je je plaats gewezen. Neem dus maar
plaats op de laagste plaats, dat geeft je ook een nieuwe blik op de
werkelijkheid.
Van hieruit moeten Jezus woorden verstaan worden
die gaan over de vraag: wie hoor je uit te nodigen?
In onze wereld worden de tafels gedekt voor mensen
die hun vrienden uitnodigen, zegt Jezus. Mensen met wie men dezelfde religieuze
en politieke overtuigingen deelt. Zo is Jezus ook in dit gezelschap terecht
gekomen. Niet omdat men in Hem als mens geïnteresseerd is, maar omdat ze willen
weten of hij bij ‘ons’ hoort of niet. Altijd interessant zo'n
dwarsligger in je midden te hebben en een boom op te zetten.
En dan horen we hoe Jezus de vriendjespolitiek,
het netwerken ten eigen bate, van de hand wijst.
‘Denk erom’, zegt Hij, ‘als je een maaltijd
aanricht dan moet je geen mensen uitnodigen die iets terug kunnen doen!’ Onze
samenleving is daar vol van. ‘Tegenwaarde’ heet dat bij de sociologen.
Heel veel mensen hebben geen ‘tegenwaarde’. Ze
kunnen jou geen wederdienst bewijzen voor wat je voor hen gedaan hebt. Gescheiden
mensen hebben geen tegenwaarde. Gehuwde stellen worden
uitgenodigd : ‘Gezellig, kom nog eens langs!’ Want terug genodigd worden is
gezellig. Iemand die echter alleen is komen staan, met al die moeilijke
verhalen en dat verdriet, die nodig je niet uit. Het is een mens zonder
tegenwaarde geworden.
In het Koninkrijk Gods regeert niet de tegenwaarde, zegt Jezus.
De ‘voor wat hoort wat’ mentaliteit is het
tegendeel van de Maaltijd die God aanricht. Een maaltijd met tegenwaarde is een
maaltijd waar je jezelf moet inkopen, via geld of status, aanzien, macht,
nationaliteit, mentaliteit. Allerlei redenen waarom je het ‘verdient’ om aan te
zitten. ‘Leuk dat jij er bent’!
Mensen zonder tegenwaarde, dat zijn die mensen voor wie onze
samenleving in haar goedheid wel eens wat extra wil doen. Maar niet te vaak.
Voor geestelijk of lichamelijk gehandicapten is het heel moeilijk om een reis
te boeken. Want reisorganisatoren zijn bang dat hun klanten het vervelend
vinden.
Van Oost en West, van Zuid en Noord zullen ze
komen en aanliggen!, zo hoorden we vorige week. Juist de mensen die niet in onze
agenda’s stonden, wier nummer niet in ons mobieltje
is geprogrammeerd.
En als ze er nu niet zijn? Kijk om je heen in de
kerk. Wellicht missen
we ze omdat we te keurig, te gelijkgezind, te belangrijk geworden zijn in eigen
ogen.
Jezus zendt zijn dienstknechten een risicovol bestaan
in van afgepoeierd en vervolgd worden. Een wereld van discriminatie en
vervolging. Maar juist in die wereld mogen ze anderen de nodigende hand reiken
en delen wat ze ontvangen hebben. In die wereld wordt de Maaltijd aangericht.
En het is een Maaltijd waar we niet alléén welkom zijn! De Heer zal vragen:
‘Wie breng jij mee?’
Welke ellendige, welke aangevochtene
heb jij laten delen in mijn goedheid?
Er is een mooi verhaal in de Joodse traditie over
enkele mannen die hoorden dat de Messias zou komen.
Ze gingen
huppelend op weg naar Jeruzalem.
Langs de weg naar Sion zat een bedelaar. De
laatste man van het groepje, die al moeite had zijn vrienden bij te houden, zag
de bedelaar zitten. Hij realiseerde zich dat het niet voldoende was alleen maar
een aalmoes te geven. ‘Als de Messias komt, moet hij erbij zijn als het
feestmaal wordt aangericht ! Dan hoeft hij nooit meer
te bedelen’. Dus hees hij de man op zijn rug. En hij zwoegde de berg Sion op. De anderen waren uit het gezicht verdwenen. Vol
zelfbeklag dacht hij ‘Straks mis ik het feest. Dat krijg je ervan als je je zo uitslooft.’
Maar, boven op de berg gekomen, bleek de Messias
er nog niet te zijn. Goddank! Hij zette de bedelaar neer en ......deze
wierp zijn vodden van zich af. Toen straalde Hij als de zon!
De laatste had de Messias gebracht!
Wie hoort
wat Jezus zegt, die weet dat er geen mensen zonder tegenwaarde zijn.
Gemeente,
hoe het hoort, dat luistert nauw in de Schriften.
Lezingen: