ELRO-nummer: AA3708  Zaaknr: Awb 99/214 WVG V12
Bron: Rechtbank Groningen(Rechtspraak.nl)
Datum uitspraak: 1-11-1999
Soort zaak: bestuursrecht
Soort uitspraak: uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE GRONINGEN
SECTOR BESTUURSRECHT
ENKELVOUDIGE KAMER
480
Reg.nr.: AWB 99/214 WVG V12

U I T S P R A A K

inzake het geschil tussen

A, wonende te B, eiseres,
voor deze: Js. Boerema (Bewindvoering Zuidlaren), curator,

en

burgemeester en wethouders van Veendam, verweerders,
gemachtigde: J. Loots.


1. PROCESVERLOOP

Verweerders hebben bij besluit van 1 ebruari 1999 het bezwaarschrift van
eiseres gericht tegen hun ongedateerde beslissing, waarbij de aan eiseres op
grond van artikel 3.1, sub c, van de Verordening voorzieningen gehandicapten
toegekende individuele vervoersvergoeding met ingang van 1 ktober 1998 zal
komen te vervallen, omdat zij gebruik kan maken van een collectief regionaal
vervoerssysteem, niet-ontvankelijk verklaard.

Eiseres heeft tegen dit besluit bij beroepschrift van 2 aart 999, op nader in het
beroepschrift aangegeven gronden, beroep doen instellen.

Verweerders hebben op 7 uni 1999 de op de zaak betrekking hebbende stukken
aan de rechtbank toegezonden, alsmede een verweerschrift ingediend.

Bij brief van 15 juni 1999 is namens eiseres van repliek gediend.
Verweerders hebben gedupliceerd op 28 juni 1999.

Op verzoek van de rechtbank hebben verweerders bij brief van 11 ugustus 1999
een nadere reactie en stukken ingezonden.

Afschriften van de gedingstukken zijn, voor zover niet door hen ingediend, door
de griffier aan partijen toegezonden.

Het geschil is behandeld ter zitting van de enkelvoudige kamer van de rechtbank
van 1 oktober 1999.
Voor eiseres is aldaar A. de Ridder verschenen.
Verweerders hebben zich doen vertegenwoordigen door J. Vegt, werkzaam bij de
gemeente Veendam.

Omdat ter zitting gebleken is dat eiseres onder curatele staat en derhalve niet
zelfstandig bevoegd is tot het instellen van beroep heeft de rechtbank het
onderzoek heropend, teneinde de curator in de gelegenheid te stellen het geding
over te nemen.
Partijen zijn daarvan bij brief van 7 oktober 1999 op de hoogte gesteld. Bij brief
nvan 8 oktober 1999 heeft de griffier de curator in de gelegenheid gesteld het
geding over te nemen. De curator heeft bij brief van
11 oktober 1999 bericht van die gelegenheid gebruik te willen maken.

De griffier heeft afschriften van de gedingstukken aan de curator toegezonden.

Bij brief van 14 oktober 1999 is partijen verzocht schriftelijk aan de rechtbank
mede te delen of zij er al dan niet mee instemmen dat in deze zaak uitspraak
wordt gedaan zonder dat behandeling ter zitting heeft plaatsgevonden.
Nu daartoe door de curator bij brief van 22 oktober 1999 en door verweerders bij
brief van 18 oktober 1999 toestemming is verleend en er naar het oordeel van de
rechtbank geen aanleiding bestaat tot behandeling van het geschil ter zitting,
bepaalt de rechtbank, op grond van artikel 8:64, vijfde lid, Awb, dat nadere
behandeling ter zitting achterwege blijft en sluit zij het onderzoek.

2. RECHTSOVERWEGINGEN

Aan eiseres is met ingang van 1 januari 1996 op grond van artikel 3.1, onder c,
van de Verordening voorzieningen gehandicapten, een bijdrage in de
vervoerskosten toegekend tot maximaal f 1.670,= op jaarbasis.

Bij ongedateerd besluit hebben verweerders voornoemde aan eisers toegekende
vervoersvoorziening met ingang van 1 ktober 998 ingetrokken, en eiseres in
aanmerking gebracht voor het collectief regionaal vervoerssysteem als bedoeld in
artikel 3.1, onder a, van de Verordening voorzieningen gehandicapten.

Tegen dit besluit heeft eiseres bij schrijven van 20 ktober 998 een
bezwaarschrift ingediend bij verweerders.

Bij het bestreden besluit hebben verweerders dit bezwaar, overeenkomstig het
advies van de commissie voor bezwaar en beroepschriften en klachten van
6 anuari 999, wegens termijnoverschrijding kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.

Eiseres is van mening dat verweerders haar bezwaar ten onrechte niet-
ontvankelijk hebben verklaard. In de visie van eisers is het besluit niet op de
wettelijk voorgeschreven wijze bekend gemaakt, omdat de beschikking niet is
gedagtekend.

Verweerders hebben bij brieven van 28 juni 1999 en 11 augustus 1999
uiteengezet dat het mogelijk is dat het besluit niet gedateerd is geweest, doch dat
dit besluit op 10 juli 1998 aan eiseres is gezonden tezamen met honderden
andere automatisch aangemaakte besluiten.

Beoordeling van het geschil.

In geschil is de vraag of verweerders op goede gronden hebben besloten het
bezwaarschrift van eiseres kennelijk niet-ontvankelijk te verklaren.

Ingevolge de artikelen 6:7 en 6:8, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht
(Awb), bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift 6
weken, met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven
wijze is bekendgemaakt.

In artikel 3:41, eerste lid, Awb is bepaald dat de bekendmaking van besluiten die
tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, geschiedt door toezending of
uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager.

Ter zitting is de rechtbank gebleken dat eiseres, die verstandelijk gehandicapt is,
reeds geruime tijd, en derhalve ook al voor het instellen van bezwaar c.q. beroep,
onder curatele is gesteld. Verweerders waren daarvan, zo heeft hun gemachtigde
ter zitting verklaard, op de hoogte. Overigens is de ondercuratelestelling op grond
van artikel 1:390 van het Burgerlijk Wetboek (BW) gepubliceerd en op grond van
artikel 1:391 BW vastgelegd in openbare registers.

In artikel 381 BW is voorts bepaald:
1. De curatele werkt met ingang van de dag waarop zij is uitgesproken. In
het geval, bedoeld in artikel 378, tweede lid, werkt de curatele met ingang van het
tijdstip waarop de onder curatele gestelde meerderjarig wordt.
2. Van deze tijdstippen is de onder curatele gestelde onbekwaam
rechtshandelingen te verrichten voor zover de wet niet anders bepaalt.
3. Een onder curatele gestelde is bekwaam rechtshandelingen te verrichten
met toestemming van zijn curator, voor zover deze bevoegd is die
rechtshandelingen voor de onder curatele gestelde te verrichten. De toestemming
kan slechts worden verleend voor een bepaalde rechtshandeling of voor een
bepaald doel. De toestemming voor een bepaald doel moet schriftelijk worden
verleend."

Eiseres is dus niet zelfstandig bevoegd deel te nemen aan het rechtsverkeer.
Desondanks hebben verweerders volstaan met bekendmaking van hun
ongedateerde besluit aan eiseres door (niet-aangetekende) verzending naar het
adres waar eiseres gewoonlijk verblijft.

Naar het oordeel van de rechtbank kan echter onder de in artikel 3:41 Awb
voorgeschreven wijze van bekendmaking van besluiten niet worden begrepen de
toezending van besluiten aan handelingsonbekwamen, zij zijn immers niet
zelfstandig bevoegd deel te nemen aan het rechtsverkeer.
Verweerders hadden derhalve hun primaire besluit in ieder geval ook aan de
curator bekend behoren te maken. Nu dit niet is geschied kan niet gezegd worden
dat het primaire besluit op de juiste wijze bekend gemaakt is.

Vorenstaande overwegingen leiden tot het oordeel dat verweerders niet op juiste
gronden het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard hebben.

Verweerders zullen derhalve hun besluit alsnog behoorlijk bekend dienen te
maken.

Griffierecht en proceskosten.

Nu het beroep gegrond wordt verklaard, dient op grond van artikel 8:74, eerste lid,
Awb, tevens te worden bepaald, dat het door eiseres betaalde griffierecht ad
f 60.00 door de gemeente Veendam aan eiseres wordt vergoed.

De rechtbank acht geen termen aanwezig verweerders op de voet van artikel
8:75, eerste lid, Awb, te veroordelen in de kosten van rechtsbijstand. Daartoe
heeft de rechtbank overwogen dat de voormalige gemachtigde van eiseres, als
professioneel rechtsbijstandsverlener, had behoren te begrijpen dat eiseres niet
handelingsbekwaam was, zodat hij niet met een geldige machtiging namens haar
heeft opgetreden. In dat verband gemaakte kosten zijn naar het oordeel van de
rechtbank derhalve niet redelijkerwijs gemaakt. De curator, optredend als wettelijk
vertegenwoordiger, kan in het onderhavige geval niet als professioneel
rechtshulpverlener in de zin van het Besluit proceskosten bestuursrecht worden
aangemerkt.

3. BESLISSING

De Arrondissementsrechtbank te Groningen, sector Bestuursrecht, enkelvoudige
kamer,

RECHT DOENDE,

- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 1 februari 1999;
- bepaalt dat verweerders hun primaire besluit -met inachtneming van
hetgeen in deze uitspraak is overwogen- alsnog behoorlijk bekend dienen te
maken;
- bepaalt dat de gemeente Veendam eiseres het betaalde griffierecht ad
f 60.00 vergoedt.

Aldus gegeven door mr M.W. de Jonge, rechter en in het openbaar door haar
uitgesproken op 1 november 1999, in tegenwoordigheid van A.M. van der List-van
Winden als griffier.


De griffier, wnd. De rechter



De rechtbank wijst er op dat partijen en andere belanghebbenden binnen 6 weken
na de dag van verzending van deze uitspraak daartegen hoger beroep kunnen
instellen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA in Utrecht.

Afschrift verzonden op: 1 november 1999
typ: dp