Home
Eigen zaken van de webmaster

24 december 1997 zaak 97/338 WVG Rechtbank Utrecht
Bezwaar tegen het niet vergoeden van weekendvervoer.
Uitspraak: 24 december 1997, Vervoersvoorziening; personen in AWBZ-instellingen ontvangen 50% vervoerskosten;
gemeente heeft zorgplicht op ontoelaatbare wijze beperkt; verordening in strijd met Regeling sociaal vervoer AWBZ-instellingen. De gemeenteraad heeft bepaald, dat de vervoersvoorziening aan in AWBZ-instellingen verblijvende personen 50% bedraagt van de vervoersvoorziening aan zelfstandig wonende gehandicapten. Alleen indien de gehandicapte aantoonbaar aannemelijk maakt dat ook sprake is van een vervoersbehoefte om andere redenen dan bezoek aan familie, vrienden en bekenden kan er een toeslag op de standaardvergoeding worden verstrekt. Voor de beoordeling of een dergelijke toeslag kan worden verstrekt worden derhalve kosten in verband met bezoek aan onder meer familieleden uitgesloten. De rechtbank is van oordeel dat de gemeenteraad bij zijn besluit de zorgplicht met betrekking tot vervoersvoorzieningen aan in AWBZ-instellingen verblijvende personen op ontoelaatbare wijze heeft beperkt. Naar het oordeel van de rechtbank mag er niet in zijn algemeenheid van uit worden gegaan dat in alle AWBZ-instellingen voor de bewoners van die instellingen sociale contacten worden georganiseerd en dat alle in die instellingen verblijvende personen kunnen deelnemen aan die sociale contacten. Het besluit van de gemeenteraad moet dan ook wegens strijd met artikel 1 lid 1 van de Regeling sociaal vervoer buiten toepassing blijven. Het beroep wordt gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd.

27 november 1998 zaak 98-940 WVG Centrale Raad van Beroep
De gemeente is in hoger beroep gegaan en de zaak overgedragen aan de VNG.
Uitspraak: 27 november 1998, Vervoersvoorziening erkende AWBZ-instelling; zorgplicht WVG; jurisprudentie
weekendvervoer AAW; weekendvervoer behoort tot de zorgplicht ingevolge de WVG. Door de ingevolge artikel 8 AWBZ erkende instelling behoort tot een categorie, die is opgenomen in artikel 1 van de Regeling sociaal vervoer AWBZ-instellingen, kan betrokkene alsnog krachtens de regeling een beroep doen op de zorgplicht van het gemeentebestuur voor vervoersvoorzieningen. Nu in de regeling een nadere omschrijving van die zorgplicht ontbreekt, gaat de Raad er, mede gelet op de toelichting daarbij, van uit dat deze dezelfde reikwijdte heeft als de in de artikelen 2 en 3 van de WVG omschreven zorgplicht voor vervoersvoorzieningen ten behoeve van de deelneming aan het maatschappelijk verkeer van in de gemeente wonende gehandicapten. De Raad kan de gemeente niet volgen in zijn betoog dat de jurisprudentie over het weekendvervoer in het kader van artikel 57 tweede lid van de AAW, mee is overgegaan naar de WVG. Ook overigens ziet de Raad geen grond om weekendvervoer, strekkende tot het onderhouden van contacten tussen een in een inrichting verblijvende gehandicapte en zijn of haar ouders of daarmee gelijk te stellen personen, categoriaal van de zorgplicht ingevolge de WVG uit te sluiten. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Tevens is in deze uitspraak aan de begeleiders het recht op een bijdrage in de kosten voor de heen en terugreis toegekend.

De gemeente vindt de normvergoeding voldoende en geeft nog geen aanvullende vergoeding voor het weekendvervoer, echter wel een bijdrage in de begeleidingskosten, opnieuw in beroep gegaan. De uitspraak is een samenvatting van de eerdere zaken en de rechter vindt dat de frequentie van het weekendvervoer aangepast kan worden aan de vergoeding.

Hiertegen loopt nu een hoger beroep zaak bij de Centrale raad van Beroep.