Kinheim - Kindel

Vertaling -

De Kinheimer Burcht, een loop door haar geschiedenis

De burcht was oorspronkelijk de zetel van een geslacht van Kinheim, dat met de Graven von Daun, welke de voogdij, dat wil zeggen de gerechtssoevereiniteit in het "Kröver Reich" bezaten, het zelfde wapen hanteerde

Van de familie, die van haar kant de voogdij in de gemeente Kinheim bekleedde, werd voor de eerste maal gewag gemaakt in de tweede helft van de 13de eeuw.

In de 15de eeuw werd het bezit van de burcht onder mannelijke en vrouwelijke erfgenamen verdeeld.

Hiermee was Kinheim een kleine erfburcht geworden, in de welke verscheidene takken van dezelfde familie woonden.

Het complex bestond, zoals vandaag noch herkenbaar, uit een groter, stroomafwaarts gelegen woonhuis, de zogenaamde Oberburg (bovenburcht), en de aan de rechter zijde van de gemeenschappelijke toren en de gemeenschappelijke torenweg gelegen Unterburg (onderburcht).

Van de toren zelf weten we, dat die in de tweede helft van de 15de eeuw door een van de huurbezitters van de Oberburg, Jost von Koppenstein, wegens bouwvalligheid werd prijsgegeven, maar snel daarop door een andere erfgenaam, Werner Besthaupt von Schupp, weer vernieuwd werd.

In de eerste helft van de 16de eeuw gelukt het hun de Unterburg eveneens te verwerven.

In het jaar 1618, wanneer de Dertigjarige Oorlog uitbrak, stelde Hans Dieter Braun von Schmittburg, Peter Tross als hofman voor 24 jaren aan, en sinds 1656 bezat de abdij Echternach (die van haar kant in het jaar 1803 voor 3555 Francs bij opbod verkocht werd), de leensoevereiniteit over de Kinheimer Unterburg. Zij stelde hier hun hoflieden als beheerder aan, zo nog in het jaar 1787 Josef Nicolaus Zenders. Het gelukte de Luxemburger Abtei (abdij), haar Kinheimer Burg aan het einde van de 18de eeuw aanzienlijk uit te breiden. Zo verwierf ze in het jaar 1779 van een Herr von Maillard een aantal goederen, die eertijds aan de Herren von Schmittburg toebehoord hadden. Ten tijde van de napoleontische heerschappij, toen de linkse Rheinoever in het Franse koninkrijk opgenomen was, werd de Unterburg als kloosterlijke eigendom bij opbod verkocht (1806).

Vandaag is de "Kinheimer Burg" met zijn torenrest in eigendom van de familie Molitor.