Contacten

Ik word 's morgens gewekt door de geur van verse koffie. Zoals gewoonlijk, als het erg laat geworden is, heb ik het resterende deel van de nacht op de bank doorgebracht. Het ligt wel niet zo comfortabel als ons eigen bed, maar het dwingt me 's morgens tenminste om op te staan.

"Heb je nog kunnen slapen?" vraagt mijn vrouw als ik overeind kom.

"Twee uur." antwoord ik, na consultatie van mijn horloge.

Nog voordat ik aan de ontbijttafel kan aanschuiven komt mijn dochter binnen. Even later verschijnen ook mijn twee zonen.

"Nog leuk geweest in The Piper?" vraag ik langs mijn neus weg.

"Oh ja. We hebben gezellig gepraat en gedanst." vertelt Ben. "Maar op het eind van de avond werden onze gasten weer erg slaperig. Ze zijn zeker nog niet aan het tijdverschil gewoon."

"Iedereen een goede morgen." komt Giles opgewekt binnen. In ieder geval iemand die goed wakker is merk ik.

"Een drukke agenda?" informeer ik.

"Hou op! Een hele reeks lezingen en discussies. En dat allemaal op één dag. Vreselijk opwindend."

Nou, van jet-lag heeft hij in ieder geval geen last. Zogauw ik mijn ontbijt op heb, pak ik mijn spullen bij elkaar. In de hal tref ik Mary.

"Wat is Patrick vanmorgen stil." merk ik op.

"Ik vermoed dat hij een blauwtje heeft gelopen." antwoordt ze.

"Komt hij wel overheen." zeg ik terwijl ik haar een afscheidskus geef.

De frisse ochtendlucht, geholpen door een dosis cafeïne, verdrijft de laatste restjes vermoeidheid. Mijn lichaam wil nog niet echt, maar mijn geest is weer helder.

Onderweg naar het bureau wordt ik opgebeld door Smidt. Noel Duggan wil dat ik even langs kom. Noel is hoofd van de havenpolitie, dus ik heb al zo'n vermoeden waarover het gaat.

Op zijn hoofdbureau verwijzen ze me door naar één van hun afgemeerde patrouilleboten.

"Aeron, blij dat je zo snel kon komen." begroet Noel me. "Ik wou je dit eerst laten zien voordat ik de officiële kanalen ga inseinen." Zijn gedrongen, stevige gestalte gaat me voor naar het achterdek. Daar ligt een kunststof zeil, geflankeerd door een paar van zijn mensen.

"Laat maar zien." commandeert hij een van hen. Zodra het pakket wordt geopend slaat de stank om zich heen.

"Tja." zegt Noel, als hij mijn gezicht ziet betrekken. "Het is geen Chanel."

Het is een verzameling lichaamsdelen in verschillenden stadia van ontbinding. Om hoeveel slachtoffers het gaat is zo onmogelijk te zeggen. Vooropgesteld dat het allemaal menselijke resten zijn.

"Kun je er iets mee doen?" vraagt Duggan.

"Het bevestigt in ieder geval een duister vermoeden." beken ik. "Laat de patholoog-anatoom zich maar de tanden op de details stukbijten."

Hij wrijft eens door zijn korte witte baard. "Denk je dat dit het werk van de Verminker is?"

"Ik vrees van wel."

"Het wordt tijd dat je hem pakt, Aeron."

"Niemand die dat beter weet dan ik, Noel!"

Nadat ik afscheid van de bemanning heb genomen, loopt Duggan met me mee naar mijn auto.

"Zeg Aeron. Kom je mijn nieuwe boot nog eens bezichtigen?" herinnert hij me aan een gedane belofte.

"Ik zou binnenkort wel eens meer tijd kunnen krijgen dan me lief is." uit ik mijn vrees.

"Hoe dan ook." vervolgt hij na een korte pauze. "Je bent met je gezin altijd welkom. Mijn boot ligt in Ramsgate. Een mooie uitvalbasis voor zeiltochten naar zowel noord als zuid. En voor eventueel een oversteek naar Frankrijk of België."

Ik bedank hem voor het aanbod.

"En vergeet niet Mac mee te nemen!" zegt hij als ik in mijn wagen stap. Ik moet lachen. Sinds Mac het keffertje van Noel's ex de stuipen op het lijf heeft gejaagd, zijn ze dikke vrienden. Nee, ik zal Mac niet vergeten.

* * *

Lopend door de gangen van de Yard word ik onderschept door Ira Spelling.

"Raad eens wie er o zo onverwacht is teruggekomen?" zegt ze. Dit soort zinnen gebruikt ze slechts voor één persoon. Mijn chef.

"Waar is hij?"

"In je kantoor. Hij weet iets over ons onderzoek naar de sekten, en over Giles." informeert ze me.

"Wat heb je hem verteld?"

"Niets. Ik heb hem opgescheept met Ian Hampsink. Die kent niet genoeg details om hem van nut te zijn."

"Waar zijn Sam en Tom?"

"Die zijn op pad. Zover ik weet een paar van hun informanten polsen."

"Prima. Je kent de procedure." instrueer ik mijn medewerkster.

In mijn kantoor tref ik zoals verwacht inspecteur Hampsink en de commissaris.

"Nee maar, Mr. Quin. Ik had u nog niet verwacht. Ik dacht dat u nog op het partijcongres zou zijn."

"Ik heb gehoord dat je de richting van het onderzoek hebt veranderd." Mijn vraag volkomen negerend. "Je zou de moordenaars nu onder vreemde sekten zoeken. En wat heeft die schoolkameraad van je er mee te maken? Die Rupert Giles."

Ik doe alsof ik verbaasd ben. "Waar heeft u die informatie vandaan?"

"Dat doet er niet toe." beweert hij uit de hoogte. "Ik behoor over zoiets op de hoogte gebracht te worden."

"Maar natuurlijk! Dat komt ook in mijn verslag aan u te staan. Maar als u dat nu al weet, betekent dat er iemand gelekt heeft. En dat is in strijd met alle voorschriften." Heel goed wetende dat mijn chef zich maar al te graag achter deze voorschriften verbergt, gebruik ik ze nu als een wapen tegen hem. Zijn zelfvertrouwen krijgt hierdoor een ernstige deuk. Stel dat dit verstoot tegen de regels hem kan worden aangerekend.

"Maar hoe zit het dan met die sekten?" dringt hij toch aan.

"Tja. We zijn begonnen met een inventaris te maken van alle groeperingen in en rond Londen. We begonnen met acht, en hoeveel zijn het er nu inspecteur Spelling?"

"Zeventien sinds vanochtend." antwoordt ze. Zoals gewoonlijk werkt de procedure feilloos. Ik vertel een verhaal, en zij ondersteunt het.

"Enig idee welke sekten in aanmerking komen?" wil Quin weten.

"We zijn nog aan het inventariseren. Het analyseren komt later." Een bureaucratische procedure beschrijvende die de commissaris maar al te goed kent, en aanhangt.

"Heel goed." is zijn commentaar. "En hoe zit dat dan met dat belachelijk idee van je gast. Dat het hier om een soort coupe zou gaan?"

Hij verraadt niet alleen zijn bron, maar ook zijn rol in dit sinistere spel.

"Och." zeg ik. "Ik heb Rupert, toen hij gisteren hier was, wat verteld over het onderzoek. En aan de hand daarvan had hij zo zijn eigen theoriën."

"Je hebt politiezaken met een burger besproken?"

"Alleen maar feiten die heel Engeland, en waarschijnlijk de halve wereld, al weet." lieg ik. "De enige reden waarom hij hier niets van wist was, dat hij als bibliothecaris en archeoloog zijn hele leven in zijn boeken zit."

"Dus dat van die samenzwering neem je niet serieus?" vraagt Quin.

"Wel nee!" breng ik met overtuiging. "Dit zijn de X-files toch niet?"

Een glimlach glijdt over zijn gezicht. "Dan ben ik gerust gesteld. Ik was al bang dat je onbezonnen dingen ging doen. Mooi! Nu dit geregeld is, kan ik nog mooi de sluiting van ons congres bijwonen."

Zogauw hij en Ian weg zijn neem ik Ira mee de gang op.

"Iemand luistert mijn telefoon af." zeg ik haar. "Ga er van uit dat dit met alle telefoons gebeurt. Wat we al vermoedden blijkt waar te zijn. Achter deze moorden zit een groep machtige lieden. Licht Tom en Samuel in, mondeling."

Nadat Ira is vertrokken, keer ik terug in mijn kantoor en neem de rest van de voormiddag alle dossiers door die betrekking hebben op deze zaak. Aanwijzingen voor subtiele manipulaties van het onderzoek worden steeds duidelijker. Dit bevalt me absoluut niet.

Even na twaalven ga ik naar mijn favoriete pub 'Black Venus' voor de lunch. Ik ga aan een rustig tafeltje zitten en bestel zoals gewoonlijk een kom soep, een sandwich en een kop koffie.

Terwijl ik nog met de soep bezig ben, komt er een man bij mijn tafel staan.

"Kan ik erbij komen zitten?" vraagt deze beleefd. Al zou je hem duizend keer op straat tegenkomen, dan nog zou je hem niet opmerken. Normaal postuur, onopvallende kleding en een nietszeggend gezicht. het zou iedere willekeurige vierenzestig jarige inwoner van Londen, of zelfs Groot-Brittannië, kunnen zijn.

"Natuurlijk Smiley, neem plaats." Mezelf verwijtend dat ik niet beter heb opgelet. Een snelle scan van de pub onthult ze. Eén man aan de bar, en twee anderen aan een tafeltje bij de deur. De standaard procedure.

"Iets drinken?" vraag ik.

"Een koffie." zegt mijn metgezel, en wenkt een ober.

Tegen de tijd dat hij de eerste slok van zijn koffie neemt, heeft hij nog steeds niets gezegd. Hij wil dat ik het gesprek open.

"Wat gevonden over die twee sekten?" verbreek ik uiteindelijk de stilte.

"Die Kring van Salomon kun je vergeten." begint Smiley. "Wat wereldvreemde idealisten die de bescherming op zich hebben genomen van elk willekeurig konijn, en iedere boom. Totaal ongevaarlijk. Behalve dan voor projectontwikkelaars."

Hij pauzeert even om een slok van zijn koffie te nemen.

"Die heksenkring echter is een stuk interessanter." vervolgt hij. "Van oudsher met subversief gedachtengoed, maar geen beste organisatie. Hielden zich bezig met het in druïdenkostumen aanroepen van duivels en demonen. Over mensenoffers werd door hen, zover wij weten, alleen maar gespeculeerd. Midden jaren zeventig verloren wij ze uit het oog. Het leek er op dat het genootschap, zoals zovelen uit die tijd, uit elkaar viel. Echter, na ons gesprek van gisteren ben ik eens wat dieper gaan speuren. Het bleek dat verschillende leden nogal onverwacht stierven, of dat ze spoorloos verdwenen. Ik krijg sterk de indruk dat deze groep op een subtiele manier ondergronds is gegaan. Dit zou er op kunnen wijzen dat ze zich beter zijn gaan organiseren. En zo onze diensten zand in de ogen hebben gestrooid. Het zou me niets verbazen als er mensen met macht achter zitten."

"Machtig genoeg om mijn telefoon af te laten luisteren en mijn chef als loopjongen te gebruiken?" vraag ik.

"Weet je dat zeker?" wil Smiley weten.

Ik vertel hem van mijn gesprek met commissaris Quin.

"Dat is een goed spoor." bekent hij. "Van daaruit kunnen we de rest opsporen."

"Vóór maandag?" vraag ik.

"Waarom organiseer je niet een verdachte? Dat kan toch niet zo moeilijk zijn?"

Ik schud mijn hoofd.

"Je hebt teveel scrupules Lynn. Dat was vroeger wel anders."

"Het is nooit anders geweest." verdedig ik me. "Alleen, toen geloofde ik nog in politici en veiligheidsdiensten."

"We doen allebei wat we voor ons land het beste vinden." is zijn commentaar.

Deze discussie hebben we al vaker gevoerd. En ik heb geen zin meer in die loopgravenoorlog.

"Ik denk dat ik toch maar eens naar dat congres van Giles ga." verander ik van onderwerp. "Misschien weet hij ondertussen wat meer."

"Jouw kennis is een interessant geval." onderbreekt Smiley mijn gedachtengang. "Ik heb eens wat informatie ingewonnen."

Dat verbaast me niets. Volgens mij heeft hij ook een uitgebreid dossier over zijn eigen moeder.

"Wist je dat Giles op eigen initiatief zijn baan bij het British Museum heeft opgezegd." vervolgt hij. "En dat voor een betrekking als bibliothecaris van een school in een klein stadje in Californië."

"Ja natuurlijk." antwoordt ik. "Hij wou wat dichter bij zijn studiegebied zitten."

"Ik heb een collega in de States gebeld. En weet je wat het opmerkelijkste was?"

"Nou?"

"De stilte nadat ik de naam Sunnydale liet vallen."

"Wat is er dan met dat stadje?"

"Volgens mijn contact is dat gebied onder observatie, en hebben ze alles onder controle."

"Met andere woorden. Ze hebben geen idee wat er aan de hand is." merk ik op. "Maar wat voor rol speelt Giles in dit alles?"

"Ik kreeg het advies uit zijn buurt te blijven, maar hem ook geen strobreedte in de weg te leggen."

Ik ben verbaast. "En dat zegt iemand van hun nationale veiligheidsdienst?"

Smiley knikt. "Ik zei toch dat het interessant is."

"Dit lijkt steeds meer op een of ander sinister machtspel." zeg ik en kijk mijn gesprekspartner vragend aan.

"Niet van ons." verzekert deze. "Mocht je die zogenaamde heksenkring kunnen oprollen, dan bewijs je ons waarschijnlijk een grote dienst."

"Goed." zeg ik, terwijl ik mijn laatste slok koffie neem. "Dan ga ik maar weer eens aan het werk."

"Zogauw dit allemaal achter de rug is moeten we maar eens wat bijpraten." sluit Smiley het gesprek af. Terwijl hij opstaat, staan zijn twee lijfwachten bij de deur op en lopen naar buiten. Zogauw de oude man de pub heeft verlaten, vertrekt ook de man aan de bar.

Het eerste wat ik moet doen is Tom, Sam en Ira vertellen zich op de heksenkring te concentreren. Aangezien ik de telecommunicatielijnen niet kan vertrouwen, moet ik deze instructie persoonlijk overbrengen. Dit kost me al zo'n anderhalf uur.

Daarna keer ik terug naar de Yard en duik ons uitgebreide archief in.

Pas tegen de avond geef ik het op. Ik heb niets over de groep van na 1974 kunnen vinden. En de namen en plaatsen van voor die tijd leiden tot niets. Ik bel mijn vrouw op met de mededeling dat ik niet kom eten. De zoveelste keer in negentien jaar. Bij deze gelegenheid vertelt ze dat Giles, samen met wat collega's, in het Regent Palace Hotel zullen eten.

Net als ik daar naar toe wil gaan, komt Sam Smidt binnen. Sam is met zijn vijfenvijftigste het oudste lid van mijn afdeling. Zijn lange dunne verschijning doet me altijd weer aan een hazewindhond denken.

"Kan ik je even spreken, chef?" vraagt hij, terwijl hij me de gang op wenkt. Zodra ik de deur achter me gesloten heb fluistert hij, "Er gaat dit weekend iets groots gebeuren."

"Wat en waar?" wil ik weten.

"Daar kan ik niet achter komen. Maar verschillende informanten van me, die contacten hebben in de sektengemeenschappen, kwamen hiermee."

"Mocht dit inderdaad op onze moordenaars slaan, dan vrees ik het ergste." denk ik hardop.

"Ik heb al geïnformeerd naar vermissingen in de laatste 24 uur." zegt Sam. "Maar er gebeurt niets abnormaals."

"Ik ga Giles onze laatste informatie geven. Misschien ziet hij een verband, dat wij over het hoofd zien." vertel ik tegen hem. "Probeer ondertussen iets meer te weten te komen over dat groots gebeuren."

We lopen samen het gebouw uit, en gaan ieder onze eigen weg.

Het is druk op Piccadilly Circus, dus het duurt even voordat ik mijn auto kwijt ben. Het is wederom een prachtige avond. De straten krioelen van mensen. De winkelende mensen op weg naar huis, en de vroege stappers op zoek naar pubs, restaurants, theaters, enz.

Ik vind Giles in de Taverne van het Regent Palace. Hij en zijn collega's hebben twee tafeltjes bezet, en het eten is net opgediend.

"Aeron, kom erbij zitten." nodigt Rupert mij uit. Zijn tafelgenoten beginnen al een zitplaats voor me vrij te maken.

"Ik moet je even spreken." geef ik hem de reden van mijn bezoek.

"Dat kan na het eten nog wel." vindt hij. "Je zult wel net als wij, een drukke dag gehad hebben. Om aan te sterken gaat dan niets boven een goede maaltijd en een pint Lager."

Ik moet toegeven dat mijn maag, bij het zien van zoveel heerlijk ruikend voedsel, opdringerig begint te knorren.

"Vooruit dan maar." stem ik in, en schuif aan. De bediening is prompt en binnen tien minuten heb ik een dampend bord met lamsvlees, gebakken aardappelen en sperziebonen voor me staan. In plaats van de voorgestelde Lager neem ik een glas mineraalwater. Ik ben tenslotte nog in dienst.

De archeologen voeren onder elkaar een drukke discussie over de verschillende lezingen van de afgelopen dag. Ik kan er in ieder geval geen touw aan vastknopen.

Op een gegeven moment zie ik een groepje van drie personen die Giles aandacht lijken te willen trekken.

"Rupert, die drie mensen aan de bar, zijn dat ook collega's van je?" informeer ik. Zodra hij ze ontwaart vernauwen zijn ogen zich. Als dat beroepsgenoten zijn, dan zijn ze zeker van de oppositie.

"Nee. Geen collega's." antwoordt Giles. "Maar misschien hebben ze wel bruikbare informatie betreffende onze zaak." Hij excuseert zich, en loopt op het drietal toe. Ze zijn te ver weg, en mijn tafelgenoten zijn te rumoerig, om het gesprek te kunnen horen. Maar het is duidelijk dat Giles het ergens helemaal niet mee eens is. Na een paar minuten vertrekken zijn gesprekpartners weer, en komt hij in gedachten verzonken terug aan de tafel.

"Wat wisten ze te vertellen?" vraag ik, mijn nieuwsgierig niet kunnen bedwingend.

"Volgens hen wordt vannacht, voor het eerst in meer dan tweeduizend jaar, de overwinning van de duisternis weer gevierd. Meer kunnen of willen ze me niet vertellen."

"Dat moet dan de aanroepingen van de Heren van Het Oude Land zijn." merkt onze overbuurman op.

"Wat weet je daarover, Steven?" vraagt Giles ernstig.

"De Heren van Het Oude Land werden, voor de Romeinse periode, door verschillende druïdegroepen aanbeden." legt deze Steven uit. "Op de eenentwintigste juni is het de kortste nacht. In die nacht riepen ze deze demonen op om het lengen van de nachten, de terugkeer van de duisternis, te vieren. Na het verdwijnen van de druïden, en daarmee hun kennis, leefde dit geloof door bij sommige heksengenootschappen."

"Die druïden en de heksenkring zijn dus in principe één en dezelfde groep." zeg ik opgewonden tegen Giles. Dan vertel ik hem wat ik deze dag te weten ben gekomen.

"Steven." vraagt Rupert na mijn verhaal. "Hadden, volgens de overleveringen, de druïden een methode om de demonen te beheersen? Ik kan me voorstellen dat ze een soort noodrem hadden, voor het geval deze wezens buiten hun controle dreigden te raken."

"Nu je het zegt." antwoordt de aangesprokene. "Ze hadden een heilig voorwerp dat ze het Licht van de Maan noemden. Als ik me niet vergis was dat een dolk met een zilveren lemmet."

"Enig idee of die dolk nog bestaat?" wil Rupert weten.

"We hebben in onze verzameling een Keltische dolk uit de vierde eeuw voor Christus, die aan de beschrijving voldoet. Als je wilt kan ik je hem morgen laten zien." biedt zijn collega hem aan.

"Het is vandaag de eenentwintigste juni." merkt Giles op. "We hebben hem vannacht nodig."

"Hij zal wel ergens in het magazijn liggen." oppert Steven. "Je afkeer van computers kennende, stel ik voor dat je de kaartenbak eens raadpleegt."

"Uitstekend! Bedankt voor je informatie." zegt Giles als hij opstaat. "Kom Aeron! We hebben geen minuut te verliezen." Ik steek nog snel het laatste stukje lam in mijn mond, voordat ik hen volg.

In de lounge haal ik hem weer in. "Leg me eens uit." richt ik me tot hem. "Hoe een 24 eeuwen oude dolk ons kan helpen deze sekte op te sporen."

"Oh, maar daar is hij ook niet voor." verklaart Giles. "Deze dolk moet er voor zorgen dat we het overleven."

Op een of andere manier ben ik de draad kwijt geraakt.

| Titelblad | Vorig hoofdstuk | Volgend hoofdstuk |
| Buffy pag. |