DE DUIVEL DOET NIET MEER MEE |
|||||||||
De verkondiging op Zondag Invocavit |
|||||||||
Mattheüs
4:1-11
|
preek
in de
Evang.-Lutherse
Gemeente
Dordrecht
op 13
februari
2005 |
||||||||
De
duivel,
wie
is dat
toch
en wat
geloven
we er
van...
Vorig jaar heb ik Luther geciteerd; die zei: ‘Wat een mens aan kwaad mee kan maken, is zo reëel en tastbaar, dat, zegt Luther, er wel een satan zijn moet.' Laat me een paar minuten met grote sprongen door de geschiedenis van het denken over de duivel gaan. Het is om te proberen er achter te komen, waar het geloof aan de duivel vandaan komt. Een
speurtocht
naar
de
herkomst
van
de
duivel
is
geen
grapje.
Het
brengt
ons
tot
de
begin-vragen,
de
vragen
naar
de
oorsprong
van
het
boze.
Waar
komen
het
onrecht
en
de
pijn,
de
vernieling
en
de
kwaadaardigheid
toch
vandaan...?
We horen
vanochtend
de drie
verzoekingen
waaraan
de Christus
Jezus
werd
blootgesteld.
Ook
hier
past
de satan
zich
feilloos
aan
bij
het
eigene
van
de Christus
Jezus.
Het
evangelie
immers
verkondigt
hem
als
het
levende
Woord
Gods,
een
tempel
niet
met
handen
gemaakt,
en de
openbaring
van
de Heere-God
in zijn
nabijheid,
in zijn
volk.
Ieder zijn eigen duivel... maar die van Jezus is wel een heel geraffineerde. Met de nauwe betrokkenheid op de gewijde Schrift en de Allerhoogste Heer tracht de duivel hem te verstrikken en af te brengen van zijn opdracht in het leven. Bemoediging en troost heeft dit verhaal ons ook te bieden: de Christus Jezus staat beschermend vóór ons, plaatsvervangend als het gaat om de overwinning op de satan. Want alléén kunnen wij ons deerlijk vergissen in onze strijd tegen het kwaad. Ieder
heeft
zijn/haar
eigen
duivel,
die
heel
trefzeker
en
in
telkens
nieuwe
schakeringen
en
varianten
ons
probeert
te
doen
verzaken
aan
onze
opdracht,
onze
roeping,
onze
verantwoordelijkheid
als
naaste. Goddank,
de
Heere-God
komt
tot
ons,
om
op
mensen-niveau
de
overwinning
te
behalen
in
zijn
strijd
tegen
het
boze. |