|
Gisteren snel afgedaald naar Eupen. Dat betekent nu op gang
komen door flink te klimmen naar de stuwdam. Mooi door de bossen en, via een doorwaadbare
-gelukkig mag ik fietsen- stroom om een pad te volgen over de Hoge Venen. Dit gaat tot
ruim 600 meter, ik heb Nederland nu echt verlaten.
De route gaat door het dal van de Our. Paul Benjaminse benadrukt in de beschrijving
dat hij het vermoeiende stijgen en dalen vermijdt. Voor mij, uit de vlakke klei
getrokken, blijft het lastig me te oriënteren met een dimensie er bij.
Vlak na Steinebrück, waar het dal op grote hoogte overspannen wordt
door een snelweg, gaat het wegje naar links, terwijl het dal ook rechtdoor
gaat. Ik kom over dat riviertje -he?, stroomt dat niet de verkeerde kant uit?-.
Mijn brains weigeren de conclusie te trekken dat het een zijstroom is en dat het dal
van de Our naar links gaat. Bij het proberen richting en gevoel op één lijn te krijgen
fiets ik regelmatig het dal uit. Halverwege omhoog, uitgeput, bedenk ik dat Paul B
schrijft dat de route in het dal blijft. Eindelijk snap ik het, maar het is al eind
van de middag en bij Steinebrück is volgens de beschrijving een camping.
Camping: het adres brengt me bij een café. De baas
vraagt zijn dochter iets -mijn Duits is altijd al slecht geweest-, ik loop met haar
mee, ze stapt in de auto en rijdt weg. Terug naar de baas, die brengt mij naar
een erfje -normaal van de hond, daar moet ik later even mee praten voordat die het goed
vindt-. Aan het erfje staat iets wat op campingfaciliteiten kan wijzen. Ach ja,
"Sie haben mich dass abgenommen", maar ik kan best op de camping staan.
Gas en water moet weer even aangesloten worden, bij een lekkere douche denk ik nog
"ben ik zo vies", maar dat was de roest die uit de leidingen spoelde.
Twee dagen met veel zoeken naar de route, betekenen het einde van mijn poging om
vrijdag 21 juli de tijdrit van Freiburg naar Mulhouse in de Tour de France te zien.
Maar ja, zo'n tijdrit duurt ook eindeloos en zelf fietsen is veel
lekkerder.
|