WegWijzer Oostelijk Groene Hart
Home Recreatie Landschap Stadjes Startpagina's Colofon

Ontstaan van het Landschap

Om beter te begrijpen wat er zoal te zien is als je door de polders gaat, is het goed om iets
te weten over hoe dat landschap ontstaan is. Hieronder zijn in het kort een aantal belangrijke
elementen van deze ontwikkeling beschreven. Vanwege het 'breukpunt' tussen de natuurlijke
ontwikkeling en het menselijk ingrijpen, ca. 1000 jaar geleden, wordt het onderstaande stuk in
die twee grote periodes vertdeeld.

1. De natuurlijke ontwikkeling tot ca de 11de eeuw na Chr.
  In vogelvlucht door de miljoenen jaren
  Na de laatste ijstijd
  Veranderingen in de loop van het water
  Vroegste bewoning  
   
2. Het grootschalig ingrijpen van de mens vanaf de 11de eeuw na Chr.
  Eerste ontginningsfase: bedijking en ontwatering
  Strijd tegen het water  
  Turfwinning en het ontstaan van de grote plassen
  Droogleggingen
  Huidige landschap
  Toekomstige ontwikkelingen
   
Links  
Literatuur  

Naar boven


1. De natuurlijke ontwikkeling tot ca de 11de eeuw na Chr.

In vogelvlucht door de miljoenen jaren
De aarde is weliswaar een kleine 5 miljard jaar oud, maar Nederland is geologisch gezien een jong land. Het is hoofdzakelijk opgebouwd uit zg. 'tertiaire' en 'kwartaire' afzettingen. Met het Tertiair wordt het tijdvak van 65 tot 2 miljoen jaar geleden aangeduid en met Kwartair de laatste periode van een kleine 2 miljoen jaar. Daarbij speelden de laatste ijstijden een grote rol. De voorlaatste ijstijd wordt Saalien genoemd en duurde van 200.000 tot 130.000 jaar geleden. Tijdens de koudste periode binnen het Saalien was een groot deel van Europa, tot ongeveer halverwege Nederland, bedekt met ijs. Zwerfkeien, in het noorden en oosten van ons land en rond het IJsselmeer, zijn door de gletsjers vanuit Scandinavië naar ons land getransporteerd. Een aantal heuvels in Nederland zijn zogenaamde stuwwallen van de binnenschuivende gletsjers. De Utrechtse Heuvelrug, zich uitstrekkend van Naarden / Huizen tot Rhenen, met een max hoogte van bijna 70 m, is daar een mooi voorbeeld van. De voorlopig laatste ijstijd heet het Weichselien en duurde van 100.000 tot 10.000 jaar terug. Het is de tijd waarin onze verre voorouders door de toendravlaktes, die Nederland en de drooggevallen Noordzee bedekten, dwaalden. De gletsjers kwamen dit keer niet tot Nederland, maar de invloed die van het ijs uitging op het klimaat uitte zich wel degelijk.

Naar boven

Na de laatste ijstijd
Aan het eind van de laatste ijstijd, zo'n 10.000 jaar geleden, ligt de Noordzee dus grotendeels droog. De Rijn stroomt ergens bij de Doggersbank in het deels bevroren Noordzeewater. Als dan de temperatuur langzaam weer gaat stijgen, smelten de ijskappenn en loopt de Noordzee van lieverlee vol. De zeespiegel stijgt verder en hier in de buurt stijgt het grondwaterpeil, zodat grote gebieden drassig worden en bovendien overstromen de rivieren, omdat ze nog geen dijken hebben, vaak heel grote gebieden. Hierdoor vormde zich op het toen aan de oppervlakte liggende zand, uit resten van rietplanten en struiken, een laag veen, 'basisveen' genoemd. Overigens, dat zand ligt op sommige plaatsen, bijv. bij Hilversum, nog steeds aan de oppervlakte, maar elders, bijv in de omgeving van Vinkeveen, op een diepte van 6-8 meter onder het maaiveld. Door de alsmaar stijgende zee spiegel drong de zee over dit veen steeds verder het land binnen en ca 6000 jaar geleden lag de kustlijn niet ver ten westen van Woerden. Over het eerste veen werd toen zeeslib afgezet. Doordat in de eeuwen daarna steeds meer duinen ter hoogte van de huidige kustlijn werden gevormd, werd de zee steeds meer buiten gesloten. Hierdoor kwam een eind aan de klei afzetting, De beddingen van de kreken groeiden dicht en het water werd steeds voedselarmer en zoeter waardoor er mos en heide gingen groeien. Dit heeft enkele duizenden jaren geduurd waardoor op de klei, of direct op het basis veen, een meters dikke laag veen is ontstaan, en daarmee de veenmoeras gebieden.

Naar boven

Veranderingen in de loop van het water
In de periode voordat de rivieren, zoals de Rijn, bedijkt werden, hadden deze zeer veel vertakkingen, die zich kronkelend een weg baande door het moerasgebied. Ieder voorjaar overstroomden ze, waardoor het meegevoerde materiaal (grind, zand en klei) in deze overstroomde gebieden werd afgezet. Langs de oevers ontstonden hierdoor, vooral uit klei bestaande, zg. oeverwallen. Omdat de loop van de rivier zich vaak heeft verlegd, kan dit zich over een breed gebied uitstrekken. Dit wordt de stroomgordel van de rivier genoemd.
Voor wat betreft de Rijn, deze is in het jaar 1122 bij Wijk bij Duurstede afgedamd. Het water wordt vanaf dat moment richting zee gevoerd via de Lek. De Rijn, achter de dam Kromme Rijn resp. Oude Rijn genoemd, is alleen nog van belang voor afvoer van het water uit de regio. Door verzanding van de monding bij Katwijk kon het water hier na verloop van tijd toch niet goed weg en dat leverde weer de nodige problemen op.
De Hollandse IJssel onderging in 1285 hetzelfde lot, deze werd toen door graaf Floris V afgedamd bij Klaphek, in de buurt van Nieuwegein. Ook hier leidde dit tot verzanden en daardoor allerlei consequenties voor de afwatering van de regio

Naar boven

Vroegste bewoning
Voor zover er sprake is van bewoning van deze streek is dat dan vóór de 11 eeuw na Chr. bijna uitsluitend op de verhoogde oeverwallen binnen de stroomgordel van een rivier. Zo ook de nederzetting van de Romeinen in Woerden vanaf de 1ste tot en met ca het eind van de 4de eeuw na Chr. Ook de vroegere buurtschappen in de omgeving van Woerden, zoals Barwoutswaarder, Rietveld, De Bree, Houtdijk, s'Gravensloot, Polanen, Catterbroek en Kromwijk liggen op dit soort stroomruggen en een aantal waren al bewoond vóór de ontginningen. Overigens, het transport van mensen en goederen vond, tot een paar honderd jaar geleden (bijna) uitsluitend over water plaats

Naar boven

2. Het grootschalig ingrijpen van de mens vanaf de 11de eeuw na Chr.

Eerste ontginningsfase: bedijking en ontwatering

Het bedijken van de grote rivieren is aan het eind van de 11de eeuw begonnen. Door deze bedijking werden de waterstromen meer en meer gefixieerd en kwam er een eind aan de natuurlijke ontwikkeling van stroomruggen. Tot de 10e eeuw lagen de nederzettingen uitsluitend op de hoger gelegen stroomruggen.
Naast het aanleggen van dijken gebeurde er nog iets anders dat blijvende invloed had op het landschap. De bisschop van Utrecht en de graaf van Holland gaven het land ter ontginning uit aan zogenaamde kolonisten, de Cope-ontginningen. Grote percelen onontgonnen gebied (de cope) werden volgens een vaste maatvoering ingedeeld in hoevematen en uitgegeven aan ondernemers in ontginningen. Een hoeve is 6 voorling (ca 1250 m) lang en 30 Stichtse roeden (ca 113 m) breed. Deze indeling zie je heden ten dage nog overal terug in het landschap. In het plaatje hiernaast is dit voor een klein gebied ten noorden van Woerden te zien. Als u op het plaatje klikt krijgt u een groter kaart (1000x1000 pixels, ca 200kb). Deze kaart komt uit een publicatie van Berendsen en Cortenraad van 1983.
Vanuit een ontginningsbasis -een natuurlijk water of een wetering of dijk- zette men de breedte van de hoeve in de wildernis uit. De Coper gaf de hoeve uit aan kolonisten die dan aan weerszijde van het perceel ontwateringssloten groeven tot de lengte van 1250 m en daarna het land gingen ontginnen. Rondom het ontginningsblok werden kades opgeworpen om het water uit aangrenzende gebieden te weren. Deze kades werden later als houtkaden beplant. Daarvan zijn er een groot aantal ook heden ten dage terug te vinden, bijv de Hollandse kades tussen Kamerik en Kockengen.
In de 11e t/m 14e eeuw is op deze manier het hele veenmoerasgebied in oostelijk Zuid Holland en westelijk Utrecht ontgonnen en in gebruik genomen.
 


Systematiek van de Cope ontginningen

Naar boven

Strijd tegen het water
Met de ontginning begon ook de zorg voor de waterhuishouding. Het ontwateren en afvoeren van het overtollige water was in het begin geen probleem. Omdat het veengebied nog boven de zeespiegel lag, stroomde het overtollige water vanzelf door de sloten en weteringen naar de rand van het veenmassief. Deze waterafvoer ging voor een deel via Oude Rijn. Dit leidde, door de gebrekkige afvoer naar zee in de buurt van Leiden tot overstromingen. Om die reden werd er door Holland in de 12de eeuw een dam bij Swadeburg (nu Zwammerdam) gebouwd. Hierover is heel wat te doen geweest, maar uiteindelijk is men toch tot acceptabele afspraken over de uitwatering gekomen
Door de ontwatering van de veengebieden kwam ook een doorgaand proces van inklinken op gang waardoor het niveau van het land daalde. De 'spontane' afwatering uit de begin periode viel hierdoor weg. Vanaf het begin van de 15de eeuw, maar soms pas in de 17de eeuw, werd dit steeds meer opgelost door een polder te omdijken en met behulp van windmolens het overtollig water omhoog te malen en 'op een boezem uit te slaan'. Bij het verder inklinken was het later soms nodig om het water zover omhoog te voeren dat een 2- ,3- of zelfs 4-traps bemaling moest worden ingevoerd. De nog werkende molenviergang bij Aarlanderveen is in deze uniek in de wereld

Een nog groter probleem was het 'buiten de deur' houden van het buitenwater. Vanuit het Zuiden was er steeds de dreiging van de overstromende Lek en van het Noorden uit de vernietigende kracht van het binnendringende water van de Zuiderzee.
Ook Woerden en de omgeving hebben daar de gevolgen van ondervonden. Een paar jaartallen uit de 15e, 16e en 17e eeuw waarbij ook Woerden direct in de problemen kwam zijn 1496,1508, 1509, 1514 en 1624 t. g. v. Lekdijk doorbraken en 1570, 1625 en 1675 door het wegslaan van de IJ en/of Zuidezee dijken. Verder moeten nog apart doorbraken in 1575 en 1672 genoemd worden omdat de wateroverlast waar Woerden toen mee te maken kreeg veroorzaakt werd door hert opzettelijk doorsteken van de dijken. In 1575 gebeurde dat om Woerden en Oudewater te ontzetten van de belegering door de Spanjaarden. In 1672 probeeren de Fransen de 'Hollandse Waterlinie truc' tegen de Hollanders te gebruiken door de Lekdijk door te steken.

Voor het gezamelijk bestrijden van deze bedreigingen zijn al in de 14de eeuw een aantal hoogheemraadschappen gevormd. Zo ook in 1323 het grootwaterschap van Woerden, waarschijnlijk n.a.v. Lekdijk doorbraken in 1321 en 1322.

Naar boven

Turfwinning en het onstaan van de grote plassen
Al in de Romeinse tijd was bekend dat turf (gedroogd veen) uitstekende brandstof was. Om de eigen bewoners van de streek, maar veel meer nog de bewoners van de omliggende steden, zoals Amsterdam, van brandstof te voorzien is tussen de 11de en 19de eeuw een groot deel van het veen afgegraven. In eerste instantie vooral het hoogveen en later ook het laagveen. Dit laatste gebeurde door zg 'natte vervening' het opbaggeren van veen en dan te drogen leggen. Op die manier zijn bijv. in de periode van ca 1670 - ca 1920 de Reeuwijkse en Sluipwijkse plassen ontstaan
Alle meertjes aangeduid met de term plassen, zoals de Nieuwkoopse plassen, de Loosdrechtse plassen, zijn op dezelfde manier ontstaan. Dit plassengebied was begin 18de eeuw véél groter dan nu, omdat men daarna weer een deel van die plassen heeft leeggemalen.
Als voorbeeeld is rechts een kaartje van ca 1770 waarop de toenmalige plassen bij Wilnis en Zevenhoven te zien zijn. Als u op het plaatje klikt krijgt u een iets groter gebied te zien (120 kb).
Ook bijv het gebied ten noorden van Rotterdam bestond toendertijd grotendeels uit plassen.

Naar boven

Droogleggingen
Vanaf 2de helft 18e eeuw is men begonnen een aantal van de veenplassen die ontstaan waren door de turfwinning weer leeg te pompen. Bijvoorbeeld in 1764 de Bovenkerker polder (ten noorden van Uithoorn). De droogmaking van de polder Eerste Bedijking (ten noorden van Mijdrecht) begon in 1791 maar het duurde door allerlei tegenslagen tot ca 1840 voor het zover was. Ook een groot deel vande plassen rond Zevenhoven werden tussen 1796 en 1806 weer drooggelegd
Meestal is makkelijk te herkennen of een polder een drooggemalen veenplas is, omdat deze polders over het algemeen 'strakker' en 'leger' zijn.
Door het droogmaken zijn ook enkele aardkundig interessante effecten zichtbaar geworden. De oorspronkelijk lager liggende kreekruggen zijn door het afgraven van het veen en na de droogmaking nu als verhoging in het landschap zichtbaar.

Naar boven

Huidige landschap
De in de voorgaande paragrafen beschreven ontwikkelingen m.n. de ontginningen, de turfwinning en de droogmakingen zijn het meest bepalend geweest voor het landschap zoals we dat nu kennen. Deze zaken zijn nog heel erg makkelijk terug te vinden in de omgeving. Ook veel huidige namen herinneren nog aan de cope ontginningen, zoals Teckop, Gerverskop, Williskop, enz.

Naar boven

Toekomstige ontwikkelingen
Voor het gebied ten noorden van de Oude Rijn is er het plan 'De Venen in 2020'. Dit heeft tot doel een betere toekomst voor de landbouw en volop recreatie mogelijkheden in het gebied te realiseren. Voor meer informatie hierover kunt u het beste
naar de website van de Stichting Ontwikkeling de Venen gaan.

Naar boven


Links
Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden
Streekarchieven Nederland
Streekarchief Rijnstreek (werkgebied: gemeentes Bodegraven, Montfoort, Reeuwijk, Woerden)
Nationaal archief
Archiefnet
Alles over molens

Informatie over aardkundige waarde, geodiversiteit en geotoop

Veenmuseum Vinkeveen
Stichting de Bovenlanden
Historische vereniging 'De Proosdijlanden'
Stichts-Hollandse Historische Vereniging

Naar boven

Literatuur:
Berendsen, H.J.A.(1982), De genese van het landschap in het zuiden van de provincie Utrecht, een fysisch-geografische studie. Dissertatie Utrecht
Linden, H van der(1955), De Cope. Bijdragen tot de rechtsgeschiedenis van de openlegginmg der Hollands Utrechtse laagvlakte. Dissertatie Utrecht
Rinsma, E.J. (1986), De Ronde Venen . . .een omgekeerde wereld: wel en wee van boeren, schippers en verveners in een waterland. Canaletto. Alphen a/d Rijn
Gottschalk, M.K.E., Stormvloeden en rivieroverstromingen in Nederland, Delen I, II en III, Assen 1971-1

Eind augustus 2003 is er door de Gemeente Woerden nog een interessant boekje over deze materie uitgebracht :
Haartsen, A (2003), Het land van Woerden, Gemeente Woerden

Naar boven