Kreeftachtigen |
krabben
pissebedden |
rivierkreeften
zeepokken |
Kreeftachtigen
vormen een klasse van geleedpotigen die een groten rijkdom aan soorten
kent. Hoewel men bij "kreeften" het eerst denkt aan
rivierkreeften, krabben of langoesten, behoren ook de watervlooien en de
pissebedden tot deze klasse. Kreeftachtigen
leven overwegend in het zeewater, een aantal soorten leeft in zoet water,
enkele soorten leven op het land. Ze hebben net zoals de insecten een
lichaam dat verdeeld is een kop, borststuk en achterlijf. Bij vele soorten
zijn de kop- en borstsegmenten vergroeid tot een kopborststuk. Hun
uitwendige skelet (chitineskelet) wordt dikwijls versterkt door stukjes
kalk. Dit vormt een hard, korstachtig pantser (schaaldieren). Op
de kop bevinden zich vijf paar ledematen: twee paar voelsprieten, twee
paar onderkaken en één paar bovenkaken. Ledematen die aan de andere
lichaamsgedeelten vast zitten worden gebruikt
om te ademen (kieuwen), om te zwemmen, om te lopen etc.. Hogere
kreeften, zoals de zeekreeften, langoesten of krabben hebben een hart en
een bloedvatenstelsel, lagere
kreeftachtigen zoals de kieuwloze watervlo hebben dit niet. Zij ademen via
hun lichaamsoppervlak. Hun lichaam is niet gepantserd. Naast
de voelersprieten vormen de goed ontwikkelde facetogen ook een belangrijk
zintuig van de kreeftachtigen. Het zenuwstelsel van kreeftachtigen lijkt
op dat van insecten. Ze hebben een touwladderzenuwstelsel en in alle
segmenten zenuwknopen. De
hogere kreeften vormen de grootste onderklasse van de
kreeftachtigen. Er bestaan bijna 20.000 soorten. Ze hebben allemaal
dezelfde bouw: vijf kopsegmenten, acht borstdelen en zes of zeven
achterlijfsegmenten. De onderklasse is verdeeld in meerdere ordes. Eén
van deze ordes is die van de decapoda (tienpotige kreeften). Hiertoe
behoren de zeekreeften, langoesten, strandkrabben en de Noordzeegarnalen.
Een andere orde vormen de pissebedden, zij komen zowel in het water als op
het land voor. |