Stralingshygiëne

Hoofdstuk

IONISERENDE STRALING
Toepassingen, waar kom ik het tegen?
Bronnen met ioniserende straling treft men aan bij de volgende toepassingen:
Röntgenstraling
  • röntgentoestellen bij hospitalen, tandartsen;
  • technische röntgentoestellen voor materiaalonderzoek (controle op inhoud of op haarscheurtjes);
  • parasitaire röntgenstraling uitzendende toestellen met klystrons, thyratrons, magnetrons, amplitrons, TWT's (waarin RF-energie wordt opgewekt of versterkt) en beeldbuizen. Dit zijn ongewilde neveneffecten.... dus parasitaire effecten!.
Radioactieve stoffen
  • test- en oefenbronnen;
  • rookmelders (ook in gedereguleerde rookmelders);
  • elektronenbuizen (als vóór-ionisatie van onder andere zend-ontvangstschakelaars, overspanningsbeveiligingen en als "thoriated tungsten" gloeidraden en kathodes);
  • lichtgevende verf (wijzerplaten in oude legervoertuigen en op instrumenten, lichtbronnen);
  • metaallegeringen en lenzen,
  • Depleted Uranium (DU)-toepassingen als afscherming, pantser en munitie.
MERKTEKENS / HET HERKENNEN
Het is van belang dat artikelen met radioactieve stoffen herkenbaar zijn en dus deugdelijk zijn gemerkt. Immers, wanneer ter plaatse géén of niet de juiste meetapparatuur aanwezig is, moet men afgaan op de waarschuwingstekens volgens figuur 13.

Voor uurwerken, waarin een radioactieve lichtgevende verf is toegepast, geldt dat er géén waarschuwingssymbolen nodig zijn, wanneer de hoeveelheid radioactief materiaal beneden een bepaalde waarde blijft.

In geval van twijfel, over het al dan niet aanwezig zijn van radioactieve stoffen in het materiaal, moet men dit in eerste instantie ALTIJD als radioactief beschouwen en als zodanig handelen. Daarna kan de assistentie worden ingeroepen van een deskundige, ter vaststelling of het materieel inderdaad radioactieve stoffen bevat.

Figuur 13. Waarschuwingsteken voor ioniserende straling>
CONTROLE OP AANWEZIGHEID
Het toepassen van radioactieve stoffen in het materieel heeft in het gebruik voordelen; De kwaliteit en betrouwbaarheid zijn in het algemeen hoger. Echter uit het oogpunt van stralingsbescherming kleven hieraan ook nadelen. Deze nadelen, in de vorm van extra risico's, doen zich vooral voor bij opslag, vervanging, onderhoud, reparatie, breuk c.q. ongevallen en bij vervoer en afvoer.

Elektronische componenten
Indien het niet reeds administratief bekend is, aan de hand van typenummers of merktekens, kan met meetapparatuur worden aangetoond dat elektronische componenten radioactieve stoffen bevatten. Hierbij geldt dat:
  • Bij artikelen die tritium (H-3) bevatten, dit NIETaan de buitenzijde is aan te tonen met een eenvoudige bęta/gamma-monitor.
  • Promethium (Pm-147) en krypton (Kr-85) aan de buitenzijde, bij nieuw materiaal redelijk goed en bij oud materiaal nauwelijks meer is aan te tonen.
  • Cobalt (Co-60) en radium (Ra-226), aan de buitenzijde net tot zeer goed kan worden aangetoond met een eenvoudige bęta/gamma-monitor, zie ook figuur 14.
Spannings stabilisatie buisjes, type OA2, OA85 en OB2.
Figuur 14. Radioactieve stoffen in elektronenbuizen
(zowel als vaste stof, maar ook gasvormig.)
Lichtgevende verf.
Deze verf kan de radioactieve stof Radium (Ra-226), Promethium (Pm-147) of Tritium (H-3) voorkomen. Of dit met eenvoudige middelen te meten is kan men vaststellen in de onderstaande tabel:

Lichtopbrengst.
Men dient zich wel te realiseren dat na verloop van tijd de lichtopbrengst van radioactieve lichtgevende verf sterk terugloopt:
  • Radiumverf is na circa 10 jaar donkerbruin gekleurd en geeft daarna géén licht meer, maar heeft nog steeds dezelfde hoeveelheid radioactiviteit (T½ ≈ 1600 jaar)! Het verfpigment en het hechtmiddel worden kapot gestraald. De verf wordt brokkelig en er is een kans op een ongecontroleerde verspreiding van radioactief materiaal.
  • Van een met tritiumverf bestreken wijzerplaat is na circa 5 jaar de lichtopbrengst gehalveerd.
Donkerproef.
Of een lichtgevende verf radioactieve stoffen bevat is, met uitzondering van oude radiumverf, op de volgende manier eenvoudig te bepalen:
  • Berg het artikel 48 uur in het donker op;
  • Kijk na die tijd, ook in het donker en na een adaptietijd van circa 15 minuten, of er nog lichtschijnsel is waar te nemen;
  • Wanneer er géén lichtschijnsel aan het verfoppervlak meer is te zien, bevat de gebruikte verf géén radioactieve stof;
  • "Gloeit" de verf nog steeds op, dan handelt het om een radioactieve verfsoort.
Tot zover de beschrijving over toepassingen van ioniserende straling. Nu naar het volgende hoofdstuk om te leren hoe hiermee veilig om te gaan.