1)  Willem Jan Kooiman, 1903-1968, raakte geboeid door het lutheranisme, door gesprekken met lutheranen en persoonlijke studie. Hij werd luthers predikant achtereenvolgens in Wildervank, Deventer en Amsterdam. Hij promoveerde op het onderwerp 'Luthers's Kerklied in de Nederlanden', diss. Amsterdam 1943. In 1946 werd hij hoogleraar aan het Evang.-Luthers Seminarium te Amsterdam, en ook gewoon hoogleraar in de theologie aan de Universiteit van Amsterdam, tot 1968.


2)  Vaste onderdelen zijn bijvoorbeeld het Kyrië en het 'Onze Vader'. Die komen altijd in de Liturgie voor, ongeacht de tijd van het jaar. Een wisselend gedeelte is bijvoorbeeld een Schriftlezing. De keuze wat te lezen, is afhankelijk van het tijdvak of het feest dat zich voordoet.

Deze tijdvakken en feesten zijn onderdelen van het Kerkjaar.

Voor overige informatie over de vaste onderdelen: klik op 'onderdelen van de liturgieviering' bovenaan deze pagina, en klik daarna op het onderdeel van uw keuze.


3)  Aan het woord Voorbereiding is te zien dat het hier niet gaat om een formele schuldbelijdenis, maar om zelfonderzoek met het oog op de Eredienst die gaat beginnen: wie zijn wij dat wij Gods heilsgeheimen uitspreken en vieren?
'Laten wij nu bidden dat wij leven voor zijn aangezicht, om Hem te dienen al onze dagen,' vragen wij. Dit dienen ziet op de Eredienst die gaat beginnen, en dóórgaat, het hele leven door.
 


4)  De Naam van de HEER gaat voorop.
Het woordje 'in' betekent hier: op gezag van.
De Naam is onuitspreekbaar, maar wij spreken met drie woorden:
Vader, Zoon, Geest.
Het is een zeer oude poging om van God te zeggen dat Hij Liefde is. Liefde is relatie. De Vader, de Zoon en de H. Geest hebben elkaar lief, zij zijn in God en zijn ook zelf 'afzonderlijk' God.
 


5)  Introïtus betekent binnenkomst. Toch zijn de voorganger en het kerkenraadslid naast hem/haar al binnen... .
Elke oplossing is aanvechtbaar, maar veel is te zeggen voor een Voorbereiding en Introïtus vóór de altaartafel. Pas tijdens het psalmgezang loopt de voorganger naar de altaartafel of naar de lezenaar.


6)  Een antifoon (keervers) wordt doorgaans vóór - en na een aantal psalmverzen gezongen. Soms is het een refrein dat enkele malen tussen een aantal verzen voorkomt. Het haalt een bepaalde gedachte naar voren en 'zet de toon' - dat laatste letterlijk: het laat horen in welke toonsoort de navolgende psalmverzen worden gezongen.


7)  De volledige Latijnse tekst luidt: Gloria Patri et Filio et Spiritui Sancto - Eer aan de Vader en aan de Zoon en aan de Heilige Geest.
Past dit wel aan het slot van een psalm - die toch van joodse origine is?
Wij kunnen het verdedigen door te stellen, dat de christelijke Gemeente begonnen is als een joodse stroming. Bovendien is het belijden van de Drieëne God al zeer oud.


8)  Kyrië is de aanroeptitel 'HEER!' Het is afkomstig uit het openbare leven: zo werd een aanwezige hoge bestuurder verwelkomd.
In de Liturgie fungeert het in het smeekgebed 'HEER ontferm U'. De lutheranen zingen het tweemaal. en daartussen 'Christus ontferm U'.
Dit gebed is geen belijdenis van schuld, maar een gebed voor de nood van de wereld.


9)  Het Gloria (ook wel Gloria in excelsis of Groot Gloria genoemd, lees de tekst) is hoofdzakelijk een lofgebed in hooggestemde bewoordingen.
Het Kyrië is ouder; het wordt in elke Liturgieviering gebruikt. Maar ook het Gloria heeft het volgehouden tot de dag vandaag - een bewijs, dat de tekst en de bijbehorende melodieën zeer sterk zijn.
Het wordt niet gezongen in de tijd vóór Pasen.


10)  ( ...  ,,, )  Op deze plaats kan een diaken, de predikant of een andere liturg een intentie uitspreken.
Het is bij voorkeur iets dat ons hoog zit, dat we in de Liturgie onmiddellijk voor God willen brengen.


11)  Wat doet een groet op dit moment in de Dienst? Meestal wordt hij gezegd / gezongen door de predikant, Maar die gáát toch al voor, vanaf het begin van de Dienst?
Toch mogen ook diaken en misdienaars de eerste delen van de Liturgie verrichten. Gaat daarna de priester bidden, dan is eerst een groet aan het kerkvolk zinvol.
Nu wordt het meer ervaren als een oproep om aandachtig te zijn. De Kerk bidt of spreekt namens de HEER.


12)  Het antwoord van de Gemeente is wat gedateerd. 'Geest' is een hier een Hebreeuwse spreekwijze voor de persoon zelf. Daarom dat sommigen Gemeenten dit antwoord hebben aangepast. Het luidt dan: 'en ook met u.'


13)  Collecta is letterlijk.: verzamelden. Het gebed tot het verzamelde volk, of het gebed waarin alle intenties van het Kyrië-gebed samen genomen worden? De beknoptheid doet in ieder geval die oorspronkelijke naam recht.
Voor elke zon-, feest- en gedachtenisdag heeft de Westerse Kerk een vaste Collecta. Hier bidt niet een willekeurige voorganger (een zelf gemaakt gebed), maar hier wordt het gebed der Kerk uitgesproken.


15)  Luther handhaafde de Collecta. Hij beveelt in zijn 'Deutsche Messe und Ordnung Gottis Dienst' aan, het te zeggen op een gebedstoon. Ook aan te bevelen is, dat de voorganger bij het zeggen van de Collecta niet achter maar vóór de altaartafel staat, hetgeen in tot in de vorige eeuw heel gebruikelijk was. Zie over deze plaats het artikel van ds H. Valk 17).


18)   Het lezen uit heilige (correcter: gewijde) geschriften is van alle tijden en komt in zeer vele religies voor. De oudste christelijke Gemeenten lazen al brieven van hun stichters (apostelen en/of evangelisten) en later ook evangeliën (die als Christus- verkondiging bedoeld zijn). Zij hadden al de Hebreeuwse Bijbel, zeker als er veel joden in hun midden waren.


19)  De eerste Schriftlezing in onze Liturgie is doorgaans een Oud- Testamentische. In de lutherse Hoofdienst op zondagochtend is deze pas in de vorige eeuw weer in zwang gekomen. Voor die tijd beperkte men zich tot Epistel en Evangelie.
De keuze van Oud- Testamentische lezingen is zeer oud: afkomstig uit oud-kerkelijke centra als Milaan, de oostkust van Spanje en natuurlijk Rome.


20)  Beurtzang van volk en schola cantorum, later van schola cantorum en cantor. Meestal enkele (gregoriaanse) psalmregels. Het woord komt van 'gradus', de trede naar de lezenaar.
In de lutherse Liturgie doorgaans één of meer verzen uit een geneefse psalm.


21)  De tweede Schriftlezing is van onderwijzende en ook wel vermanende aard. Epistel = brief, d.w.z. van een apostel. In principe wordt in Dordrecht het klassiek-lutherse leesrooster gebruikt. Een enkele keer wordt (eveneens volgens dit rooster) op deze plaats gelezen uit het boek Handelingen der apostelen of uit de Openbaring aan Johannes.


22)  Het psalmwoord (onberijmd gezongen/gezegd) hoort thuis bij het Halleluja dat eigenlijk bedoeld is als vreugdevolle inleiding op de evangelielezing. Het vervalt op 'paarse zondagen', alhoewel het in de Advent hier en daar gehandhaafd wordt. In de Advent zou men het kunnen vervangen door het 'Hosianna,' kom toch te hulp..


23)  Dat elke zondag haar vaste zondagslied heeft, vindt zijn oorsprong in het proprium van de katholieke eucharistieviering: de inhoud van enkele zangstukken zoals Introïtus, Graduale en Alleluia hóórt bij een specifieke zondag door het jaar of bij een gedachtenis- of feestdag. In de Liturgische Katern (een bijlage bij het Liedboek) vindt u de lijst van zondagsliederen.


24)  Voorlezing uit een evangelieboek in de Liturgieviering vond al voor 150 na Chr. plaats. Het wordt gehoord als woorden van de HEER zelf, vandaar dat de Gemeente staat gedurende het voorlezen. De keuze ligt, net als bij de Epistel, in principe vast.


25)  Dat vóór en na de evangelielezing een doxologie door de Gemeente wordt aangeheven, is ter ere van de Christus Jezus, Heiland van de wereldvolkeren, wiens goede boodschap ten gehore wordt gebracht.


26)  Na de evangelielezing kan hier het Credo worden gezegd/gezongen. Dit gebeurt hier alleen als in de Dienst geen Heilig Avondmaal word gevierd.


27)  De Dienst der offeranden en gebeden vormen een eenheid. De ingezamelde gaven worden op de altaartafel gelegd.
Daar horen ook brood en wijn bij. Lees een kort artikel over het aanbrengen van de gaven.


28)  De Kerk is geen biddende gemeenschap omwille van eigen vroomheid, troost, grootte en invloed, maar omwille van de nood van mensen: dat kunnen de eigen leden zijn, maar ook groepen of enkelingen buiten de Kerk. Daarom spreken we van voorbeden.
Een voorbede is zelf eigenlijk geen gebed, maar een oproep tot gebed. Dat gebed is het 'Heer ontferm
U.' Het gaat hier om meer gearticuleerde oproepen, minder direct-spontaan als aan het begin van de Dienst, wanneer tot het Kyrië-gebed wordt opgeroepen.


29)  Wordt het Heilig Avondmaal gevierd, dan staat het Credo hier als een soort afbakening van wat vroeger de 'mis der ongedoopten' en de 'mis der gelovigen' werd genoemd.
In de oud-christelijke Kerk moesten de catechumenen (zij die zich voorbereidden op de H. Doop) het kerkgebouw verlaten voordat het Credo werd aangeheven.


30)  Praefatio (lett. voorwoord) bestaande uit vredegroet, 'verheft de harten' en dankzegging, elk bestaande uit een korte tweeregelige dialoog. De danzegging loopt uit op een 'solo' van de voorganger, een wisselende tekst.


31)  Sanctus betekent heilig, en de tekst is naar Jesaja 6: Heilig, heilig, heilig is de Heer der machten.
Benedictus betekent gezegend: ‘Gezegend hij die komt in de naam van de Heer,’ en dit komt uit verschillende bijbelgedeelten waar de komst van de Verlosser wordt beloofd of beschreven.
De slotzin van het Benedictus luidt: 'Hosanna in den hoge.' Hosanna betekent: 'Kom bevrijden!'
Sanctus en Benedictus zijn al in de zevende eeuw in West-Europa achter elkaar gezet binnen de avondmaalsliturgie.



32) De volgorde: Prefatie, Sanctus & Benedictus, Avondmaalsgebed met Onze Vader, Inzettingswoorden en Agnus Dei dateert van vóór de Middeleeuwen, al is het Didachè tafelgebed nog ouder.


33)  Het avondmaalsgebed dat daarna komt, kan, zoals in Dordrecht, worden afgesloten met het ‘Onze Vader.’


34)   Het is een citaat uit de Eerste brief van Paulus aan de christenen te Korinthe, 11:23-26, met aanvullingen uit de Evangeliën volgens Lukas (22:20) en volgens Mattheüs (26:28).


35)   De elevatie is ietwat omstreden binnen het lutheranisme: het opheffen van ouwel en beker en het tonen daarvan aan de Gemeente door een beweging die de vorm van het kruis volgt. Het zou een magische werking suggereren. Wij benadrukken echter door de elevatie de werkelijke tegenwoordigheid van Christus in brood en wijn.


36)  De grote ouwel ('zicht-ouwel') wordt gebruikt bij de elevatie. Het breken is gedachtenis van het gebroken lichaan van Christus.


37)  Zij scharen zich rondom de altaartafel. De ouwel kan men desgewenst indopen in de beker. Na de communie reiken zij elkaar de hand en wensen elkaar de vrede van Christus.


39)  De zegen kan zijn: de zegen van Aäron, ook wel Oud-testamentische zegen genoemd, of ze kan zijn de apostolische zegen, de Nieuw-testamentische zegen. Lees over de inhoud, de waarde en de kracht van de zegen een briefwisseling tussen br. Jaap van Driel en ds Baan.