Galileo Galilei (1564 - 1642)
Het boek van de natuur is in de taal van de wiskunde geschreven. De wetenschap kan geen twijfel zaaien over religieuze doctrines, ze kan ze alleen maar versterken. De grootste ontdekking, van deze pionier van de telescoop, was de wet van de vallende lichamen of wel van de constante versnelling. Galilei was een groot denker die de weg van kennis bevrijdde van religieuze dogma's.
De Rationalisten:
Rene Descartes (1596 - 1650)
Descartes was een Franse filosoof en wiskundige verwierp alles tot hij kon bewijzen dat het waar was. Dit systeem van systimatische twijfel is van groot belang gebleken voor wetenschappelijk en filosofisch onderzoek. Hij wordt dan ook wel de vader van de moderne filosofie genoemd. Zijn beroemde werk is het Meditationes de prima philosophia.
Het enige waarvan hij echt zeker was is `cogito ergo sum', ofwel "ik denk dus ik besta"
Benedict de Spinoza (1632-1677)
De Nederlander De Spinoza verkondigt het idee dat alles in het universum een is. Er is slechts een substantie en die substantie kunnen we als God of als natuur opvatten. Alles is een deel van God en is dus een expressie van de Goddelijke natuur. Iedere mens is een gelokaliseerde concentratie van de attributen van de werkelijkheid, maar is niet echt een individu, want het enige ware individuele is is het universum in zijn geheel. Als aanhanger van Neale Donald Walsch moet ik dan ook stellen dat Spinoza zijn tijd ver vooruit was. Spinoza ontkende het bestaan van vrije wil door te stellen dat alles in de geest van God is ontstaan. De ware vrijheid is om te handelen overeenkomstig de natuur (god). Van uit deze gedachte volgt dan ook dat er geen kwaad bestaat.
Net als Descartes ontwikkelde hij, als grondig determinist, op basis van de geometrisch-wiskundige methode, een filosofisch systeem. Hierin stelt hij God gelijk aan de scheppende natuur. De oneindige (enige) substantie God/natuur heeft twee bekende attributen, denken en uitgebreidheid. Bij de mens kun je dat zien als ziel/geest en lichaam. Ziel en lichaam ontwikkelen zich onafhankelijk van elkaar.
Spinoza's doel was het vinden van geluk. Hij zag daarbij de bijbel als een historisch werk, maar niet als het woord van God. Dit gaf hem de mogelijkheid om van af nul een filosofie op te zetten. Zoals gezegd is God hierbij de alles overheersende kracht, oneindig en volmaakt. Dat dit in zijn tijd tegenstand heeft opgeroepen moge duidelijk zijn. Vandaar dat zijn lijfspreuk Caute (voorzichtigheid) was. De radicale verlichting is bij Spinoza begonnen.
In tegenstelling tot een aantal Engelse filosofen uit de zelfde periode vindt Spinoza dat Emperische kennis, dus kennis gebaseerd op ervaring middels onze zintuigen, ontoereikend is. Er is intuïtieve kennis en het verstand.
Volgens Spinoza: "Dat ieder zichzelf liefheeft, zijn belang, voor zover hij waarachtig is, zoekt en alles nastreeft wat hem tot grote volmaaktheid brengt. Dat in het algemeen ieder zijn eigen zijn, zoveel in zijn vermogen is, tracht te behouden, dit is zeker zo waar als de stelling dat het geheel groter is als het deel." Een ieder streeft er dus naar in zijn bestaan te volharden. Als je blijft bestaan geeft dat vreugde. Te veel lichamen om je heen geeft een afgeremd en droef gevoel, alsof we geleefd worden. Neuro wetenschappelijk onderzoek toont het gelijk van Spinoza aan.
Werk:
1. Theologisch politiek traktaat (enige werk dat tijdens zijn leven is uitgegeven).
2. Etica, zijn belangrijkste werk. Dit is niet makkelijk leesbaar en men moet beginnen met het begrijpen van de basis begrippen.
3. Lees "De weg naar het geluk" of "De verhandeling over de verbetering van het verstand". Dit is meer aan te raden literatuur.
Citaten:
1. Er bestaat geen hoop die niet vermengd is met angst, en geen angst die niet vermengd is met hoop.
2. Vrede is niet de afwezigheid van oorlog. Het is een deugd, een geestesgesteldheid, een schikking voor welwillendheid en rechtvaardigheid.
3. Alleen diegene is vrij die er in in vrijheid mee instemt om zich te laten leiden door rede.
4. Onze handelingen zijn, voorzover ze bepaald worden door de macht of rede van de mens, altijd goed. De andere handelingen kunnen zowel goed als kwaad zijn. Daarom is er geen rationeel leven zonder intelligentie en zijn dingen alleen goed voorzover ze de mens helpen om een geestesleven te leiden dat wordt bepaald door intelligentie.
5. De menselijke geest wordt niet met wapens veroverd maar met liefde en grootmoedigheid.
6. Hoewel de mens alles bepaald aan de hand van zijn genoegen, levert een gemeenschappelijke verbintenis meer voordelen dan nadelen op.
7. Het is het best om onze geest te richten op dingen die eendracht en vriendschap bevorderen.
8. Afzonderlijke dingen zijn niets anders dan variaties van de eigenschappen van god, of de vaste en vast omlijnde wijze waarop de eigenschappen van god worden uitgedrukt.
9. Vleierij brengt eendracht, maar slechts doormiddel van een eerloze misdaad van slavernij of bedrog, want niemand is zo gevoelig voor vleierij als de trotse mens, die de eerste wil zijn maar het niet is.
10. De mens die goed heeft begrepen dat alles volgt uit de noodzakelijkheid van de goddelijke natuur en gebeurt overeenkomstig de eeuwige wetten en regels van de natuur, zal in de waarheid niets ontdekken wat haat hoon of verachting verdient, noch zal hij met iemand medelijden hebben, maar, voor zover de menselijke deugd daartoe in staat is, hij zal trachten naar vermogen goed te doen en verheugd te zijn.