|
||
|
(1-6) (7-12) (13-18)
|
Bij de
bovenhandse
techniek moeten de armen, ruim voordat de bal
gespeeld wordt, vrijwel gestrekt boven je hoofd worden gebracht.
De handen liggen achterover en de duimen wijzen naar achteren (o.a. om
duimblessures te voorkomen). Eén voet staat iets voor de andere.
Vlak voor de bal in je handen valt buig je beide benen en heel iets de ellebogen.
Op moment van spelen strek je armen en benen en volg je de
bal met je vingers. Zorg ervoor dat je altijd "ingedraaid" staat, in de
richting waarin je wilt spelen.
Bij de onderhandse
techniek leg je de handen in
elkaar en je strekt je armen volledig in de ellebogen, de onderarmen liggen
indien mogelijk tegen elkaar. Zet één voet voor de andere, zak iets door de
knieën. Nog vóór het moment van spelen wijzen de armen horizontaal
naar voren. Op het moment van spelen strek je beide benen en fixeer je licht de
schouders, volg de bal enigszins bij het verliezen van het contact (sturen of
brengen van de bal).
Ook bij het onderhands spelen is het van groot belang, van tevoren "ingedraaid" te zijn in de richting waarin je wilt spelen. Als trainer kun je hier nauwelijks genoeg op hameren.
You can make a translation of this page, if you like |
|