19 Een vervolg op oefeningen
18
We stellen nu bij B evenveel spelers op als bij A:
Aan de kant van A, komt nog een speler in het midden voor het net
(bv. C) aan de kant van B speler D.
Om te beginnen speelt A naar C, C geeft
een set-up aan A, A speelt dan de bal over het net naar B. B passt
onderhands naar D; D geeft een set-up aan B; B speelt de bal over het
net naar A; A passt weer naar C enz.
Rouleren gaat van A > D > B > C > A
1. We spelen eerst alles bovenhands.
2. Wanneer we
de bal over het net ontvangen, passen we onderhands naar de
“spelverdeler “.
3. Als 2, maar de bal wordt met een sprong over het net
gespeeld.
|

top
|

4. Over het net spelen met één hand: A
“tactisch”; B
“hard”.
5. Vóór we een set-up geven moeten we blokkeren. |
|
20
Begin met een 2-tal,
daarna een circuitvorm
(= ook verdedigen)

1.
Bovenhands en onderhands spelen
2.
Elkaar bovenhands sprong set-ups geven (onderlinge afstand 2 à 3
meter).
|

top
|
3.
Speel de bal 1x loodrecht omhoog, maak een ½ draai en speel de
bal
achterwaarts naar je partner.
4.
Smashen en verdedigen; speel in de volgorde aanval - pass -
set-up - aanval enz...(met
z'n 2en dus).
5. Verdedigen in circuit-vorm:
Spelers A, B, C en D hebben een bal. Speler S begint, linksachter
- A geeft een harde smash
- B geeft een zachte "tactische" bal
- C werpt een bal loodrecht omhoog, deze moet
geblokkeerd / weggeduwd worden
- D speelt eveneens een zachte/korte bal, zodat
er gedoken moet worden.
|
|
21
Oefeningen met 2-tallen:
verschillende opdrachten
Inspelen met 2-tallen als
volgt:
- tweetallen A:
in het achterveld
- tweetallen B:
over het net
1. A en B beginnen met boven- en onderhands over en
weer spelen.
2.
A doet smash - verdedig - set-up enz.
B speelt over het net:
3x spelen.
Na ± 3 minuten A en B wisselen.
4.
A werpt de bal hoog, juist over het net.

B smasht "uit stand" meteen terug.
|

top
|

3. Serveren; ontvanger passt naar het net, loopt snel naar voren
en vangt eigen pass af.
Daarna omgekeerd
|
|
22 Oefeningen in een vorm met 2 tegen 2
1. Bovenhands over het net spelen, ruim achterin
plaatsen. De "rally-pass" onderhands spelen, de set-up weer
bovenhands. A en B wisselen doorlopend van positie, dus na de pass naar
het net komen en de bal er over spelen.
2. Idem, nu de bal met een "aanvals-sprong"
over het net
spelen.
3. De over het
net gespeelde bal wordt geblokkeerd.
4. We spelen de bal over het net met één hand.
|

top
|
5.
De bal wordt met een smash over het net gespeeld. |
|
23
Ieder een bal: (techniek + conditie)
1.
Van achterlijn naar net met de bal “dribbelen” (basketbaldribble).
Bij het net de bal vastpakken in beide handen, hoog opspringen en met
kracht de bal over het net werpen, zo strak mogelijk naar beneden. Dan
pak je je bal en doe je vanaf de andere kant van het net hetzelfde.
- ook uit te voeren met 2-tallen; waarbij de nr.1 eerst heen en terug
gaat, daarna de nr.2.
2.
Vanaf de achterlijn de bal
hoog opwerpen richting net, maak een korte sprint, vang de door jezelf
geworpen bal op. Opnieuw opspringen en de bal hard en strak
over het net werpen (als bij 1).
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|

top
|
3. Nu per tweetal
even 1 bal:
nr.2 (met bal), werpt deze hoog en ver over nr.1
nr.1 speint en vagt af, nr.2 loopt rustig mee
4. We gaan nu
met 4-, of 3-tallen werken:
B werpt de bal over A (roept de naam) A sprint en vangt af bij A1,
hierna gaat hij onder het net door, draait zich om, springt op en werpt
de bal weer met beide handen over het net (strak) in de richting van B.
B verdedigt, passt de bal op A, die weer onder het net door terug
is gekomen vangt de bal af en sluit aan achter C of eventueel D.
Hierna is de beurt aan B, daarna C, D, A enz..... |
|
24
Oefeningen met 2-tallen
(rally-pass & aanval)
1.
Elk aan een kant van het net: “onderhands”, of makkelijk
serveren naar je partner.
Partner passt naar het net en vangt zelf de bal af. Degene die
juist de bal afving serveert nu (enz.).
2.
Met de bal, bij het net hoog op springen en de bal werpen in het
achterveld, naar je partner. Onder het net doorgaan en de pass van je
partner afvangen. Terug onder het net door en opnieuw. 10x dan wisselen.
|

top
|
3.
Als 2: bal over het net werpen, er onderdoor gaan, daarna echter
niet afvangen, maar van de pass een set-up maken. Je partner moet naar
het net komen en smashen.
- Steeds één kant op laten
smashen -
- Bv. na 3 minuten wisselen
van taak -
4.
Partner werpt van ±
5 meter van het net, de bal juist over het net (bijna nog op de
netrand). Partner, staande aan de andere kant, smasht, vrijwel uit stand
dus, de bal direct terug. (10x en dan wisselen). |
|