Oefeningen voor de techniek 25-29

terug/of naar:    index    (1-6)    (7-12)    (13-18)    (19-24)  


Inhoud

25   Collectieve oefening

26   Bovenhands + aanval

27   In circuit-vorm


 

28   Sprongsetup/smash/verdedig

29   Spelen met één hand


        Klik op het miniatuurtje om deze te vergroten!

 

 


25
     Collectieve oefening

1.   Bovenhands spelen en de bal nalopen.

2.   Idem, maar als je vanuit het achterveld richting het net speelt, doe je dit onderhands.

3.
   Nadat je de bal onderhands hebt teruggespeeld, maak je een duik richting rechter achterveld, daarna sluit je weer aan.

4.
   Hetzelfde als pnt.3, maar nu werpt T een bal aan, waar de duik plaats vindt (bal moet uiteraard gespeeld worden)



5.
   A smasht; B verdedigt; SV geeft set-up, bal nalopen A > B > SV > A enz. rustig, goed gericht beginnen; pas als het goed loopt, ga je het moeilijker maken: (harder, smash, tactisch)




               *  NU OVER HET NET  *

Techniek oef. 25; Collectieve oefening (6)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


top


Techniek oef. 25; Collectieve oefening (1 t/m 4)
    oef. 1 t/m 4

 

Techniek oef. 25; Collectieve oefening (5)
   oef. 5

 

6.  T speelt de bal naar B. B verdedigt / passt de bal naar C. C speelt de bal meteen over het net naar A. A passt op SV, deze geeft een set-up en A valt aan.
Na de aanval sluit A achteraan bij B.
We lopen weer steeds de bal na.
7.  Idem (als pnt.6) + extra: na de aanval blokkeren.

 

 


26
     Bovenhands spelen
         combineren met een aanval

A en B spelen bovenhands over en weer en verplaatsen zich al spelende in de richting van het net. Uiteindelijk geeft de speler, die in het midden over de as van het veld bij het net uitkomt een set-up aan de "buitenspeler". De ene keer is A set-upper, de andere keer B.
Na de aanval: bal pakken en aan de andere kant verder gaan. A en B wisselen met midden en buiten.

 

 

 

 


top

 

  Techniek oef. 26; Bovenhands spelen + aanval

 

 

 


27
     Diverse techniek oefeningen
          in circuit-vorm
Techniek oef. 27; Diverse oefeningen in een circuitje
(A)    nr.1 geeft setup aan nr.2, 2 “smasht” in achterveld naar nr.3, 3 passt naar 1, 1 geeft 3 nog een bal, 3 passt weer naar 1. Nu geeft 1 de setup weer aan 2 enz.

(B)   nr.1 speelt steeds de bal aan. nr.2 speelt onderhands met 2 armen terug naar 1 en rolt af op de matten.

 

 

 

 

 

 


top

 

(C)   nr.1 werpt de bal op tussen 2 en 3. zij “blokkeren” = duwen tegen de bal. komt de bal aan jouw kant, probeer hem dan te spelen; actie over bal weer naar 1.

(D)   De bal gaat steeds over en weer (boven- en onderhands). Nr.2 begint, door de bal naar nr.1 te spelen; daarna loopt nr.2 snel om nr.1 heen en gaat er voor staan. nr.1 speelt inmiddels de bal naar nr.3; Nr.3 speelt terug naar 2 (die immers vóór 1 is gaan staan). Nr.2 speelt terug naar 3, loopt nu om 3 heen en gaat dus weer vóór nr.3 staan enz. (dus alléén nr.2 loopt steeds om de andere twee heen; wel eens wisselen van functie).

 

 


28
     Oefeningen met 2-tallen
         (sprongsetups / smashen / verdedigen)

1.
   Bovenhands over en weer spelen, na het spelen doorhurken en met beide handen de vloer aantikken.

2.
   Elkaar sprong set-ups geven (afstand 3 meter) gedurende 1 minuut.

3.
   Onderhands over en weer spelen.

4.
   Bal opwerpen en naar de partner smashen via de vloer (hoog pakken en strak naar de vloer slaan).

5.
   Rustig slaan, de ander speelt onderhands terug.

6.
   Idem (als 5), nu steeds opzij van de partner spelen (goed achter de bal komen).

7.
   Harder slaan; aanvallen - verdedigen (met duiken / rollen enz.)

 

 

 

 

 

 

 

 

 


top


29
   
Oefeningen voor het spelen van de bal
         met één hand

Doel: Verkrijgen van meer gevoel voor de bal.

1.  Elk een bal: Stilstaande de bal hoog houden door deze met één hand (arm) op te spelen (zowel links als rechts). De armen blijven gestrekt in de elleboog.

2.  Idem met verplaatsen (b.v. van achterlijn naar het net). Oók achterwaarts (b.v. van net terug naar achterlijn)

3.  Met een tweetal de bal over en weer spelen, waarbij de bal steeds (onderhands) met één hand (zowel links als rechts) wordt gespeeld.

4.  Met een tweetal, waarbij de ene speler de bal aanwerpt (opzij van het lichaam), de ander speelt terug, daarbij strevend naar een hoge, zo zuiver mogelijk teruggespeelde bal.

5.  Als punt 4, maar nu meer als smash.

 

You can make a translation of this page, if you like
All you have to do is: select and copy a piece of text, paste it in the small textarea of Altavista Babel Fish Translater. Choose in the pulldown-menu to which language you want to translate: Vertalen van: Nederlands naar: Your language, and click the Vertaal-button