de schippersfamilie Boef van Oost-Vlieland Claes Cornelisz Boef werd op 17 december 1655 "op belijdenis haers geloof" gedoopt in de gereformeerde kerk van Oost-Vlieland, Waarschijnlijk was hij oorspronkelijk doopsgezind. Samen met zijn vrouw Martje Lolkes kreeg hij zeven kinderen:
1. Cornelis gedoopt 17-10-1655 Oost-Vlieland De oudste zoon Cornelis trouwde eerst met Aaltje Aris Swaen. Uit dit huwelijk werden in ieder geval drie kinderen geboren: Klaas, Stijntje en Martje. Klaas overleed in Oost-Indië. Stijntje trouwde in 1716 met de schipper Cornelis Boen. Zij overleed op 4 juni 1742 in Amsterdam, maar werd begraven op Vlieland. De jongste dochter Martje trouwde in 1718 met schipper Eelke Gerritsz uit Hindeloopen. Cornelis Claesz Boef hertrouwde met Geisje Janneman. In de zeebrieven wordt hij genoemd als schipper van "de Stad Danzig", een schip met een capaciteit van 150 lasten. Regelmatig voer hij naar de Oostzee. In december 1708 had hij twaalf mannen en 4 kanonnen aan boord, maar in april 1712 had hetzelfde schip een equipage van 8 mannen en was er geen geschut. Hij overleed op Vlieland 13-2-1737, en op zijn graf staat nog altijd een walviskaak. De tweede zoon Lolke Claesz Boef werd op 8 juli 1657 gedoopt. Zijn eerste vrouw Aaltje Pieters Onkruijt was ook afkomstig van Oost-Vlieland. Na haar overlijden hertrouwde hij in Buiksloot in 1697 met Aaltje Tjerks Schaap van Terschelling, dochter van Tjerk Cornelisz Schaap. Aaltje was weduwe van Cornelis Douwesz Boij. Het echtpaar Boef-Schaap ging in Amsterdam wonen. Lolke was makelaar en ook medereder van verschillende schepen, waaronder "de twee Gebroeders", "de Claude" en "de jonge Slootemaker". In 1706 gaf Lolke Boef opdracht aan Cornelis Haring, meester timmerman in Zaandam, om een galjootschip te bouwen. Het schip werd "de jonge Slootemaker" genoemd, en Gabbe Cornelisz van Terschelling was de schipper. Het nieuwe vaartuig was voor een kwart eigendom van Lolke Boef en ook voor een kwart van zijn schoonvader Tjerk Cornelisz Schaap. In juli 1710 vertrok "de jonge Slootemaker" naar Groenland. Daar werd het door een Franse kaper veroverd en genomen. De Engelsen hernamen het schip, en brachten het op in Plymouth. Zijn broer Claes Claesz Boef was ook schipper, maar vestigde zich in 1692 in Danzig. Tijdens de Negenjarige Oorlog (1688-1697) vestigden veel Nederlandse schippers zich in Danzig en Stockholm om onder neutrale vlag verder te kunnen varen. Bronnen: Jaarboek CBG 1991, Gemeentearchief Amsterdam Directie Oostersche Handel inventarisnummers 169, 170 en 445, ondertrouwregisters Amsterdam, notarieel archief Amsterdam, online database Tresoar. Met dank aan Niek Boevé. 18 maart 2007 intro 1705 1706 1707 1708 1709 1710 1711 1712 1713 1714 1715 1716 1717 1718 1719 |